ECLI:NL:GHSGR:2011:BT8359

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
2 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-005839-10
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging en diefstal in vereniging met valse sleutels

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 2 september 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage. De verdachte is beschuldigd van openlijke geweldpleging en diefstal in vereniging door middel van valse sleutels. De feiten dateren van 24 april 2010, toen de verdachte deel uitmaakte van een grote groep die excessief geweld heeft gebruikt tegen meerdere slachtoffers in Leiden. De groep gebruikte daarbij zware voorwerpen zoals knuppels en fietskettingen, wat resulteerde in blijvend letsel voor een van de slachtoffers. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal in vereniging door gebruik te maken van een valse sleutel om toegang te krijgen tot de bankrekening van een slachtoffer, waarbij een geldbedrag van ongeveer 940 euro is ontvreemd.

Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 255 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk. De uitspraak is gedaan in het kader van de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, waarbij het hof ook rekening heeft gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte had eerder onherroepelijk veroordelingen voor vergelijkbare feiten, wat de ernst van de huidige zaak onderstreept. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn gedeeltelijk toegewezen, waarbij schadevergoeding is opgelegd voor immateriële schade aan de slachtoffers. Het hof heeft de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partijen toegewezen, met de verplichting voor de verdachte om deze bedragen aan de Staat te betalen ten behoeve van de slachtoffers.

Uitspraak

Rolnummer: 22-005839-10
Parketnummers: 09-920219-10, 09-420134-09 en 09-760154-10
Datum uitspraak: 2 september 2011
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 11 november 2010 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1993,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 19 augustus 2011.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het met parketnummer 09-920219-10 onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het met parketnummer 09-920219-10 onder 1, met parketnummer 09-420134-09 onder 1 en 2 primair en het met parketnummer 09-760154-10 ten laste gelegde veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 275 dagen waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van voorarrest en met de bijzondere voorwaarde als weergegeven in het vonnis waarvan beroep. Voorts is in eerste aanleg een beslissing genomen omtrent de vorderingen van de benadeelde partijen, zoals weergegeven in het vonnis waarvan beroep, en is het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte opgeheven.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep is ingevolge het bepaalde bij artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering niet gericht tegen de in eerste aanleg gegeven vrijspraken van het met parketnummer 09-920219-10 onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde.
Voorts is het hoger beroep, blijkens de akte rechtsmiddel, niet gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep genomen beslissingen ten aanzien van het met parketnummer 09-760154-10 ten laste gelegde feit.
Het voorgaande brengt mee, dat het hof - nu in eerste aanleg ter zake van de met parketnummer 09-920219-10 onder 1, met parketnummer 09-420134-09 onder 1 en 2 primair en het met parketnummer 09-760154-10 ten laste gelegde feiten één hoofdstraf is uitgesproken - op grond van artikel 423, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering alsnog een hoofdstraf voor het in eerste aanleg met parketnummer 09-760154-10 bewezen verklaarde zal bepalen.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voor zover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep - ten laste gelegd dat:
Zaak met parketnummer 09-920219-10:
1.
hij op of omstreeks 24 april 2010 te Leiden met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de [straat A], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [aangever 1] en/of [aangever 2] en/of [aangever 3] en/of (een) ander(en), welk geweld bestond uit:
- het met kracht op/tegen de grond gooien van die
[aangever 1] en/of
- het slaan (in het rond) met een koevoet en/of een honkbalknuppel en/of een fietsketting, althans een hard en/of zwaar voorwerp en/of
- het schoppen met geschoeide voet in het gezicht van die [aangever 1] terwijl die [aangever 1] op dat moment op de grond lag en/of
- het schoppen tegen de ribben, althans het lichaam van die [aangever 1] terwijl die [aangever 1] op dat moment op de grond lag en/of
- het stompen en/of slaan in/tegen het gezicht en/of op/tegen het hoofd en/of lichaam van die [aangever 1] en/of [aangever 2] en/of [aangever 3] en/of
- met een koevoet en/of een (fiets)ketting althans een hard en/of zwaar voorwerp in/het gezicht, althans op het hoofd van die [aangever 1] en/of [aangever 2] heeft geslagen en/of
- het met kracht beetpakken van die [aangever 3] en/of
- met kracht gooien en/of duwen en/of trappen van die
[aangever 3] tegen een vuilnisbak;
Zaak met parketnummer 09-420134-09 (gevoegd):
1.
