ECLI:NL:GHSGR:2011:BU4198

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
28 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-500393-09
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging in vereniging met geweld en bedreiging tegen een persoon

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 28 september 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Dordrecht. De verdachte is beschuldigd van openlijke geweldpleging in vereniging en afpersing. De feiten vonden plaats op 13 september 2009 in 's-Gravendeel, waar de verdachte samen met anderen geweld heeft gebruikt tegen een slachtoffer om een geldbedrag van honderd euro af te dwingen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging, maar heeft de verdachte vrijgesproken van de primair en subsidiair ten laste gelegde afpersing en diefstal met geweld, omdat het hof niet wettig en overtuigend bewezen achtte dat de verdachte het vereiste oogmerk had.

De verdachte is veroordeeld tot een werkstraf van 80 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden, met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast is de verdachte verplicht gesteld om een schadevergoeding van 300 euro te betalen aan het slachtoffer, ter compensatie van immateriële schade. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, maar voor het overige niet-ontvankelijk verklaard, met de mogelijkheid om deze vordering bij de burgerlijke rechter aan te brengen. De uitspraak is gedaan in het openbaar en is gebaseerd op de feiten en omstandigheden die tijdens de zittingen zijn gepresenteerd.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000030-10
Parketnummer: 11-500393-09
Datum uitspraak: 28 september 2011
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Dordrecht van 24 december 2009 in de strafzaak tegen de verdachte:
[Verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1981, [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van
14 september 2011.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Voorts is beslist omtrent de vordering van de benadeelde partij.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 13 september 2009 te 's-Gravendeel, gemeente Binnenmaas, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag (ten bedrage van honderd euro), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
- tegen voornoemde [slachtoffer] heeft/hebben gezegd: "Ik wil honderd euro van jou en als je dat niet geeft dan heb je een probleem" en/of (vervolgens)
- voornoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal een zogenaamde kopstoot heeft/hebben gegeven en/of
- voornoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal tegen zijn hoofd heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of tegen zijn bovenbe(e)n(en) heeft/hebben geschopt en/of getrapt;
SUBSIDIAIR, voorzover het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 september 2009 te 's-Gravendeel, gemeente Binnenmaas, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag (ten bedrage van honderd euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
- tegen voornoemde [slachtoffer] heeft/hebben gezegd: "Ik wil honderd euro van jou en als je dat niet geeft dan heb je een probleem" en/of (vervolgens)
- voornoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal een zogenaamde kopstoot heeft/hebben gegeven en/of
- voornoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, tegen zijn hoofd heeft/hebben geslagen en/of tegen zijn bovenbe(e)n(en) heeft/hebben geschopt en/of getrapt;
MEER SUBSIDIAIR: voorzover het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 september 2009 te 's-Gravendeel, gemeente Binnenmaas, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, te weten, de [straatnaam], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit
- het meermalen, althans eenmaal geven van een zogenaamde kopstoot aan voornoemde [slachtoffer] en/of
- het meermalen, althans eenmaal slaan tegen het hoofd van voornoemde [slachtoffer] en/of het schoppen en/of trappen tegen de bovenbe(e)n(en) van voornoemde [slachtoffer].
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Op basis van de zich in het dossier bevindende stukken en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep is naar het oordeel van het hof, anders dan door de advocaat-generaal betoogd, het voor de primair ten laste gelegde afpersing alsmede het voor de subsidiair ten laste gelegde diefstal met geweld vereiste oogmerk niet genoegzaam komen vast te staan.
Naar het oordeel van het hof derhalve niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte primair en subsidiair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 13 september 2009 te 's-Gravendeel, gemeente Binnenmaas, met een ander, op of aan de openbare weg, te weten, de [straatnaam], openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit
- het geven van een zogenaamde kopstoot aan voornoemde [slachtoffer] en
- het meermalen slaan tegen het hoofd van voornoemde [slachtoffer] en het schoppen en/of trappen tegen de benen van voornoemde [slachtoffer].
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het meer subsidiair bewezen verklaarde levert op:
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, alsmede tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich op de bewezenverklaarde wijze schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen een persoon. Een feit als het onderhavige brengt, alleen al vanwege de openbaarheid ervan, gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij teweeg. Daarbij heeft de verdachte door zijn handelen inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 19 augustus 2011, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op de schriftelijke verklaring van een hoofd behandelaar bij Palier d.d. 25 mei 2011, inhoudende de bevestiging dat verdachte is opgenomen in het Triple Ex programma van de Stichting Palier. Hieruit, alsmede uit hetgeen de verdachte zelf ter terechtzitting in hoger beroep over zijn persoonlijke omstandigheden heeft verklaard, leidt het hof af dat de verdachte doende is zijn leven een wending ten goede te geven. Het hof houdt daar in strafverminderende zin rekening mee.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf van na te melden duur alsmede een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormen.
Vordering tot schadevergoeding
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan verdachte tenlastegelegde, tot een bedrag van € 350,-.
In hoger beroep is aan de orde tot het in eerste aanleg gevorderde en gehandhaafde bedrag van € 350,-.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van het immateriële gedeelte van de vordering van de benadeelde partij, groot € 300,- en tot niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partij voor het materiële en overige gedeelte. Tevens heeft de advocaat-generaal gevorderd dat aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd.
Het immateriële gedeelte van de vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte niet betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat tot een bedrag van € 300,- immateriële schade is geleden. Deze schade is een rechtstreeks gevolg is van het meer subsidiair bewezen verklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot dat bedrag worden toegewezen.
Voor het overige gedeelte levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op. Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk is in de vordering. Deze vordering kan inzoverre slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Betaling aan de Staat
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van
€ 300,- aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24c, 36f, 63 en 141 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het meer subsidiair bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 40 (veertig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde werkstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren werkstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde [slachtoffer] terzake van het meer subsidiair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 300,- (driehonderd euro) bestaande uit € 300,- (driehonderd euro) immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, een bedrag te betalen van € 300,- (driehonderd euro) bestaande uit € 300,- (driehonderd euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 (zes) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag hebben betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Dit arrest is gewezen door mr. R.A.TH.M. Dekkers,
mr. D. Jalink en mr. T.E. van der Spoel, in bijzijn van de griffier mr. R.W. van Zanten.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 28 september 2011.