ECLI:NL:GHSGR:2011:BU1280

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
26 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.049.408-01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. de Haan-Boerdijk
  • A. Kamminga
  • H. Husson
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de waardering van getuigenverklaringen in een familierechtelijke procedure

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Gravenhage, gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door de man tegen een eerdere beschikking van de rechtbank. De man had in eerste aanleg de opdracht gekregen om bewijs te leveren van feiten en omstandigheden die zouden aantonen dat de vrouw met de heer S. samenleefde als waren zij gehuwd, zoals bedoeld in artikel 1:160 BW. Het hof verwijst naar zijn tussenbeschikking van 7 april 2010, waarin de man werd toegelaten tot het horen van de jongmeerderjarige getuige, geboren in 1991.

Tijdens het getuigenverhoor op 14 december 2010 heeft de jongmeerderjarige verklaard dat de vrouw en de heer S. gedurende enige tijd een relatie hebben gehad. De getuige heeft verklaard dat de heer S. af en toe bij de vrouw op bezoek kwam en soms bij haar bleef slapen. Echter, de getuige kon niet bevestigen of de heer S. kleren bij de vrouw had of dat zij voor hem zorgde. De vrouw heeft geen getuigen laten horen en beide partijen hebben afgezien van de mogelijkheid om op de getuigenverklaring te reageren.

Het hof heeft de verklaring van de getuige beoordeeld en geconcludeerd dat deze, noch op zichzelf, noch in combinatie met eerdere verklaringen, voldoende bewijs levert voor de stelling dat de vrouw en de heer S. samenleefden als waren zij gehuwd. Het hof oordeelt dat er onvoldoende bewijs is voor wederzijdse verzorging, zoals vereist in de tussenbeschikking. Aangezien de man niet is geslaagd in het bewijs van zijn stellingen, faalt zijn beroep en wordt de bestreden beschikking bekrachtigd. De beslissing is genomen op 26 januari 2011 door de rechters M. de Haan-Boerdijk, A. Kamminga en H. Husson, met mr. Willems als griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 26 januari 2011
Zaaknummer : 200.049.408/01
Rekestnr. rechtbank : F2 RK 08-1218
[appellant],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. P.A.R. Dijkers te Hellevoetsluis,
tegen
[geintimeerde],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. R.E. Gout de Kreek te Spijkenisse.
VERDER PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
Het hof verwijst naar zijn tussenbeschikking van 7 april 2010.
Op 14 december 2010 heeft een getuigenverhoor plaatsgevonden, waarvan een proces-verbaal is opgemaakt.
VERDERE BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. Bij genoemde tussenbeschikking is de man door het hof toegelaten tot het hem in eerste aanleg opgedragen bewijs door het alsnog doen horen van de jongmeerderjarige [de jongmeerderjarige], geboren [in] 1991 te [geboorteplaats]. In eerste aanleg was de man opgedragen bewijs te leveren van feiten en omstandigheden waaruit kan worden afgeleid dat de vrouw met de heer [S.] heeft samengeleefd als waren zij gehuwd.
2. De genoemde getuige is gehoord en heeft onder meer verklaard dat de vrouw en de heer [S.] gedurende enige tijd een relatie hebben gehad. De heer [S.] kwam af en toe bij de vrouw op visite als hij niet voor zijn werk weg was. Hij bleef ook wel eens slapen, af en toe een nachtje. Verder is de getuige met de vrouw en de heer [S.] een paar keer een weekendje weg en/of op vakantie geweest. De heer [S.] en de vrouw betaalden volgens de getuige ieder de eigen boodschappen. De getuige weet niet of de heer [S.] kleren had bij de vrouw thuis en of de vrouw voor hem waste.
3. Andere getuigen dan de hiervoor genoemde zijn aan de zijde van de man in hoger beroep niet gehoord. De vrouw heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om getuigen te horen. Beide partijen hebben afgezien van de mogelijkheid op de verklaring van de getuige te reageren.
4. Het hof overweegt als volgt. De verklaring van de hiervoor bedoelde getuige kan naar het oordeel van het hof noch op zichzelf beschouwd noch in samenhang met de in eerste aanleg afgelegde verklaringen van [D.] en [J.W.S] leiden tot een bevestigend antwoord op de vraag of sprake was van samenleven van de vrouw met de heer [S.] als waren zij gehuwd in de zin van artikel 1:160 BW. Niet dan wel onvoldoende is komen vast te staan dat sprake was van wederzijdse verzorging in de zin zoals in de tussenbeschikking van het hof in overweging 6 is omschreven.
5. Nu de man niet is geslaagd in het bewijs van zijn stellingen, faalt het beroep en zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen.
6. Dit alles leidt tot de volgende beslissing.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. De Haan-Boerdijk, Kamminga en Husson en bijgestaan door mr. Willems als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 januari 2011.