ECLI:NL:GHSGR:2011:BS8887

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
13 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
105.006.409-01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid in hoger beroep inzake senioren-uren en CAO-toepasselijkheid

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Gravenhage diende, ging het om een hoger beroep van Lek Installatietechniek B.V. tegen een vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage. De zaak betrof de vordering van [geïntimeerde] op Lek voor extra-vakantieuren op basis van leeftijd, zoals geregeld in de CAO Kleinmetaal en later de CAO Installatietechniek. De centrale vragen waren of de vorderingen van [geïntimeerde] verjaard waren, of de CAO's van toepassing waren, en of de bepalingen in de CAO's die senioren-uren toekennen nietig waren wegens leeftijdsdiscriminatie.

Tijdens de procedure werd duidelijk dat [geïntimeerde] en Lek op 1 februari 2011 een overeenkomst hadden gesloten over de beëindiging van hun arbeidsovereenkomst per 1 juli 2011. In deze overeenkomst werd onder andere overeengekomen dat beide partijen elkaar finale kwijting verlenen voor alle lopende en bediscussieerde tegoeden aan vrije dagen. Dit leidde tot de conclusie dat de rechtsvorderingen van beide partijen vervielen vanwege gebrek aan belang.

Het hof oordeelde dat, gezien de overeenkomst, er geen rechtens te respecteren belang meer was bij een uitspraak in deze zaak. Dit betekende dat zowel Lek als [geïntimeerde] niet-ontvankelijk werden verklaard in hun respectieve hoger beroepen. Het hof besloot dat er geen proceskostenveroordeling zou plaatsvinden, aangezien het geschil tussen partijen volledig was beëindigd door de overeenkomst.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector Civiel recht
Zaaknummer : 105.006.409/01
Rolnummer oud : C07/0054
Rolnummer rechtbank : 589988\CV EXPL 06-1592
arrest d.d. 13 september 2011
inzake
Lek Installatietechniek B.V.,
gevestigd te Ter Aar, gemeente Nieuwkoop,
appellante in het principaal appel,
geïntimeerde in het incidenteel appel,
hierna te noemen: Lek,
advocaat: mr. D.Th.J. van der Klei te ’s-Gravenhage,
tegen
[geïntimeerde]
wonende te Boskoop,
geïntimeerde in het principaal appel,
appellant in het incidenteel appel,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
advocaat: mr. L.S.J. de Korte te ’s-Gravenhage.
Het geding
Bij tussenarrest van 12 april 2011 is [geïntimeerde] in de gelegenheid gesteld bij akte te reageren op de stelling van Lek dat op grond van de werkingssfeerbepaling(en) van de CAO Technisch Installatiebedrijf die CAO niet van toepassing is op haar onderneming. [geïntimeerde] heeft vervolgens een akte (met productie) genomen, waarop Lek bij akte (met productie) heeft gereageerd. Partijen hebben arrest gevraagd en nadere stukken gefourneerd.
Beoordeling van het principaal en incidenteel hoger beroep (vervolg)
1. [geïntimeerde] was in dienst bij Lek. Hij vordert van Lek toekenning van extra-vakantieuren op grond van leeftijd, een en ander zoals geregeld in de CAO Kleinmetaal en later de CAO Installatietechniek (hierna: de senioren-uren). In debat is (i) of de vorderingen van [geïntimeerde] verjaard zijn, (ii) de CAO’s waarin de seniorenuren worden geregeld (steeds) van toepassing zijn (geweest), en (iii) of de bepalingen in de CAO’s waarin die senioren-uren worden toegekend nietig zijn (art. 3 sub e jo 13 WGBL), nu deze een onderscheid naar leeftijd maken dat niet objectief is gerechtvaardigd (art. 7 WGBL).