hij op of omstreeks 06 mei 2009 te Leiden, althans te Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen een onbekend geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen onbekend geldbedrag onder zijn/hun bereik te brengen door middel van een valse sleutel,immers heeft/hebben hij/zij onbevoegd gebruik gemaakt van de bankpas van die [aangever 4] met daarbij een pincode, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 07 mei 2009 te Leiden, althans te Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag van ongeveer 940 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door middel van een valse sleutel,immers heeft/hebben hij/zij onbevoegd gebruik gemaakt van de bankpas van die [aangever 4] met de bijbehorende pincode;
subsidiair:
een ander op of omstreeks 07 mei 2009 te Leiden tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag van ongeveer 940 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 4], in elk geval aan een ander of anderen dan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door middel van een valse sleutel,immers heeft/hebben hij/zij onbevoegd gebruik gemaakt van de bankpas van die [aangever 4] met daarbij een pincode, bij het plegen van welk misdrijf verdachte toen en daar opzettelijk behulpzaam is geweest door toen en daar opzettelijk
-op de uitkijk te staan;
-te roepen tegen medeverdachte dat hij moest opschieten met pinnen;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 7 mei 2009 te Leiden, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, een of meer geldbedrag(en) van (in totaal) ongeveer 150 euro, in elk geval enig geldbedrag, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving en/of het voorhanden krijgen van die/dat geldbedrag(en) wist, dan wel redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen geldbedrag(en) betrof;
meest subsidiair:
hij op of omstreeks 7 mei 2009 te Leiden, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk uit de opbrengst van een door diefstal, in elk geval door een misdrijf, verkregen pinpas voordeel heeft getrokken, door (telkens) opzettelijk (mede) gebruik te maken van geheel of gedeeltelijk met (een) door die pinpas verkregen geldbedrag(en), door met die/dat geldbedrag(en) een of meer consumpties en/of een telefoon, in elk geval een of meer goederen, te nuttigen en/of te kopen dan wel aan te schaffen, wetende dat die consumpties en/of telefoon, in elk geval die/dat goed(eren), werden betaald van (een) geldbedrag(en) die/dat door [medeverdachte 1], in elk geval door een ander of anderen dan hem, verdachte, door diefstal, in elk geval door een misdrijf, was/waren verkregen.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 09-920219-10 onder 1 en in de zaak met parketnummer 09-420134-09 onder 1 en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak met parketnummer 09-920219-10:
1.
hij op 24 april 2010 te Leiden met anderen, op de openbare weg, de [straat A], openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [aangever 1] en [aangever 2] en [aangever 3], welk geweld bestond uit:
- het met kracht op de grond gooien van die
[aangever 1] en
- het slaan met een hard en/of zwaar voorwerp en
- het schoppen met geschoeide voet in het gezicht van die [aangever 1] terwijl die [aangever 1] op dat moment op de grond lag en
- het schoppen tegen het lichaam van die [aangever 1] terwijl die [aangever 1] op dat moment op de grond lag en
- het slaan tegen het gezicht en tegen het hoofd en/of lichaam van die [aangever 1] en [aangever 2] en
- met een hard en/of zwaar voorwerp in het gezicht, althans op het hoofd van die [aangever 1] heeft geslagen en
- het met kracht beetpakken van die [aangever 3] en/of
- met kracht duwen van die
[aangever 3] tegen een vuilnisbak;
Zaak met parketnummer 09-420134-09 (gevoegd):
1.
hij op 06 mei 2009 te Leiden, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen een onbekend geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 4], zulks na dat weg te nemen onbekend geldbedrag onder hun bereik te brengen door middel van een valse sleutel,immers hebben zij onbevoegd gebruik gemaakt van de bankpas van die [aangever 4] met daarbij een pincode, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2 primair.
hij op 07 mei 2009 te Leiden, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag van ongeveer 940 euro, toebehorende aan [aangever 4], zulks na het weg te nemen goed onder hun bereik te hebben gebracht door middel van een valse sleutel,immers hebben zij onbevoegd gebruik gemaakt van de bankpas van die [aangever 4] met de bijbehorende pincode.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Verzoek tot bewijsuitsluiting
De raadsman van de verdachte heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verklaring van [aangever 3] tegenover de politie, afgelegd op 17 mei 2010, dient te worden uitgesloten van het bewijs, nu er naar de mening van de raadsman in dit verhoor sprake is geweest van een suggestieve vraagstelling.
