ECLI:NL:GHSGR:2011:BT8456
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep
- Husson
- Labohm
- Mink
- Rechtspraak.nl
Vergoeding voor gebruik echtelijke woning in echtscheidingsprocedure
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 17 augustus 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vergoeding voor het gebruik van de echtelijke woning na echtscheiding. De man, verzoeker in hoger beroep, had de bestreden beschikking van de rechtbank Rotterdam van 17 december 2010 aangevochten, waarin was bepaald dat hij een vergoeding van € 91,44 per maand aan de vrouw, verweerster in hoger beroep, moest betalen voor het gebruik van de echtelijke woning. De man stelde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat hij een vergoeding verschuldigd was, aangezien de vrouw de woning vrijwillig had verlaten en er geen grond was voor een dergelijke vergoeding.
Het hof overwoog dat geen van beide partijen het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning had gevorderd, waardoor zij gelijkelijk gerechtigd waren tot het gebruik ervan. Het hof concludeerde dat er geen reden was om een vergoeding voor het gebruik van de woning toe te kennen. De vrouw had ten onrechte bedragen ontvangen van de man voor het gebruik van de woning en het hof bepaalde dat zij deze bedragen moest terugbetalen, voor zover deze betalingen na de ontbinding van de huwelijksgoederengemeenschap hadden plaatsgevonden.
De beslissing van het hof leidde tot de vernietiging van de bestreden beschikking voor zover deze aan het oordeel van het hof was onderworpen. Het hof wees het verzoek van de vrouw om een vergoeding voor het gebruik van de echtelijke woning af en bepaalde dat de vrouw de onterecht ontvangen bedragen aan de man moest terugbetalen. De uitspraak werd gedaan door de rechters Husson, Labohm en Mink, en is openbaar uitgesproken op 17 augustus 2011.