ECLI:NL:GHSGR:2011:BS1743

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
9 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-752075-10.bs
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot gevangenneming van een jeugdige verdachte in hoger beroep na verstrijking van de termijn

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 9 september 2011 een vordering tot gevangenneming van een jeugdige verdachte behandeld. De verdachte was eerder door de rechtbank Den Haag veroordeeld tot twee jaren onvoorwaardelijke jeugddetentie voor een gewapende overval en afpersing. De officier van Justitie had in hoger beroep één jaar jeugddetentie en plaatsing in een inrichting voor jeugdigen gevorderd. De vordering tot gevangenneming werd ingediend door de advocaat-generaal op 8 september 2011, nadat de raadsman de officier van Justitie op de hoogte had gebracht van de verstrijking van de termijn van het bevel tot gevangenneming, dat op 22 juni 2011 was verstreken.

Het hof heeft in zijn beoordeling de ernst van de feiten en de maatschappelijke impact daarvan meegewogen. Ondanks de twijfels over de toepassing van de herstelmogelijkheid in artikel 66a van het Wetboek van Strafvordering, oordeelde het hof dat het belang van de samenleving bij herstel van de voorlopige hechtenis zwaarder weegt dan de strikte handhaving van de vormvoorschriften. Het hof verklaarde de advocaat-generaal ontvankelijk in de vordering en wees deze toe, waarbij de gevangenneming van de verdachte voor de duur van 90 dagen werd bevolen. De voorlopige hechtenis zou worden ondergaan in JPC De Sprengen te Zutphen of een soortgelijke inrichting.

De beslissing van het hof is genomen in aanwezigheid van de griffier en na behandeling van de vordering in raadkamer, waar de advocaat-generaal, de verdachte en diens raadsman aanwezig waren. Het hof concludeerde dat voldaan was aan de vereisten van artikel 66a van het Wetboek van Strafvordering, aangezien de feiten waarvoor de verdachte werd vervolgd misdrijven betroffen waarop een gevangenisstraf van 8 jaar of meer was gesteld. De advocaat-generaal werd gelast de tenuitvoerlegging van de beschikking ter kennis van de verdachte te brengen.