Nu het hof genoemde verklaring niet zal bezigen voor het bewijs, behoeft bovenstaand verzoek geen bespreking.
Nadere bewijsoverweging ten aanzien van het met parketnummer 09-920219-10 onder 1 ten laste gelegde
De raadsman van de verdachte heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat het met parketnummer 09-920219-10 onder 1 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat de betrokkenheid van de verdachte bij de openlijke geweldpleging niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld; de verdachte ontkent zich schuldig te hebben gemaakt aan de openlijke geweldpleging; hij verklaart dat hij het park niet is ingegaan en dat hij is omgekeerd nadat hij geschreeuw hoorde vanuit het park; de getuigen hebben slechts verklaard wat zij van anderen hebben gehoord; de verklaringen houden niets in omtrent de eigen waarneming van de getuigen. Niets wijst erop dat de verdachte een wezenlijk aandeel heeft gehad in het gepleegde geweld. De verdachte dient naar de mening van de raadsman derhalve te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde openlijke geweldpleging.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende. Op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzittingen in eerste aanleg en in hoger beroep kan worden vastgesteld dat de verdachte deel heeft uitgemaakt van de groep die geweldshandelingen heeft verricht jegens [aangever 1], [aangever 2] en [aangever 3]. Dit blijkt uit de verklaringen van de getuige [getuige A], de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] en het proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 mei 2010, waarin de bevindingen van het telefoongesprek tussen de politie en [getuige B] worden weergegeven, in onderling verband bezien.1 [getuige B] heeft tegenover de politie verklaard dat zij van [getuige C] - die volgens zijn eigen verklaring2 aanwezig was bij (de aanloop tot) de vechtpartij - heeft gehoord dat de verdachte bij de vechtpartij betrokken was.3 Het hof heeft geen redenen om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van deze verklaringen. Gelet hierop, alsmede op het feit dat de verdachte wisselende verklaringen heeft afgelegd, waaronder over zijn alibi dat niet is bevestigd, acht het hof de verklaring van de verdachte dat hij het park niet is ingegaan en dat hij is omgekeerd, onaannemelijk. De verdachte was niet slechts aanwezig bij de openlijke geweldpleging, maar heeft hieraan naar het oordeel van het hof tevens een significante bijdrage geleverd. De verdachte maakte - wetend dat medeverdachte [medeverdachte 2] en [aangever 1] een conflict hadden - deel uit van de groep, die rennend, althans vlug lopend, en met wapens in de hand op de slachtoffers is afgegaan. De verdachte heeft hierdoor bewust de confrontatie gezocht. Bovendien heeft de verdachte zich niet gedistantieerd op het moment dat hij zag dat zijn mededaders geweld gebruikten jegens [aangever 1], [aangever 2] en [aangever 3]. Op basis van het bovenstaande is het hof van oordeel dat het met parketnummer 09-920219-10 onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend is bewezen.
Nadere bewijsoverweging ten aanzien van het met parketnummer 09-420134-09 onder 1 en 2 primair ten laste gelegde
De raadsman van de verdachte heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat het met parketnummer 09-420134-09 onder 1 en 2 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat de verdachte op geen enkel moment op de hoogte was van het feit dat het geld werd opgenomen met een gestolen pinpas of dat getracht is geld op te nemen met een gestolen pinpas. Bovendien heeft de verdachte geen enkele handeling verricht waaruit enige betrokkenheid zou moeten blijken. De verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] is volgens de raadsman onbetrouwbaar, nu hij er belang bij heeft gehad een deel van de schuld in de schoenen van de verdachte te schuiven. De verdachte dient naar de mening van de raadsman derhalve te worden vrijgesproken van met parketnummer 09-420134-09 onder 1 en 2 primair ten laste gelegde.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende. Gelet op de wisselende verklaringen van de verdachte en de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 1], acht het hof de verklaring van de verdachte dat hij niet op de hoogte was van het feit dat het geld werd opgenomen met een gestolen pinpas omdat [medeverdachte 1] hem zou hebben verteld dat hij geld moest pinnen voor zijn oma, mede gezien het hierna verder overwogene, niet geloofwaardig. Het hof heeft geen reden om te twijfelen aan de verklaringen van [medeverdachte 1], nu deze in grote lijnen overeenstemmen met de verklaring van aangever [aangever 4]4 en [medeverdachte 1] zichzelf in zijn verklaringen evenzeer heeft belast.
