ECLI:NL:GHSGR:2011:BT8243

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
1 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-000899-10
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling en vernieling door een moeder onder invloed van alcohol

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 1 juni 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Dordrecht. De verdachte, een moeder, heeft zich onder invloed van alcohol schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van haar volwassen zoon. Op 1 augustus 2009 heeft zij haar zoon meermalen met een mes in zijn rug en rechterarm gestoken, terwijl de uitvoering van het voorgenomen misdrijf niet is voltooid. Daarnaast heeft zij op 12 juni 2009 opzettelijk een ruit vernield die toebehoorde aan een ander. In eerste aanleg was de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor behandeling en toezicht door de reclassering.

Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk. De bijzondere voorwaarde is dat de verdachte zich in de proeftijd zal houden aan de aanwijzingen van de Stichting Reclassering Nederland. Het hof heeft in zijn overwegingen de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte meegewogen. Het hof heeft vastgesteld dat huiselijk geweld niet getolereerd kan worden en dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor geweldsdelicten, wat haar er niet van heeft weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. De vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij is niet meer aan de orde, omdat deze zijn vordering niet wenst te handhaven in hoger beroep.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000899-10
Parketnummers: 11-500310-09, 11-711298-09 en 11-710728-06 (TUL)
Datum uitspraak: 1 juni 2011
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Dordrecht van 28 januari 2010 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Suriname)
op [geboortedag] 1958,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 19 juli 2010, 24 maart 2011 en 19 mei 2011.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich zal laten opnemen en behandelen in de Bouman GGZ kliniek gedurende een termijn van zes maanden of zoveel korter als de leiding van de kliniek in overleg met de reclassering wenselijk acht, alsmede dat de verdachte gedurende deze proeftijd onder verplicht reclasseringstoezicht zal staan.
Voorts is de tenuitvoerlegging gelast van de bij vonnis van de politierechter te Dordrecht van 4 oktober 2006 onder parketnummer 11-710728-06 voorwaardelijke opgelegde straf, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1 primair.
zij op of omstreeks 01 augustus 2009 te Dordrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [aangever 1], (verdachtes zoon), van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet voornoemde [aangever 1], meermalen, althans eenmaal, met een mes, in de rug en of (rechter)arm heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
1 subsidiair.
zij op of omstreeks 01 augustus 2009 te Dordrecht opzettelijk mishandelend haar kind, althans een persoon, te weten [aangever 1], (verdachtes zoon) meermalen, althans eenmaal, met een mes, in de rug en/of de (rechter)arm heeft gestoken, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
zij op of omstreeks 12 juni 2009 te Dordrecht opzettelijk en wederrechtelijk een ruit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 2] en/of [aangever 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door een of meer keer tegen die ruit te slaan en/of te duwen en/of te schoppen.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1 primair.
zij op 01 augustus 2009 te Dordrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [aangever 1], verdachtes zoon, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet voornoemde [aangever 1], meermalen met een mes, in de rug en eenmaal in de rechterarm heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
zij op 12 juni 2009 te Dordrecht opzettelijk en wederrechtelijk een ruit toebehorende aan [aangever 3], heeft vernield door tegen die ruit te slaan.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
Op voet van artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering is het hof van oordeel dat met een opgave van de bewijsmiddelen kan worden volstaan.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 primair bewezenverklaarde levert op:
Poging tot zware mishandeling, begaan tegen zijn kind.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met verplicht reclasseringstoezicht en dat de verdachte ambulant zal worden behandeld in een inrichting die de reclassering noodzakelijk acht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich onder invloed van alcohol schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van haar volwassen zoon op de wijze zoals is bewezenverklaard. Aldus heeft de verdachte een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Huiselijk geweld kan niet worden getolereerd en dient dan ook bestraft te worden. Daarnaast heeft de verdachte een ruit vernield. Dergelijk handelen getuigt van gebrek aan respect voor andermans eigendommen en is eveneens strafwaardig.
Blijkens een haar betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 4 mei 2011, is de verdachte eerder onherroepelijk veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, waaronder geweldsdelicten. Dat heeft haar er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Voorts heeft het hof acht geslagen op het advies van GGZ Bouman Reclassering d.d. 10 mei 2011 en hetgeen ter terechtzitting in hoger beroep van 19 mei 2011 door reclasseringwerker B. Lauer over een behandeling van de reeds vele jaren aan alcohol verslaafde verdachte naar voren is gebracht, waaruit onder meer blijkt dat een verplichte ambulante behandeling bij de Stichting Julius GGZ te Dordrecht onder begeleiding van de Reclassering geïndiceerd is.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Vordering tot schadevergoeding [aangever 2]
In eerste aanleg heeft [aangever 2] zich in als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden schade als gevolg van het aan de verdachte onder 2 tenlastegelegde, tot een bedrag van EUR 35,-. In eerste aanleg is door de rechtbank verzuimd hierop een beslissing te nemen. Op 5 juli 2010 heeft de benadeelde partij telefonisch aan de griffie van dit hof medegedeeld dat hij zijn vordering niet wenst te handhaven in hoger beroep. De vordering is derhalve thans niet meer aan de orde.
Vordering tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de politierechter te Dordrecht van 4 oktober 2006 onder parketnummer 11-710728-06 is de verdachte veroordeeld tot gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, met bevel dat die gevangenisstraf niet tenuitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
In hoger beroep is komen vast te staan dat de verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. De verdachte heeft immers de in de onderhavige strafzaak bewezenverklaarde feiten begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep, in afwijking van de in eerste aanleg ingediende vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van die niet-tenuitvoergelegde straf, gevorderd dat deze tenuitvoerlegging zal worden afgewezen.
Het hof is met de advocaat-generaal en gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals deze ter terechtzitting in hoger beroep naar voren zijn gekomen, van oordeel dat er thans geen termen meer aanwezig zijn voor toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging. De vordering zal dan ook worden afgewezen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14h, 14i, 14j, 45, 57, 63, 302, 304 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en onder 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en de verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 9 (negen) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich in de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen die zullen worden gegeven door of namens de Stichting Reclassering Nederland te Dordrecht, zolang deze instelling dit noodzakelijk acht, ook indien zulks inhoudt een ambulante behandeling bij "Julius GGZ" te Dordrecht, voor zover en voor zolang de reclassering noodzakelijk acht.
Verstrekt aan deze instelling opdracht om aan de verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van de bijzondere voorwaarde.
Bepaalt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, en/of artikel 27a Sr bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Dordrecht van 5 oktober 2009, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter te Dordrecht van 4 oktober 2006 voorwaardelijk opgelegde 1 maand gevangenisstraf.
Dit arrest is gewezen door mr. S.K. Welbedacht, mr. H.C. Wiersinga en mr. M.I. Veldt-Foglia, in bijzijn van de griffier mr. R.T. Poort. Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 1 juni 2011.