ECLI:NL:GHSGR:2011:BT2502

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
15 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-003656-10
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift in het kader van verblijfsvergunningen

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 15 juli 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in Turkije in 1974 en thans zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats, is schuldig bevonden aan het opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, in dit geval een vervalste Nederlandse verblijfsvergunning. De feiten vonden plaats op 2 december 2009 te Rotterdam, waar de verdachte de vervalste verblijfsvergunning heeft getoond bij het Turkse Consulaat om een nieuw Turks paspoort aan te vragen. Het hof heeft vastgesteld dat de verblijfsvergunning niet voldeed aan de echtheidseisen, onder andere door afwijkende druktechnieken en het ontbreken van beveiligingskenmerken.

De verdachte is eerder veroordeeld voor strafbare feiten, wat het hof heeft meegewogen in de strafmaat. Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op basis van de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, met aftrek van voorarrest. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het bewezen verklaarde is vastgesteld en de verdachte is vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier, mr. H. Biemond.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003656-10
Parketnummer: 10-765510-10
Datum uitspraak: 15 juli 2011
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 25 juni 2010 in de strafzaak tegen de verdachte:
[Verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Turkije) op [geboortedag] 1974,
thans zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats hier te lande.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek
op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van
21 januari 2011 en 1 juli 2011.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 2 december 2009 te Rotterdam opzettelijk gebruik heeft gemaakt, van een vals(e) of vervalst(e) Nederlandse verblijfsvergunnig, op naam van hem, verdachte, met nr. [nummer], - die verblijfsvergunning zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware dat geschrift echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij, verdachte, bedoelde verblijfsvergunnig ter legitimatie heeft getoond bij het Turkse Consulaat (gevestigd aan de Westblaak te Rotterdam) bij het aanvragen van een nieuw (Turks) paspoort, en bestaande die (kenmerken van) valsheid of vervalsing hierin dat
- er onjuiste cq afwijkende gebrukte druk/reproductie-technieken waren gebruikt, en/of
- er een onjuiste cq afwijkende reactie was onder aanstraling met UV-licht, en/of
- er enkele beveiligingskenmerken waren geïmiteerd, en/of - de (voelbaar) verhoogde/verdikte reliëfdruk (warmtepreeg) aan de onderkant niet voelbaar was, en/of
- aan de achterzijde van het verblijfsdocument de imageperf(oratie) niet voelbaar maar gedrukt was, en/of
- de kinografische folie niet glimmend was.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 2 december 2009 te Rotterdam opzettelijk gebruik heeft gemaakt, van een valse Nederlandse verblijfsvergunning, op naam van hem, verdachte, met nr. [nummer], - die verblijfsvergunning zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware dat geschrift echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij, verdachte, bedoelde verblijfsvergunning ter legitimatie heeft getoond bij het Turkse Consulaat (gevestigd aan de Westblaak te Rotterdam) bij het aanvragen van een nieuw (Turks) paspoort, en bestaande die kenmerken van valsheid hierin dat
- er onjuiste cq afwijkende gebruikte druk/reproductie-technieken waren gebruikt, en
- er een onjuiste cq afwijkende reactie was onder aanstraling met UV-licht, en
- er enkele beveiligingskenmerken waren geïmiteerd.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
Met betrekking tot het voor het bewijs gebezigde aanvullende proces-verbaal van bevindingen van de politie Rotterdam-Rijnmond d.d. 8 maart 2011, inhoudende de verklaring van een medewerkster van het Turkse consulaat te Rotterdam, overweegt het hof - in de lijn van het arrest van de Hoge Raad van 5 juli 2011, LJN BQ5731 - dat geen sprake is van een 'verklaring van een persoon wiens identiteit niet blijkt' in de zin van artikel 344a, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, nu de identiteit van voornoemde consulaire medewerkster bij de verbalisant bekend is.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan alsook op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk gebruik maken van een valse Nederlandse verblijfsvergunning, met behulp waarvan hij getracht heeft een nieuw Turks paspoort aan te vragen. Door aldus te handelen heeft de verdachte het vertrouwen dat in het maatschappelijk verkeer moet kunnen worden gesteld in de echtheid van dergelijke documenten ernstig beschaamd. Hiertegen dient strengt te worden opgetreden.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 16 juni 2011, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht, zoals dat gold ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. D.J.C. van den Broek,
mr. C.G.M. van Rijnberk en mr. Chr.A. Baardman, in bijzijn van de griffier mr. H. Biemond.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 15 juli 2011.