Ten aanzien van de mislukte pintransactie op 6 mei 2009 overweegt het hof het volgende. Op basis van de verklaring van de verdachte en de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] stelt het hof vast dat de verdachte bij de mislukte pintransactie aanwezig is geweest.5 Uit de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] blijkt voorts dat de verdachte op 6 mei 2009 bij de 'gele boog' stond, waar werd gesproken over het feit dat de pinpas, die door [betrokkene X] was weggenomen uit het huis van dhr. [aangever 4], niet werkte.6 Vervolgens is een andere jongen naar een pinautomaat gelopen om het nogmaals te proberen. Medeverdachte [medeverdachte 1] en de verdachte zijn toen met deze jongen meegelopen. Hieruit kan worden afgeleid dat de verdachte op de hoogte was van het feit dat de pinpas van diefstal afkomstig was. Het met parketnummer 09-420134-09 onder 1 ten laste gelegde is derhalve wettig en overtuigend bewezen. Dat de verdachte geen specifieke handeling met de pinpas heeft verricht, doet hieraan niet af. De verdachte is samen met zijn mededaders naar een pinautomaat gelopen. Hieruit leidt het hof een voorafgaande (stilzwijgende) afspraak af. De verdachte is vervolgens aanwezig geweest bij de poging tot het opnemen van geld met de gestolen pinpas en heeft zich niet gedistantieerd, terwijl hij hiertoe wel de mogelijkheid had. Onder deze omstandigheden kan naar het oordeel van het hof worden gesproken van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn mededaders. De verdachte kan derhalve worden aangemerkt als medepleger.
Ten aanzien van de geslaagde pintransacties op 7 mei 2009 overweegt het hof het volgende. Uit de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] blijkt dat de verdachte op 6 mei 2009 buiten is blijven staan, terwijl [medeverdachte 1] het huis van dhr. [aangever 4] wederom is binnengegaan, waarna hij daar een andere pinpas heeft gevonden en meegenomen.7 [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij vervolgens is gaan pinnen met deze pas en dat de verdachte op de dag na de overval bij alle pintransacties aanwezig is geweest.8 De aanwezigheid van de verdachte hierbij wordt ook door de verdachte zelf bevestigd.9 Bovendien verklaart [medeverdachte 1] dat hij de verdachte heeft verteld dat de pinpas was gestolen.10 Het met parketnummer 09-420134-09 onder 2 primair ten laste gelegde is derhalve wettig en overtuigend bewezen. Dat de verdachte ook hier geen specifieke handeling met de pinpas heeft verricht, doet hieraan niet af. De verdachte is aanwezig geweest bij de verschillende pintransacties met de gestolen pinpas en heeft zich niet gedistantieerd, terwijl hij hiertoe wel de mogelijkheid had. Bovendien blijkt uit de verklaring van [medeverdachte 1] dat de verdachte een deel van het opgenomen geld heeft gekregen.11 De verdachte heeft zelf erkend dat hij van een deel van het opgenomen geld - zij het een kleiner deel - heeft geprofiteerd, doordat [medeverdachte 1] hem heeft getrakteerd en heeft meebetaald aan de aanschaf van een telefoon voor de verdachte.12 Onder deze omstandigheden kan naar het oordeel van het hof worden gesproken van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn mededaders. De verdachte kan derhalve worden aangemerkt als medepleger.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het in de zaak met parketnummer 09-920219-10 onder 1 bewezen verklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Het in de zaak met parketnummer 09-420134-09 onder 1 bewezen verklaarde levert op:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels.
Het in de zaak met parketnummer 09-420134-09 onder 2 primair bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het met parketnummer 09-920219-10 onder 1 en het met parketnummer 09-420134-09 onder 1 en 2 primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 255 dagen waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van voorarrest.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging. De verdachte maakte deel uit van een grote groep, welke excessief geweld heeft gebruikt jegens de slachtoffers. De groep heeft bij het uitoefenen van het geweld gebruik gemaakt van harde of zware voorwerpen, zoals knuppels en fietskettingen.
