ECLI:NL:GHSGR:2011:BT1551

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
24 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.085.507-01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. Dusamos
  • M. Husson
  • Mollema-De Jong
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging kinderalimentatie op grond van inkomensvermindering

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 24 augustus 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep over de kinderalimentatie die de vader aan de moeder dient te betalen voor hun minderjarige kind. De vader had in hoger beroep verzocht om de kinderalimentatie, die was vastgesteld op € 200,- per maand, met ingang van 1 juli 2009 op nihil te stellen. Hij stelde dat hij door een inkomensvermindering niet in staat was om de alimentatie te betalen. De rechtbank had eerder zijn verzoek afgewezen, omdat zij oordeelde dat de vader redelijkerwijs in staat moest worden geacht om zijn oude inkomen te verwerven.

Tijdens de mondelinge behandeling op 11 augustus 2011 heeft de vader zijn standpunt toegelicht, waarbij hij aanvoerde dat hij sinds december 2007 geen kinderalimentatie meer had betaald en dat hij niet in staat was om een inkomen te verwerven. De moeder heeft het beroep van de vader bestreden en stelde dat hij niet had aangetoond dat hij niet in staat was om te werken. Het hof heeft vastgesteld dat de vader sinds september 2009 een uitkering ontvangt en dat hij door het UWV is vrijgesteld van zijn sollicitatieplicht vanwege psychische problemen.

