GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector Civiel recht
Uitspraak : 7 september 2011
Zaaknummers : 200.086.877/01 en 200.087.265/01
Rekestnr. rechtbank : 10-86162
In de zaak met nummer 200.086.877/01
[A],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. M.M. Menheere te ’s-Gravenhage.
Als belanghebbende zijn aangemerkt:
1. [B],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de betrokkene,
advocaat mr. A.F. Braun te ’s-Gravenhage;
2. [C],
wonende te [woonplaats],
vader van de betrokkene;
3. [D],
wonende te [woonplaats],
zus van de betrokkene;
4. [E],
wonende te [woonplaats],
broer van de betrokkene;
5. [F],
wonende te [woonplaats], [woonland],
broer van de betrokkene.
In de zaak met nummer 200.087.265/01
[B],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de betrokkene,
advocaat mr. A.F. Braun te ‘s-Gravenhage.
Als belanghebbende zijn aangemerkt:
1. [A],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. M.M. Menheere te ’s-Gravenhage;
2. [C],
wonende te [woonplaats],
vader van de betrokkene;
3. [D],
wonende te [woonplaats],
zus van de betrokkene;
4. [E],
wonende te [woonplaats],
broer van de betrokkene;
5. [F],
wonende te [woonplaats], [woonland],
broer van de betrokkene.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De moeder en de betrokkene zijn respectievelijk op 5 mei 2011 en op 12 mei 2011 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 15 februari 2011 van de rechtbank ’s-Gravenhage, sector kanton, locatie ’s-Gravenhage (hierna ook: de rechtbank).
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de moeder:
- op 20 mei 2011 een brief van diezelfde datum met bijlage;
van de zijde van de betrokkene:
- op 14 juni 2011 een brief van diezelfde datum met bijlage.
De zaken zijn op 13 juli 2011 gezamenlijk mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
De belanghebbenden genoemd onder 2 tot en met 5 zijn, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking en de beschikking van 20 augustus 2007 van de rechtbank ‘s-Gravenhage.
Bij beschikking van 20 augustus 2007 is de betrokkene onder curatele gesteld wegens een geestelijke stoornis, waardoor hij, al dan niet met tussenpozen, niet in staat is of bemoeilijkt wordt zijn belangen behoorlijk waar te nemen. Voorts is de moeder tot curator benoemd.
Bij de bestreden beschikking is bepaald dat de curatele over de betrokkene eindigt met ingang van de datum waarop de bestreden beschikking in kracht van gewijsde is gegaan.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de beëindiging van de curatele over de betrokkene.
2. De moeder verzoekt het hof bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad voor zover de wet dat toelaat, met gegrondverklaring van het beroep, de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw beschikkende het verzoek tot opheffing van de curatele over de betrokkene alsnog af te wijzen.
3. De betrokkene verzoekt het hof, uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, het verzoek tot opheffing van de curatele over betrokkene alsnog af te wijzen.
4. Er is geen verweer gevoerd.
5. Gelet op de daartoe strekkende verzoeken van zowel de advocaat van de moeder als de advocaat van de betrokkene zal het hof beide zaken gevoegd behandelen en daarover in één beschikking beslissen.
6. De moeder stelt in haar beroepschrift dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat, gelet op de inhoud van de stukken en het verhandelde ter terechtzitting, de oorzaken die tot de curatele aanleiding hebben gegeven, thans niet meer, althans in mindere mate, aanwezig zijn. Volgens de moeder zijn deze oorzaken nog wel degelijk aanwezig. Zij heeft in eerste aanleg opheffing van de curatele verzocht omdat de curatele over de betrokkene binnen de familie als een schande wordt ervaren.
7. De betrokkene stelt in zijn beroepschrift eveneens dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de oorzaken die tot de curatele aanleiding hebben gegeven, thans niet meer, althans in mindere mate, aanwezig zijn. Volgens de betrokkene lijdt hij nog steeds aan een geestelijke stoornis waardoor hij niet in staat is, althans bemoeilijkt wordt, zijn belangen behoorlijk waar te nemen.
8. Het hof overweegt als volgt. Ter terechtzitting is gebleken dat het inleidende verzoek van de moeder is gebaseerd op een misverstand en een verkeerde inschatting van de moeder van de eventuele gevolgen van de opheffing van de curatele.
9. Voorts is uit de stukken en het ter terechtzitting verhandelde gebleken dat in de situatie van de betrokkene geen wijzigingen zijn opgetreden, zodat de oorzaken die tot de curatele aanleiding hebben gegeven nog steeds aanwezig zijn. Het hof ziet daarin aanleiding om de beslissing van de rechtbank ongedaan te maken. De bestreden beschikking zal derhalve worden vernietigd en het inleidende verzoek van de moeder worden afgewezen.
10. Hetgeen verder nog naar voren is gebracht, behoeft geen nadere bespreking nu dit niet tot een ander oordeel kan leiden.
11. Mitsdien wordt als volgt beslist.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
vernietigt de bestreden beschikking en opnieuw beschikkende:
wijst het inleidende verzoek van de moeder alsnog af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. De Haan-Boerdijk, Van den Wildenberg en Mollema-de Jong, bijgestaan door mr. De Witte-Renkema als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 september 2011.