Rolnummer: 22-000883-11
Parketnummer: 12-006990-03
Datum uitspraak: 28 november 2011
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Middelburg van 3 oktober 2003 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981,
[adres]
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en -na arrest van de Hoge Raad der Nederlanden d.d. 1 februari 2011- het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 14 november 2011.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, zal worden vernietigd en dat de verdachte, ter zake van het onder 1 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, met aftrek van voorarrest.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, met aftrek van voorarrest. Voorts is de verdachte ter zake van het onder 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een geldboete van EUR 100,- subsidiair 2 dagen hechtenis.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit gerechtshof heeft bij arrest van 23 augustus 2004 het vonnis waarvan beroep vernietigd en de verdachte ter zake van het onder 1 ten laste gelegde veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van
3 maanden, met aftrek van voorarrest. Voorts heeft het hof de verdachte ter zake van het onder 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een geldboete van EUR 250,-, subsidiair 5 dagen hechtenis.
Tegen dit arrest is namens de verdachte beroep in cassatie ingesteld.
De Hoge Raad der Nederlanden heeft bij arrest van 1 februari 2011 voormeld arrest voor zover het feit 1 betreft vernietigd en de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in zijn cassatieberoep voor zover dit feit 2 betrof. Voorts heeft de Hoge Raad de dagvaarding in hoger beroep voor het overige nietig verklaard.
Omvang van het hoger beroep
Gelet op voormeld arrest van de Hoge Raad van 1 februari 2011 is thans het vonnis waarvan beroep nog aan het oordeel van het hof onderworpen voor zover het betreft het onder 1 ten laste gelegde feit.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voor zover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 7 en/of 8 november 2001, in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een bedrijf aan de [weg] heeft weggenomen een hoeveelheid geld en/of een tray met blikjes Red Bull en/of een Mac Lite en/of een aansteker, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of door middel van een valse sleutel, te weten een aan bovenvermeld bedrijf toebehorende en niet voor gebruik door verdachte en/of zijn mededader(s) bestemde sleutel van dat bedrijf.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof overweegt dat de zich in het dossier bevindende stukken niets inhouden over een concrete en directe betrokkenheid van de verdachte bij het ten laste gelegde. Uit het dossier kan slechts worden afgeleid dat de verdachte op 7 en 8 november 2011 in de auto -waarin de gestolen goederen zijn aangetroffen- aanwezig is geweest. Van enige vorm van samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten gericht op de ten laste gelegde inbraak blijkt uit het dossier niet, noch van enige (gezamenlijk verrichte) uitvoeringshandeling. Het hof is daarom van oordeel dat niet bewezen kan worden dat de verdachte, op de wijze zoals is ten laste gelegd, zo nauw en bewust met anderen heeft samengewerkt dat er sprake is van medeplegen. De verdachte heeft ontkend zich op enigerlei wijze aan de diefstal te hebben schuldig gemaakt en het louter aanwezig zijn in een auto waarin gestolen goederen zijn aangetroffen, is daarvoor onvoldoende. Het hof zal de verdachte daarom vrijspreken van het onder 1 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door mr. H.M.A. de Groot,
mr. C.M. le Clercq-Meijer en mr. M.F.L.M. van der Grinten, in bijzijn van de griffier mr. R.T. Poort.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 28 november 2011.
Mr. M.F.L.M. van der Grinten is buiten staat dit arrest te ondertekenen.