Rolnummer: 22-000798-11
Parketnummer: 09-920120-10
Datum uitspraak: 27 oktober 2011
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank 's-Gravenhage van 12 mei 2010 in de strafzaak tegen de verdachte:
[Verdachte],
geboren op [geboortedag] 1994 te [geboorteplaats],
[adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek
op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van
14 oktober 2011.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 20 uren, met aftrek van voorarrest, subsidiair 10 dagen jeugddetentie en jeugddetentie voor de duur van 60 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 21 dagen jeugddetentie voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, onder de bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de Stichting Bureau Jeugdzorg, afdeling jeugdreclassering, zolang die instelling zulks nodig acht.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 06 maart 2010 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning ([adres]) heeft weggenomen een flatscreen (merk: Philips), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door het (keuken)raam te forceren en/of te verbreken.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 06 maart 2010 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een woning ([adres]) heeft weggenomen een flatscreen (merk: Philips), toebehorende aan [slachtoffer], zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft door het (keuken)raam te verbreken.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Door en namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat hij ten tijde van het bewezen verklaarde feit aanwezig was in de buurt van het plaats delict, omdat hij in die omgeving had afgesproken met een vriendin, genaamd P., die hij via het sociale netwerk Hyves had leren kennen.
Naar het oordeel van het hof is noch uit het verhandelde ter terechtzitting noch uit de voorhanden zijnde processtukken – waarbij in het bijzonder wordt gelet op het proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 maart 2010 - aannemelijk geworden dat de verdachte daadwerkelijk bij toeval aanwezig was in de buurt van het plaats delict. Daarnaast overweegt het hof dat de verdachte nimmer nadere gegevens heeft verstrekt omtrent de persoon van voornoemde P. en ook anderszins geen moeite heeft gedaan om haar gegevens – bijvoorbeeld via het sociale netwerk Hyves - te achterhalen teneinde zijn standpunt te ondersteunen.
Het hof verwerpt derhalve het verweer.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd behoudens ten aanzien van de in dat vonnis opgelegde straf. Te dien aanzien heeft de advocaat-generaal gevorderd dat aan de verdachte
zal worden opgelegd een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 20 uren, met aftrek van voorarrest, subsidiair 10 dagen jeugddetentie en jeugddetentie voor de duur van 60 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 21 dagen jeugddetentie voorwaardelijk met een proeftijd van 1 jaar, onder de bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de Stichting Bureau Jeugdzorg, afdeling jeugdreclassering, zolang die instelling zulks nodig acht.
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan diefstal met braak door een (keuken)raam van een woning open te breken en vervolgens in die woning een flatscreen weg te nemen. Met deze handelwijze heeft de verdachte blijk gegeven geen respect te hebben voor de persoonlijke eigendommen van anderen. Bovendien brengt diefstal uit een woning ook een ernstige aantasting van het gevoel van veiligheid van de bewoner(s) met zich mee.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op de navolgende rapportages:
- een briefrapportage van Bureau Jeugdzorg Haaglanden d.d. 10 maart 2010, opgemaakt en ondertekend door A. Ouled L’kadi, jeugdreclasseringswerker/ITB Criem;
- een rapport van Bureau Jeugdzorg Haaglanden d.d. 2 april 2010, opgemaakt en ondertekend door A. van Stek, jeugdreclasseerder;
- een rapport van Bureau Jeugdzorg Haaglanden d.d. 7 mei 2010, opgemaakt en ondertekend door A. van Stek, jeugdreclasseerder, en
- een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 19 oktober 2011, opgemaakt en ondertekend door M. Bijkerk, raadsonderzoeker.
Uit recente rapportage van de Raad voor de Kinderbescherming volgt dat de verdachte een positieve ontwikkeling doormaakt op bijna alle leefgebieden. Louter de thuissituatie blijft een aandachtspunt. Derhalve wordt geadviseerd de verdachte een deels onvoorwaardelijke werkstraf en een deels voorwaardelijke werkstraf op te leggen, hetgeen vanuit pedagogisch oogpunt het meest passend is. Gezien de positieve ontwikkeling en de omstandigheid dat de verdachte reeds is behandeld bij De Waag is de Raad voor de Kinderbescherming van mening dat een proeftijd van één jaar met als bijzondere voorwaarde de maatregel Hulp en Steun uit te voeren door Bureau Jeugdzorg, afdeling jeugdreclassering, voldoende is vanuit zorgoogpunt.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de getuige-deskundige M. van der Bijl, jeugdreclasseerder bij Bureau Jeugdzorg Haaglanden, verklaard dat de thuissituatie thans stabiel is en dat een straf conform het advies van de Raad voor de Kinderbescherming passend is.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf van navermelde duur in combinatie met een geheel voorwaardelijke jeugddetentie van navermelde duur een passende en geboden reactie vormen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 77a, 77g, 77h, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 20 (twintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 10 (tien) dagen jeugddetentie.
Veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 60 (zestig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie, groot 21 (eenentwintig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 1 (één) jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de Stichting Bureau Jeugdzorg, afdeling jeugdreclassering, zolang die instelling zulks nodig acht.
Draagt aan deze instelling op aan de verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van de bijzondere voorwaarde.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. A.E. Mos-Verstraten,
mr. T.L Tan en mr. N.C. van Bellen,
in bijzijn van de griffier mr. S.S. Mangal.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 27 oktober 2011.
Mr. N.C. van Bellen is buiten staat dit arrest te ondertekenen.