Uitspraak

Parketnummer: 09-752075-10
GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE
Raadkamer
BESLISSING
Gegeven op een vordering overeenkomstig artikel 66a van het Wetboek van Strafvordering van de advocaat-generaal bij dit gerechtshof tot gevangenneming van de verdachte, genaamd:
[verdachte],
Geboren op [dag] 1993 te [plaats],
Thans gedetineerd in JPC De Sprengen te Zutphen.
Onderzoek van de vordering in raadkamer.
Het bevel gevangenhouding van de verdachte is verstreken op 22 juni 2011.
De advocaat-generaal bij dit gerechtshof mr. C.J.M.G. Strack heeft bij vordering van 8 september 2011 de gevangenneming van de verdachte gevorderd.
De vordering is ingediend voordat het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep is aangevangen.
Het hof heeft de vordering behandeld in raadkamer op 9 september 2011. Aldaar zijn gehoord de advocaat-generaal mr. M. van Nooijen, de verdachte en diens raadsman,
mr. J.G.M. Dassen
De advocaat-generaal heeft in raadkamer de vordering toegelicht.
De raadsman van de verdachte heeft in raadkamer bepleit primair de niet-ontvankelijkheid, subsidiair de afwijzing van de vordering van de advocaat-generaal, nu het een jeugdige verdachte betreft en de ernst van het feit niet zodanig is dat gebruik kan worden gemaakt van de herstelmogelijkheid als vervat in artikel 66a van het Wetboek van Strafvordering. Voorts heeft de raadsman de onmiddellijke invrijheidstelling van de verdachte verzocht.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vordering
Omtrent de bepleite niet-ontvankelijkheid overweegt het hof als volgt.
Blijkens de wetsgeschiedenis begint de in artikel 66a, lid 1 met de woorden "ten spoedigste" aangeduide termijn te lopen op het moment dat de advocaat-generaal het termijnverloop bemerkt. In raadkamer is, gelet op de fax van de raadsman van de verdachte d.d. 7 september 2011 waarin melding wordt gemaakt van het termijnverloop en de vervolgens op 8 september 2011 bij het hof ingediende vordering van de advocaat-generaal, aannemelijk geworden dat de advocaat-generaal ten spoedigste na bedoeld moment de onderhavige vordering heeft gedaan. Hieruit volgt dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in de vordering.
Beoordeling van de vordering.
Blijkens de wetsgeschiedenis van artikel 66a van het Wetboek van Strafvordering, is het de bedoeling van de wetgever geweest dit artikel in hoger beroep van toepassing te doen zijn.
Gelet op het bepaalde in artikel 488, lid 1 van het Wetboek van Strafvordering, is artikel 66a van het Wetboek van Strafvordering eveneens van toepassing in zaken betreffende minderjarigen.
Ook overigens is, naar het oordeel van het hof, voldaan aan de vereisten van artikel 66a van het Wetboek van Strafvordering, nu één of meer feiten waarvoor de verdachte wordt vervolgd, misdrijven betreffen waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van 8 jaar of meer is gesteld.
Anders dan de raadsman heeft betoogd is het hof van oordeel dat daaraan niet afdoet dat in zaken betreffende minderjarigen maximaal 2 jaar jeugddetentie kan worden opgelegd, nu het gaat om de straf die op het feit is gesteld en niet om hetgeen in de concrete zaak kan worden opgelegd.
Bij de beoordeling van de vordering weegt het hof mee dat de verdachte, voor zover thans van belang, bij vonnis van de rechtbank Den Haag is veroordeeld tot twee jaren onvoorwaardelijke jeugddetentie. De rechtbank heeft onder meer bewezen verklaard dat de verdachte zich overdag schuldig heeft gemaakt aan een gewapende overval op een winkel en een afpersing met gebruik van een wapen. De officier van Justitie heeft terzake één jaar jeugddetentie en plaatsing in een inrichting voor jeugdigen gevorderd.
Ingevolge artikel 66, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering was het bevel gevangenneming van kracht tot 22 juni 2011. Eerst op 8 september 2011 is de bovenstaande vordering ingediend, nadat de raadsman van de verdachte het openbaar ministerie op 7 september 2011 op de hoogte had gebracht van de verstrijking van de termijn.
Het hof heeft betwijfeld of in dit geval toepassing zou moeten worden gegeven aan de herstelmogelijk zoals neergelegd in artikel 66a Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte ongeveer 2 1/2 maand zonder rechtsgeldige titel van zijn vrijheid beroofd is geweest.
Het hof is evenwel van oordeel dat, gezien de ernst van de feiten waarvoor de verdachte wordt vervolgd en de maatschappelijk impact daarvan, in dit geval sprake is van een zo ernstige zaak dat het belang van de samenleving bij herstel van de voorlopige hechtenis zwaarder dient te wegen dan het belang dat is gediend met een strikte handhaving van vormvoorschriften.
De verdachte is in afwachting van de beslissing op de vordering gevangenneming nog niet in vrijheid gesteld.
Het hof acht de gronden voor toepassing van de voorlopige hechtenis van de verdachte nog aanwezig. Door de termijn van de gevangenhouding als gevorderd zal de duur van de voorlopige hechtenis, die van de door de rechtbank opgelegde onvoorwaardelijke vrijheidsstraf niet overtreffen en het is voorshands ook niet aannemelijk te achten dat daardoor de duur van de bij veroordeling in hoger beroep op te leggen straf zal worden overschreden.
Op grond van het voorgaande en gelet op de artikelen 65, 66, 66a, 67, 67a, 75 en 78 van het Wetboek van Strafvordering en de artikelen 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zal het hof de vordering van de advocaat-generaal toewijzen en derhalve de gevangenneming van de verdachte bevelen.
Hetgeen de raadsman overigens heeft verzocht behoeft in het licht van het vorenstaande geen bespreking meer.
BESLISSING
Het hof:
verklaart de advocaat-generaal ontvankelijk in de vordering;
wijst toe de vordering van de advocaat-generaal;
beveelt de gevangenneming van de verdachte voor de duur van 90 dagen;
beveelt dat de voorlopige hechtenis zal worden ondergaan in JPC De Sprengen te Zutphen danwel in een soortgelijke inrichting.
Deze beschikking is gegeven op vrijdag 9 september 2011 door mrs. A.E. Mos-Verstraten, A.L.J. van Strien en C.P.E.M. Fonteijn-van der Meulen in bijzijn van de griffier P.H. Stempels.
Voor eensluidend afschrift getekend door de voorzitter en de griffier.
De advocaat-generaal gelast de tenuitvoerlegging van vorenstaande beschikking en brengt deze ter kennis van verdachte.
's-Gravenhage, 9 september 2011