2. [geïntimeerde] heeft bij akte aangevoerd dat partijen op 1 februari 2011 een overeenkomst hebben gesloten over de beëindiging van de tussen hen bestaande arbeidsovereenkomst per 1 juli 2011 (overgelegd als productie 22 bij akte van 7 juni 2011). Daarbij is onder meer overeengekomen dat Lek en [geïntimeerde] elkaar finale kwijting verlenen ter zake van alle lopende en bediscussieerde tegoeden aan vrije dagen (“incl. rechtzaak”), dat er “echt een streep onder de betwiste dagen komt” en dat een “uitspraak van de rechter niet meer ter zake doet”. [geïntimeerde] verbindt daaraan de conclusie dat de rechtsvorderingen over en weer vervallen vanwege gebrek aan belang (art. 3: 303 BW) en dat daarom de vorderingen in het principaal beroep en in het incidenteel beroep moeten worden afgewezen.
3. Lek erkent de tussen partijen bereikte overeenstemming. Deze leidt er volgens Lek toe dat een uitspraak in dit geding er in de relatie tussen partijen financieel niet meer toe doet. Lek stelt dat het niettemin toch de bedoeling is dat het hoger beroep wordt voortgezet, waarbij echter de uitkomst van het hoger beroep er niet toe zal leiden dat [geïntimeerde] moet terugbetalen of Lek moet bijbetalen. Lek stelt belang te hebben bij het antwoord op de vraag of zij tot vergoeding van senioren-uren gehouden is. Lek heeft in haar en in aan haar gelieerde ondernemingen meer dan 100 werknemers voor wie vergelijkbare arbeidsvoorwaarden als die van [geïntimeerde] gelden. Lek heeft behoefte aan rust in haar onderneming. Zij wenst niet bij een volgend geschil met een werknemer over hetzelfde onderwerp de onderhavige procedure opnieuw te moeten voeren en wederom uitgebreid kosten te moeten maken. De zaak is door [geïntimeerde] (aangespoord door FNV) als “voorbeeldzaak” aanhangig gemaakt, aldus nog steeds Lek.
4. Het hof overweegt als volgt.
5. Inzet van het geding was de al dan niet verschuldigdheid van de door [geïntimeerde] aanvankelijk gevorderde senioren-uren. Dat geschil is tot een einde gekomen door de tussen partijen gesloten overeenkomst (zie sub 2). Partijen zijn het er over eens dat een uitspraak in dit geding voor hen geen verdere financiële consequenties zal hebben. Naar het oordeel van het hof staat daarmee vast dat het vonnis waarvan beroep niet meer ten uitvoer kan worden gelegd. Het hof begrijpt uit voormelde overeenkomst ook, dat niet langer aanspraak wordt gemaakt op proceskostenveroordelingen. Het geschil tussen partijen is daarmee ten volle tot een einde gekomen. De (eventuele) aanspraken van andere werknemers op senioren-uren zijn niet in het geding. Bij die stand van zaken hebben partijen geen rechtens te respecteren belang (meer) bij een uitspraak in dit geding; vergelijk HR 16 april 1993, NJ 1993, 444, LJN: ZC0927. Daaraan doet niet af dat Lek een (overigens alleszins te begrijpen) behoefte heeft aan duidelijkheid ten aanzien van de principiële vragen die in dit geding aan de orde waren. Immers, zij heeft in eerste aanleg niet van haar kant een vordering in reconventie ingesteld, inhoudende een verklaring van recht met betrekking tot de toepasselijkheid en geldigheid van de sub 1 genoemde CAO’s.
6. Uit het voorgaande volgt dat Lek in het principale beroep niet-ontvankelijk zal worden verklaard en dat [geïntimeerde] in het incidentele beroep niet-ontvankelijk zal worden verklaard. Er is geen aanleiding een proceskostenveroordeling uit te spreken.
Beslissing
Het hof:
- verklaart Lek niet-ontvankelijk in het door haar ingestelde principaal hoger beroep van het vonnis van de rechtbank ’s-Gravenhage, sector kanton, locatie Alphen aan den Rijn van 9 januari 2007;
- verklaart [geïntimeerde] niet-ontvankelijk in het door hem ingestelde incidenteel hoger beroep van het vonnis van de rechtbank ’s-Gravenhage, sector kanton, locatie Alphen aan den Rijn van 9 januari 2007.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.S. van Coevorden, M.H. van Coeverden en A.M. Voorwinden en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 september 2011 in aanwezigheid van de griffier.