Een van de slachtoffers heeft als gevolg hiervan blijvend letsel opgelopen. Door aldus te handelen hebben de verdachte en zijn mededaders op grove wijze een ontoelaatbare inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Naast de ernstige gevolgen voor de slachtoffers brengt het bewezen verklaarde handelen van de verdachte tevens gevoelens van onrust en onveiligheid teweeg in de samenleving, nu de geweldpleging heeft plaatsgevonden in het openbaar. De verdachte heeft zich voorts op de bewezen verklaarde wijze schuldig gemaakt aan diefstal in vereniging door middel van valse sleutels, alsmede aan een poging hiertoe. Door aldus te handelen hebben de verdachte en zijn mededaders een onaanvaardbare inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van het slachtoffer.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 5 augustus 2011, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor mishandeling en diefstal in vereniging. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft het hof voorts acht geslagen op een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 18 juli 2011. Het hof heeft tevens acht geslagen op een - door de raadsman ter terechtzit-ting in hoger beroep overhandigd - afloopbericht van het Palmhuis. Hieruit blijkt dat de verdachte op vrijwillige basis individueel is behandeld, dat de doelen zijn behaald en dat de behandeling eind maart 2011 met succes is afgesloten. Het recidiverisico wordt door de behandelaar van het Palmhuis ingeschat als laag.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een deels voorwaardelijke jeugddetentie van navermelde duur een passende en geboden reactie vormt.
Strafbepaling ex artikel 423 lid 4 van het Wetboek van Strafvordering voor het met parketnummer 09-760154-10 ten laste gelegde feit
Gelet op de aard en ernst van het met parketnummer 09-760154-10 door de rechtbank bewezen- en strafbaar verklaarde feit, dat in hoger beroep niet meer aan de orde is, zal hof ten aanzien daarvan de op te leggen straf bepalen op een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 40 uren subsidiair 20 dagen jeugddetentie. Gezien de toepassing van artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht vindt verrekening van deze straf plaats met de tijd dat de verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Vordering tot schadevergoeding [aangever 2]
In het onderhavige strafproces heeft [aangever 2] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte met parketnummer 09-920219-10 onder 1 ten laste gelegde, tot een bedrag van EUR 615,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en ter terechtzitting in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 24 april 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het met parketnummer 09-920219-10 onder 1 bewezen verklaarde. De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot een bedrag van EUR 450,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 24 april 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Ten aanzien van de gevorderde materiële schade is het hof van oordeel dat behandeling van dit gedeelte van de vordering van de benadeelde partij een onevenredige belasting van het strafgeding op, nu dit gedeelte van de vordering onvoldoende is onderbouwd. Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Het bovenstaande brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [aangever 2]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van EUR 450,00 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [aangever 2].
Vordering tot schadevergoeding [aangever 1]
In het onderhavige strafproces heeft [aangever 1] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte met parketnummer 09-920219-10 onder 1 ten laste gelegde, tot een bedrag van EUR 910,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en ter terechtzitting in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering tot immateriële schade, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 24 april 2010 tot aan de dag der algehele voldoening. Voorts heeft de advocaat-generaal geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij voor het overige.
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het met parketnummer 09-920219-10 onder 1 bewezen verklaarde. De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot een bedrag van EUR 750,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 24 april 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Ten aanzien van de gevorderde materiële schade is het hof van oordeel dat behandeling van dit gedeelte van de vordering van de benadeelde partij een onevenredige belasting van het strafgeding op, nu dit gedeelte van de vordering onvoldoende is onderbouwd. Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Het bovenstaande brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [aangever 1]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van EUR 750,00 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [aangever 1].
Vordering tot schadevergoeding [aangever 3]
In het onderhavige strafproces heeft R. Swagers zich namens [aangever 3] als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte met parketnummer 09-920219-10 onder 1 ten laste gelegde, tot een bedrag van EUR 510,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en ter terechtzitting in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering tot immateriële schade, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 24 april 2010 tot aan de dag der algehele voldoening. Voorts heeft de advocaat-generaal geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij voor het overige.
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het met parketnummer 09-920219-10 onder 1 bewezen verklaarde. De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot een bedrag van EUR 150,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 24 april 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Ten aanzien van de gevorderde materiële schade is het hof van oordeel dat behandeling van dit gedeelte van de vordering van de benadeelde partij een onevenredige belasting van het strafgeding op, nu dit gedeelte van de vordering onvoldoende is onderbouwd. Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Het bovenstaande brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [aangever 3]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van EUR 150,00 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [aangever 3].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 24c, 27, 36f, 45, 63, 77a, 77g, 77h, 77i, 77x, 77y, 77z, 141 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 09-920219-10 onder 1 en in de zaak met parketnummer 09-420134-09 onder 1 en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 09-920219-10 onder 1 en in de zaak met parketnummer 09-420134-09 onder 1 en 2 primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 255 (tweehonderdvijfenvijftig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie, groot 90 (negentig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bepaalt de hoofdstraf voor het in eerste aanleg met parketnummer 09-760154-10 bewezen verklaarde op een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 40 (veertig) uren, te vervangen door jeugddetentie voor de duur van 20 (twintig) dagen voor het geval die taakstraf niet naar behoren wordt verricht, met aftrek van de tijd in voorlopige hechtenis doorgebracht waarbij voor elke twee uren één dag wordt aangehouden.
