ECLI:NL:GHSGR:2011:BT2737
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep
- M.A.F. Tan-de Sonnaville
- J.H.W. de Planque
- M.J. van der Ven
- Rechtspraak.nl
Contractueel voorkeursrecht en bewijswaardering in civiele procedure
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 20 september 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen [appellant] en [geïntimeerde] betreffende een contractueel voorkeursrecht. Het hof heeft eerder, in een arrest van 24 november 2009, geoordeeld dat er een voorkeursrecht bestond ten gunste van [appellant] op twee percelen. In een vervolguitspraak op 17 augustus 2010 heeft het hof vastgesteld dat [appellant] een voorkeursrecht had, maar dat de bewijslast voor zijn kennis van de verkoop van perceel 1 op [geïntimeerde] rustte. Het hof heeft [geïntimeerde] de gelegenheid gegeven om aanvullend bewijs te leveren.
Tijdens de getuigenverhoren die volgden, heeft het hof vastgesteld dat [geïntimeerde] niet in zijn bewijsopdracht is geslaagd. De verklaringen van de getuigen waren onvoldoende om aan te tonen dat [appellant] eerder dan de zomer van 2003 op de hoogte was van de verkoop van de tuin. Het hof concludeerde dat [appellant] in beginsel recht had op een boete van € 27.457,94, maar dat de grieven van [geïntimeerde] tot matiging van deze boete niet konden worden gehonoreerd. De laatste grief van [appellant] over het vrijgeven van een depot werd verworpen.
Het hof heeft de vordering van [appellant] toegewezen tot het bedrag van € 27.457,94, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 12 augustus 2003. De proceskosten werden gecompenseerd, en het arrest werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage voor zover in reconventie gewezen, maar vernietigde het vonnis voor het overige. Dit arrest is uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.