ECLI:NL:GHSGR:2011:BU5016

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
26 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
BK-10-00789
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting en boetebeschikking na verwijzing door de Hoge Raad

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Gravenhage, gaat het om een naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting en een boetebeschikking die zijn opgelegd aan de belanghebbende, een taxi-ondernemer. De Inspecteur had op 14 augustus 2003 een naheffingsaanslag van € 946 opgelegd voor het tijdvak van 27 februari 1998 tot en met 26 februari 1999, samen met een boete van 100% van het bedrag van de aanslag. De belanghebbende maakte bezwaar tegen deze beslissingen, waarop de Inspecteur de naheffingsaanslag handhaafde maar de boete verminderde tot € 473.

De belanghebbende ging in beroep bij de rechtbank Haarlem, die op 1 november 2006 de naheffingsaanslag handhaafde maar de boete verlaagde tot € 378. Hierna volgde hoger beroep bij het Gerechtshof te Amsterdam, dat op 14 januari 2009 de boete verder verlaagde tot € 95, maar de uitspraak van de rechtbank voor het overige bevestigde. De belanghebbende en de Staatssecretaris van Financiën stelden beroep in cassatie in bij de Hoge Raad, die op 26 november 2010 de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam vernietigde en de zaak verwees naar het Gerechtshof 's-Gravenhage.

Bij de behandeling na verwijzing hebben beide partijen aangegeven dat de naheffingsaanslag en de boete moeten vervallen. Het Hof heeft deze conclusie gevolgd en zowel de naheffingsaanslag als de boetebeschikking vernietigd. Tevens is de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende, vastgesteld op € 161. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 26 augustus 2011.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector belasting
Nummer BK-10/00789
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer d.d. 26 augustus 2011
in het geding tussen
[X] te [Z], hierna: belanghebbende,
en
de voorzitter van het managementteam van de Belastingdienst Centrale Administratie, hierna: de Inspecteur,
betreffende de hierna vermelde naheffingsaanslag en boetebeschikking.
Naheffingsaanslag, boetebeschikking en bezwaar
1.1. De Inspecteur heeft met dagtekening 14 augustus 2003 aan belanghebbende over het tijdvak van 27 februari 1998 tot en met 26 februari 1999 een naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting opgelegd van € 946. Ook is bij beschikking een boete vastgesteld van 100 percent van het bedrag van de aanslag.
1.2. Belanghebbende heeft tegen de naheffingsaanslag en de boetebeschikking bezwaar gemaakt. De Inspecteur heeft bij twee in een geschrift, gedagtekend 28 september 2005, vervatte uitspraken op bezwaar de naheffingsaanslag gehandhaafd en de boete verminderd tot op € 473.
Loop van het geding
2.1. Belanghebbende heeft tegen de uitspraken van de Inspecteur beroep ingesteld bij de rechtbank Haarlem. Bij uitspraak van 1 november 2006, nummer 05/6061, heeft de rechtbank de uitspraak van de Inspecteur betreffende de naheffingsaanslag gehandhaafd, de uitspraak van de Inspecteur betreffende de boete vernietigd, de boete verminderd tot op € 378 en de Staat gelast het griffierecht van € 37 te vergoeden.
2.2. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam. Bij uitspraak van 14 januari 2009, nummer 06/00550 heeft dat Hof de uitspraak van de rechtbank betreffende de vermindering van de boete vernietigd, de uitspraak voor het overige bevestigd, de uitspraak van de Inspecteur betreffende de boete vernietigd en de boete verminderd tot op € 95.
2.3. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam beroep in cassatie ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. De Staatssecretaris van Financiën heeft incidenteel beroep in cassatie ingesteld.
2.4. Bij zijn arrest van 26 november 2010, nummer 09/00749 (LJN BL6471, hierna: verwijzingsarrest), heeft de Hoge Raad de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam vernietigd, behoudens de beslissingen omtrent het griffierecht en de proceskosten, en de zaak verwezen naar het Gerechtshof te ’s-Gravenhage ter verdere behandeling en beslissing met inachtneming van het arrest.
2.5. Partijen hebben zich naar aanleiding van het verwijzingsarrest schriftelijk uitgelaten.
Zij hebben van elkaars schrifturen, waarvan de inhoud als hier ingelast moet worden beschouwd, kunnen kennisnemen. Het Hof rekent die schrifturen tot de gedingstukken.
2.6. Een onderzoek ter zitting van de zaak heeft niet plaatsgehad. Partijen hebben het Hof schriftelijk toestemming verleend een dergelijk onderzoek achterwege te laten.
Vaststaande feiten
3.1. In het geding na verwijzing dient te worden uitgegaan van de in het verwijzingsarrest tot uitgangspunt genomen feiten. Daarvan is thans met name van belang:
Op 21 januari 2003 heeft bij belanghebbende (een taxi-ondernemer) een onderzoek van de Belastingdienst plaatsgevonden. Van de bevindingen van dat onderzoek is een controlerapport, gedagtekend 2 juni 2003, opgesteld. Het controlerapport vormde voor de Inspecteur aanleiding om op 14 augustus 2003 van belanghebbende motorrijtuigenbelasting na te heffen wegens het ten onrechte toegepast zijn van de taxivrijstelling. Op het aanslagbiljet is als tijdvak van naheffing vermeld 27 februari 1998 tot en met 26 februari 1999.
3.2. Het vorenstaande betreft het motorrijtuig met het kenteken [XX-XX-XX] (Toyota Camry).
3.3. Uit de door partijen ingediende schriftelijke uitlatingen omtrent het verwijzingsarrest blijkt dat belanghebbende met ingang van 4 juli 2001 geen houder meer is van dat motorrijtuig.
Beoordeling van het hoger beroep
4.1. Blijkens de reacties van partijen op het verwijzingsarrest hebben zij zich beide op het standpunt gesteld dat de naheffingsaanslag en de opgelegde boete moeten komen te vervallen.
4.2. Het Hof volgt partijen in die eensluidende conclusie. Bijgevolg dient te worden beslist als hierna is vermeld.
Proceskosten
Het Hof acht termen aanwezig de Inspecteur te veroordelen in de door belanghebbende gemaakte proceskosten in het hoger beroep na verwijzing. Het Hof stelt deze kosten, op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht in verbinding met het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage, vast op € 161 wegens beroepsmatig verleende rechtsbijstand (½ punt à € 322 x 1 (gewicht van de zaak)).
Beslissing
Het Gerechtshof:
- vernietigt de uitspraak van de rechtbank behoudens de beslissing omtrent het griffierecht;
- vernietigt de uitspraken van de Inspecteur;
- vernietigt de naheffingsaanslag en de boetebeschikking;
- veroordeelt de Inspecteur in de kosten van het hoger beroep na verwijzing aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 161.
Deze uitspraak is vastgesteld door mrs. U.E. Tromp, J.T. Sanders en B. van Walderveen, in tegenwoordigheid van de griffier drs. C.D.N. van Vugt. De beslissing is op 26 augustus 2011 in het openbaar uitgesproken.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.
2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
- de naam en het adres van de indiener;
- de dagtekening;
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
- de gronden van het beroep in cassatie.
Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.