Het hof heeft geoordeeld dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden, aangezien de vader een inkomensvermindering heeft ondergaan. Het hof heeft echter ook vastgesteld dat de vader onvoldoende bewijs heeft geleverd van zijn financiële situatie in de periode van 1 juli 2009 tot 31 december 2009. Daarom heeft het hof de bestreden beschikking bekrachtigd voor die periode, maar heeft het de kinderalimentatie met ingang van 1 januari 2010 op nihil gesteld, omdat de vader op dat moment een bijstandsuitkering ontving en aanzienlijke schulden had. De beslissing van het hof houdt in dat de vader niet langer in staat is om bij te dragen aan de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector civiel recht
Uitspraak : 24 augustus 2011
Zaaknummer : 200.085.507/01
Rekestnr. rechtbank : FA RK 10-7526
[appellant],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. S. Rozemeijer te Velserbroek,
tegen
[geintimeerde],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. J.P.M. Castelein te Dordrecht.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De vader is op 12 april 2011 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 19 januari 2011 van de rechtbank Dordrecht.
De moeder heeft geen verweerschrift ingediend.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de vader:
- op 3 mei 2011 een brief van 2 mei 2011 met bijlage;
- op 19 juli 2011 een brief van diezelfde datum met bijlagen.
De zaak is op 11 augustus 2011 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat.
De advocaten van partijen hebben ter terechtzitting aanvullende stukken overgelegd.
HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking is het verzoek van de vader om de beschikking van 27 maart 2007 van de rechtbank Haarlem, waarin de door hem te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige [de minderjarige], geboren [in 2003] te [geboorteplaats], hierna te noemen: de minderjarige, op € 200,- per maand is vastgesteld, te wijzigen in die zin dat de verschuldigde bijdrage met ingang van 1 juli 2009 op nihil wordt gesteld, afgewezen.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de door de vader aan de moeder te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige, hierna ook te noemen: de kinderalimentatie.
2. De vader verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, alsnog zijn inleidende verzoek tot nihilstelling van de kinderalimentatie per 1 juli 2009 toe te wijzen, kosten rechtens.
3. De moeder bestrijdt het beroep.
4. De vader stelt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat hij redelijkerwijs in staat moet worden geacht zich zijn oude (hogere) inkomen weer te verwerven. Het is de vader eenvoudigweg niet gelukt om weer een inkomen te verwerven.
Voorts stelt de vader dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het maken van een draagkrachtvergelijking niet aan de orde is. Volgens de vader dient wel degelijk te worden bekeken welk deel van de kosten van de minderjarige de moeder en haar echtgenoot voor hun rekening kunnen nemen.
5. Namens de moeder is ter terechtzitting verklaard dat de vader sinds december 2007 geen kinderalimentatie meer heeft betaald. Volgens de moeder heeft de vader niet aangetoond dat hij niet in staat is zich een inkomen te verwerven. Zij is dan ook van mening dat het verzoek tot nihilstelling van de kinderalimentatie door de rechtbank terecht is afgewezen. De financiële situatie van de moeder en haar echtgenoot met wie zij in 2010 is getrouwd, is niet rooskleurig. Zij hebben veel schulden en per december 2011 zal het arbeidscontract van de moeder niet worden verlengd.
6. Het hof stelt voorop dat op grond van artikel 1:401, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek een rechterlijke uitspraak betreffende levensonderhoud bij latere rechterlijke uitspraak kan worden gewijzigd of ingetrokken wanneer zij nadien door een wijziging van omstandigheden ophoudt aan de wettelijke maatstaven te voldoen. Hoewel tussen partijen in geschil is of sprake is van een voor herstel vatbaar inkomensverlies, staat tussen partijen vast dat sprake is van een inkomensvermindering aan de zijde van de vader. Hiermee staat vast dat sprake is van een wijziging van omstandigheden en komt het hof toe aan een inhoudelijke behoordeling van het beroep, zodat het hof zal beoordelen of de hoogte van de kinderalimentatie nog aan de wettelijke maatstaven voldoet.
7. Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting is het hof gebleken dat het dienstverband bij de laatste werkgever van de vader per september 2009 is geëindigd. De vader heeft daarna enkele maanden een WW-uitkering ontvangen. In januari 2010 is zijn WW-uitkering omgezet in een uitkering op grond van de Wet Investeren in Jongeren (Wet WIJ). De vader ontvangt deze uitkering nog steeds. De WIJ-uitkering van de vader bedroeg in 2010 € 909,33 per maand en thans € 919,70 per maand. Ter terechtzitting heeft de vader verklaard dat hij op dit moment door het UWV is vrijgesteld van zijn sollicitatieplicht. Op advies van het UWV heeft hij hulp gezocht voor zijn psychische problemen.
8. Naar het oordeel van het hof heeft de vader onvoldoende onderbouwd dat hij in de periode van 1 juli 2009 tot 31 december 2009 geen draagkracht had om de bij beschikking van 27 maart 2007 van de rechtbank Haarlem vastgestelde kinderalimentatie te voldoen. In de periode tot september 2009 werkte de vader bij [naam werkgever]. Blijkens de bestreden beschikking verdiende hij daar voldoende om de vastgestelde kinderalimentatie te kunnen betalen. Door de vader zijn geen stukken overgelegd waaruit de hoogte blijkt van de WW-uitkering die hij in de laatste maanden van 2009 heeft ontvangen. Het hof heeft derhalve onvoldoende inzicht in de draagkracht van de vader in die periode. Gelet op het voorgaande zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen voor zover daarbij het inleidende verzoek van de vader is afgewezen voor de periode tot 31 december 2009.
9. Op grond van de overgelegde stukken staat vast dat de vader voor het eerst in januari 2010 een uitkering op bijstandsniveau heeft ontvangen van de gemeente [naam gemeente]. Ondanks het feit dat de vader naar eigen zeggen al enige tijd niet meer solliciteert, is in maart 2011 opnieuw door de gemeente [naam gemeente] vastgesteld dat de vader recht heeft op een uitkering. Het hof acht het gelet daarop niet redelijk om de vader een verdiencapaciteit toe te dichten. Nu de vader met ingang van 17 december 2009 een inkomen op bijstandsniveau geniet en bovendien aanzienlijke schulden heeft, heeft hij met ingang 1 januari 2010 onvoldoende draagkracht om enige bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige te voldoen. Het hof zal de kinderalimentatie dan ook met ingang van 1 januari 2010 op nihil stellen.
10. Gelet op het hiervoor overwogene behoeft hetgeen de vader overigens heeft aangevoerd geen bespreking meer.
11. Het hof beslist mitsdien als volgt.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking voor zover daarbij het inleidende verzoek van de vader is afgewezen voor de periode vanaf 1 januari 2010 en, in zoverre opnieuw beschikkende:
stelt - met dienovereenkomstige wijziging van de beschikking van 27 maart 2007 van de rechtbank Haarlem - de door de vader aan de moeder te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige met ingang van 1 januari 2010 op nihil;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt de bestreden beschikking voor het overige;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Dusamos, Husson en Mollema-De Jong, bijgestaan door mr. Verburg als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 augustus 2011.