Vordering van de benadeelde partij [aangever 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde [aangever 2] ter zake van het in de zaak met parketnummer 09-920219-10 onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van EUR 450,00 (vierhonderdvijftig euro) aan immateriële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 24 april 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [aangever 2], een bedrag te betalen van EUR 450,00 (vierhonderdvijftig euro) aan immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 9 (negen) dagen jeugddetentie, met dien verstande dat de toepassing van die jeugddetentie de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 24 april 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Vordering van de benadeelde partij [aangever 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde [aangever 1] ter zake van het in de zaak met parketnummer 09-920219-10 onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van EUR 750,00 (zevenhonderdvijftig euro) aan immateriële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 24 april 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [aangever 1], een bedrag te betalen van EUR 750,00 (zevenhonderdvijftig euro) aan immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 15 (vijftien) dagen jeugddetentie, met dien verstande dat de toepassing van die jeugddetentie de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 24 april 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Vordering van de benadeelde partij [aangever 3]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde [aangever 3] ter zake van het in de zaak met parketnummer 09-920219-10 onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van EUR 150,00 (honderdvijftig euro) aan immateriële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 24 april 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [aangever 3], een bedrag te betalen van EUR 150,00 (honderdvijftig euro) aan immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 3 (drie) dagen jeugddetentie, met dien verstande dat de toepassing van die jeugddetentie de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 24 april 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Dit arrest is gewezen door mr. A.J.M. Kaptein, mr. C.P.E.M. Fonteijn- Van der Meulen en mr. J.A.C. Bartels, in bijzijn van de griffier mr. N. van der Velden.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 2 september 2011.
1 Verklaring [getuige A] ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 19 augustus 2011, verklaring [getuige A] d.d. 5 mei 2010, proces-verbaal PL1643 2010063806-23, pagina 78, verklaring [medeverdachte 2]] d.d. 3 juni 2010, proces-verbaal 2010063806, p. 264, bevindingen d.d. 26 mei 2010, proces-verbaal PL1640 2010063799-52, pagina 336.
2 Verklaring [getuige C] d.d. 26 mei 2010, proces-verbaal PL1640 2010063799-55, pagina 303 e.v.
3 Bevindingen d.d. 26 mei 2010, proces-verbaal PL1640 2010063799-52, pagina 336.
4 Verklaring [aangever 4] d.d. 2 juli 2009, proces-verbaal PL1641/09-086165, pagina 224 e.v.
5 Verklaring verdachte ter terechtzitting in hoger beroep d.d.
19 augustus 2011, verklaring verdachte d.d. 24 september 2009, proces-verbaal BPS 09-086165, pagina 342, verklaring [medeverdachte 1] d.d. 22 juli 2009, proces-verbaal PL1641/09-086165, pagina 281.
6 Verklaring [medeverdachte 1] d.d. 22 juli 2009, proces-verbaal
PL1641/09-086165, pagina 281.
7 Verklaring [medeverdachte 1] d.d. 22 juli 2009, proces-verbaal
PL1641/09-086165, pagina 281.
8 Verklaring [medeverdachte 1] d.d. 30 juni 2009, proces-verbaal
PL1641-09-086165, pagina 152.
9 Verklaring verdachte d.d. 24 september 2009, proces-verbaal
BPS 09-086165, pagina 341-342.
10 Verklaring [medeverdachte 1] d.d. 30 juni 2009, proces-verbaal
PL1641-09-086165, pagina 152.
11 Verklaring [medeverdachte 1] d.d. 30 juni 2009, proces-verbaal
PL1641-09-086165, pagina 152-153, verklaring [medeverdachte 1] d.d. 1 juli 2009, proces-verbaal PL1641/09-086165, pagina 156.
12 Verklaring verdachte d.d. 1 juli 2009, proces-verbaal
PL1641/09-086165, pagina 166, verklaring verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 28 oktober 2010.