ECLI:NL:GHSGR:2011:BU4242

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
17 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12-705822-10
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie in strijd met de Wet wapens en munitie

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 17 oktober 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Middelburg. De verdachte is beschuldigd van het voorhanden hebben van een vuurwapen van categorie III, te weten een tot vuurwapen omgebouwde pers/luchtdrukrevolver, en munitie van categorie III, te weten twee patronen (centraalvuur, volmantel revolvermunitie, kaliber .38). De verdachte heeft op 18 juni 2010 in de gemeente Hulst deze wapens voorhanden gehad, wat in strijd is met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet kon worden ontslagen van rechtsvervolging op basis van psychische overmacht, ondanks zijn verklaring dat hij zich bedreigd voelde door een Iranese zakenrelatie. Het hof oordeelde dat de verdachte, als modale burger, in staat was om weerstand te bieden aan de druk om een vuurwapen aan te schaffen. De verdachte is veroordeeld tot een werkstraf van 40 uur, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis van 20 dagen. Tevens is besloten tot onttrekking aan het verkeer van het in beslag genomen vuurwapen en de munitie, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden van de zaak, waarbij ook rekening is gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Rolnummer: 22-006419-10
Parketnummer: 12-705822-10
Datum uitspraak: 17 oktober 2011
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Middelburg van 14 december 2010 in de strafzaak tegen de verdachte:
[Verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1968,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van
3 oktober 2011.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf, in de vorm van een werkstraf, voor de duur van honderdtwintig uren, subsidiair zestig dagen hechtenis, waarvan zestig uren, subsidiair dertig dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 18 juni 2010, in de gemeente Hulst, een vuurwapen van categorie III, te weten een tot vuurwapen omgebouwde pers/luchtdrukrevolver, en/of munitie van categorie III, te weten 2 patronen (centraalvuur, volmantel revolvermunitie, kaliber .38), voorhanden heeft gehad.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 18 juni 2010, in de gemeente Hulst, een vuurwapen van categorie III, te weten een tot vuurwapen omgebouwde pers/luchtdrukrevolver, en munitie van categorie III, te weten 2 patronen (centraalvuur, volmantel revolvermunitie, kaliber .38), voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijf-fouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
het bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Strafbaarheid van de verdachte
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte op gronden als verwoord in zijn pleitnota betoogd dat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, nu in deze sprake was van psychische overmacht. Hiertoe heeft hij - kort en zakelijk weergegeven - aangevoerd dat de verdachte het vuurwapen heeft aangeschaft, omdat hij zich dusdanig bedreigd voelde door een Iranese zakenrelatie en de politie daartegen geen actie ondernam en dientengevolge heeft gehandeld onder zodanige benarde omstandigheden en aanzienlijke druk dat in redelijkheid niet viel te vergen dat hij het gewraakte handelen zou nalaten, aldus de raadsman.
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting gaat het hof van het navolgende uit.
De verdachte heeft ter zitting in hoger beroep verklaard door een persoon te zijn gevraagd bepaalde chemicaliën te leveren waarvoor in Nederland een exportverbod bestond. Toen verdachte dit heeft geweigerd, heeft deze persoon verdachte op verschillende manieren ernstig onder druk gezet dan wel bedreigd om wel te leveren. De verdachte heeft verklaard hierdoor te hebben gevreesd voor de veiligheid van zijn gezin en die van hemzelf.
Blijkens een proces-verbaal van bevindingen heeft verdachte op 11 mei 2010 en op 17 mei 2010 een gesprek gehad op het politiebureau met een tweetal verbalisanten over de hiervoor vermelde bedreigingen. Ook vermeldt het proces-verbaal dat verdachte in eerste instantie contact had opgenomen met de AIVD maar dat die hem hadden ‘doorverwezen’ naar de plaatselijke politie. De verdachte heeft verklaard de indruk te hebben gekregen dat zijn meldingen ten aanzien van de aan zijn adres geuite bedreigingen door de politie en de AIVD onvoldoende serieus werden genomen. De verdachte heeft vervolgens een tot scherp omgebouwd pers/luchtdrukrevolver met munitie aangeschaft om zijn gezin en zichzelf thuis te kunnen beschermen, indien het tot een confrontatie zou komen bij zijn woning. De verdachte heeft het wapen opgeborgen in een kluis in zijn woning.
Voor een geslaagd beroep op psychische overmacht dient het hof te onderzoeken of aan de voorwaarden voor aanvaarding van psychische overmacht is voldaan.
Die houden in de kern in dat sprake moet zijn van een van buiten komende drang waaraan de verdachte redelijkerwijze geen weerstand kon en ook niet behoefde te bieden.
Het hof acht aannemelijk dat verdachte onder invloed van de hierboven uiteengezette feiten en omstandigheden tot het plegen van het ten laste van hem bewezenverklaarde is gekomen. Echter de door de verdachte gestelde feiten en omstandigheden zijn van dien aard dat van de verdachte mocht worden verwacht – als modale burger – dat hij tegen die van buiten komende drang teweer zou stellen om tot de aankoop van een wapen ter bescherming van zichzelf en zijn gezin zou overgaan. Er stonden immers serieuze alternatieven voor de verdachte open en die zijn ook daadwerkelijk door hem gebruikt. Immers, hij heeft in zijn verklaring bij de politie aangegeven dat hij de beveiliging heeft aangepast en uitgebreid naar zijn woning en kantoor.
Het hof verwerpt derhalve het beroep op psychische overmacht.
Ook overigens is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte terzake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf, in de vorm van een werkstraf, voor de duur van veertig uren, subsidiair twintig dagen hechtenis. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de inbeslaggenomen voorwerpen zullen worden onttrokken aan het verkeer.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft onbevoegd een vuurwapen en daarbij horende munitie voorhanden gehad. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens veroorzaakt gevoelens van onveilig-heid in de samenleving en mede gezien de gevaarsaspecten van onbevoegd wapenbezit dient dit dan ook streng te worden bestraft.
In het voordeel van de verdachte houdt het hof bij de op te leggen straf rekening met de omstandigheid dat de verdachte niet eerder voor het plegen van een strafbaar feit is veroordeeld alsmede de omstandigheid dat de politie de aangifte van de verdachte aanvankelijk niet serieus genoeg heeft behandeld.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Beslag
De na te melden inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een vuurwapen van categorie III, te weten een tot vuurwapen omgebouwde pers/luchtdrukrevolver munitie van categorie III;
- munitie van categorie III, twee patronen (centraalvuur, volmantel revolvermunitie, kaliber.38),
met behulp waarvan het ten laste gelegde en bewezen verklaarde is begaan, dienen te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d, 36b en 36c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 20 (twintig) dagen hechtenis.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een vuurwapen van categorie III, te weten een tot vuurwapen omgebouwde pers/luchtdrukrevolver;
- munitie van categorie III, te weten twee patronen (centraalvuur, volmantel revolvermunitie, kaliber.38).
Dit arrest is gewezen door
mr. R.A.Th.M. Dekkers, mr. T.E. van der Spoel en
mr. M.I. Veldt-Foglia,
in bijzijn van de griffier A. van der Schalk.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 17 oktober 2011.