ECLI:NL:GHSGR:2011:BU6058

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
19 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.087.594/01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Lückers
  • A. Labohm
  • J. Kamminga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het hoger beroep bij te laat betaald griffierecht

In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van verzoekers in hun hoger beroep, dat zij hebben ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Rotterdam van 22 februari 2011. De verzoekers, de moeder en de jongmeerderjarige, hebben in hoger beroep verzocht om wijziging van de alimentatie voor de jongmeerderjarige en kinderalimentatie. Het hof heeft vastgesteld dat verzoekers het verschuldigde griffierecht niet tijdig hebben betaald. Het griffierecht had uiterlijk op 16 juni 2011 op de bankrekening van het hof moeten zijn bijgeschreven, maar is pas op 12 augustus 2011 ontvangen. De advocaat van verzoekers heeft aangevoerd dat hij de nota voor het griffierecht niet heeft ontvangen en dat dit hem niet kan worden tegengeworpen. Hij heeft verzocht om toepassing van de hardheidsclausule, omdat de moeder in financiële problemen verkeert door een herseninfarct en de jongmeerderjarige een studielening heeft moeten afsluiten.

De advocaat van de vader heeft echter betoogd dat er geen verschoonbare reden is voor het niet tijdig betalen van het griffierecht. Het hof heeft overwogen dat het niet ontvangen van een nota geen geldig excuus is voor het niet tijdig betalen. De wettelijke regeling vereist dat het griffierecht uiterlijk vier weken na indiening van het verzoekschrift moet zijn betaald. De advocaat van verzoekers had kunnen informeren naar de hoogte van het griffierecht of het bedrag kunnen betalen dat hij zelf had berekend.

Uiteindelijk heeft het hof, ondanks de late betaling van het griffierecht, besloten om verzoekers ontvankelijk te verklaren in hun hoger beroep. Het hof heeft geoordeeld dat de belangen van verzoekers onevenredig zouden worden geschaad indien zij niet-ontvankelijk verklaard zouden worden. De behandeling van de zaak zal op een nader te bepalen datum worden voortgezet.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector Civiel recht
Uitspraak : 19 oktober 2011
Zaaknummer : 200.087.594/01
Rekestnr. rechtbank : F1 RK 09-2169 & F2 RK 10-1711
1. [verzoekster 1],
hierna te noemen: de moeder, en
2. [verzoekster 2],
hierna te noemen: de jongmeerderjarige,
beiden wonende te [woonplaats],
verzoekers in hoger beroep,
hierna te noemen: verzoekers,
advocaat mr. S.J. Nijssen te Zierikzee, gemeente Schouwen-Duiveland,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. A. Maaskant te Hellevoetsluis.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
Verzoekers zijn op 19 mei 2011 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 22 februari 2011 van de rechtbank Rotterdam.
Bij die beschikking zijn de verzoeken van de moeder en de jongmeerderjarige - strekkende tot wijziging van de alimentatie jongmeerderjarige en kinderalimentatie - afgewezen.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van verzoekers:
- op 12 augustus 2011 een brief van diezelfde datum.
Op 22 september 2011 is de ontvankelijkheid van het verzoek in hoger beroep mondeling behandeld. Ter zitting waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de advocaat van de vader.
De jongmeerderjarige en de vader zijn, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
DE ONTVANKELIJKHEID VAN HET HOGER BEROEP
1. Het hof stelt vast dat verzoekers het door hen verschuldigde griffierecht niet binnen de betalingstermijn van vier weken na indiening van het beroepschrift hebben betaald. Het beroepschrift is ingediend op 19 mei 2011 en derhalve had op grond van de Wet griffierechten burgerlijke zaken (Wgbz) het griffierecht uiterlijk 16 juni 2011 op de bankrekening van het hof dienen te zijn bijgeschreven. Op 12 augustus 2011 is het griffierecht door het hof ontvangen.
2. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 282a, tweede lid, jo artikel 362 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) verklaart de rechter de verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek indien het verschuldigde griffierecht niet tijdig is voldaan. De rechter kan deze bepaling op basis van artikel 282a, vierde lid Rv buiten toepassing laten, indien hij van oordeel is dat de toepassing van die bepalingen gelet op het belang van één of meer van de partijen bij toegang tot de rechter zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
3. De advocaat van verzoekers stelt dat hij de nota griffierecht niet heeft ontvangen en dat hem daarom niet kan worden tegengeworpen dat hij het griffierecht niet binnen de termijn van vier weken na indiening van het verzoekschrift heeft voldaan. Hij verzoekt het hof, met een (summier onderbouwd) beroep op de bepaling van artikel 282a, vierde lid Rv, om verzoekers in hun hoger beroep te ontvangen. Hij stelt daartoe dat de moeder in 2008 een herseninfarct heeft gehad en sindsdien afhankelijk is van een WIA-uitkering. De jongmeerderjarige heeft een studielening moeten afsluiten om haar studiekosten te kunnen voldoen. De vader heeft naar mening van verzoekers voldoende draagkracht om een hogere kinderalimentatie te voldoen. Ontzegging van toegang tot de rechter zal derhalve leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
4. De advocaat van de vader stelt dat er geen verschoonbare reden is aangevoerd voor het niet, dan wel niet tijdig, betalen van het griffierecht. Sinds eind 2010 is bekend dat betaling van het griffierecht binnen 4 weken na indiening van het verzoekschrift dient te geschieden. De wet en de jurisprudentie zijn duidelijk: het niet ontvangen van een nota is geen verschoonbare reden om niet te betalen.
5. Uitgangspunt in deze is het volgende. Voor de vraag vóór wanneer verzoekers het griffierecht moesten betalen, is de vraag of hun advocaat de nota wel of niet heeft ontvangen, niet relevant. Vóór wanneer verzoekers moesten betalen, volgt namelijk uit de Wgbz: dat is uiterlijk vier weken na indiening van het verzoekschrift (artikel 3, vierde lid, Wgbz). Deze wettelijke regeling is anders dan bij procedures op grond van de Algemene wet bestuursrecht, waarin geregeld is dat griffierecht verschuldigd is binnen vier weken na een mededeling daarover. Als de advocaat van verzoekers geen nota heeft ontvangen en niet wist hoeveel hij moest betalen, had hij bij de griffie van het hof kunnen informeren naar de hoogte van het griffierecht of had hij het bedrag kunnen betalen dat hij zelf berekend heeft aan de hand van de tabel die als bijlage bij de Wgbz is gevoegd. Van een advocaat mag immers verlangd worden dat hij bekend is met de geldende wettelijke regels en dat hij zijn kantoorvoering aldus inricht dat die regels kunnen worden nageleefd. Derhalve is het niet (tijdig) ontvangen van een nota geen geldig excuus voor het niet tijdig betalen van het griffierecht.
6. De raadsman van verzoekers heeft ter zitting een beroep gedaan op de hardheidsclausule van artikel 282a, vierde lid, Rv in samenhang met 362 Rv. Het hof volgt hem in zijn - zeer summier onderbouwde - stelling dat de belangen van verzoekers in onderhavige zaak onevenredig zouden worden geschaad indien zij niet-ontvankelijk verklaard zouden worden en zij geen toegang tot de rechter zouden krijgen. Het hof zal hen ontvankelijk verklaren.
7. Dit leidt tot de volgende beslissing.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
verklaart verzoekers ontvankelijk in hun hoger beroep;
bepaalt dat de behandeling van de zaak zal worden voortgezet op een nader te bepalen datum.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Lückers, Labohm en Kamminga, bijgestaan door Hogendoorn als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 oktober 2011.