ECLI:NL:GHSGR:2011:BR6714

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
17 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.074.647.01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Stille
  • A. Mink
  • J. Zwagemaker
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van de huwelijksgemeenschap na echtscheiding met betrekking tot onroerend goed en inboedel

In deze zaak gaat het om de verdeling van de huwelijksgemeenschap tussen de vrouw en de man na hun echtscheiding, die op 11 juni 2009 is ontbonden. De vrouw heeft hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Rotterdam van 1 juli 2010. De rechtbank had de verdeling van de gemeenschap vastgesteld, maar de vrouw is het niet eens met deze beslissing en verzoekt het hof om de verdeling opnieuw vast te stellen. De man heeft op zijn beurt verweer gevoerd tegen het beroep van de vrouw.

De geschilpunten betreffen onder andere de toedeling van een woning in aanbouw en een perceel grond in [land], de inboedel, en de schulden bij een aannemer en de Fortis Bank. Het hof heeft de waarde van de woning vastgesteld op € 60.000,- en de waarde van de grond met woning in aanbouw op € 41.800,-. De man is veroordeeld om de helft van de waarde van deze activa aan de vrouw te vergoeden. Daarnaast is de man verplicht om de inboedelgoederen die aan de vrouw zijn toegewezen, af te geven.

Het hof heeft geoordeeld dat de man niet voldoende bewijs heeft geleverd voor de schuld aan de aannemer en dat de vrouw niet aansprakelijk is voor deze schuld. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de vrouw een bedrag van € 17.700,- aan de man moest betalen, maar het hof heeft deze beslissing vernietigd en de man veroordeeld om aan de vrouw een bedrag van € 33.200,- te betalen, als gevolg van de overbedeling. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de man binnen veertien dagen de inboedelzaken aan de vrouw moet afgeven.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector Civiel recht
Uitspraak : 17 augustus 2011
Zaaknummer : 200.074.647.01
Rekestnr. rechtbank : F2 RK 08-1599 en F2 RK 08-3030
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. A.J.C. van Bemmel te Rotterdam,
tegen
[de man],
wonende te [woonplaats],
verweerder in hoger beroep
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. C.A. Busquet te Rotterdam.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De vrouw is op 30 september 2010 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 1 juli 2010 van de rechtbank Rotterdam.
De man heeft op 12 november 2010 een verweerschrift ingediend.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van vrouw:
- op 1 oktober 2010 een origineel beroepschrift met de stukken eerste aanleg;
- op 26 oktober 2010 een brief van dezelfde datum met bijlage.
De zaak is op 17 juni 2011 mondeling behandeld. Ter zitting zijn verschenen: partijen, bijgestaan door hun advocaten. Voorts is ten behoeve van de man verschenen de heer T.F.P. van Dijk, tolk in de Portugese taal, die ter zitting de eed heeft afgelegd. De advocaat van de vrouw heeft ter zitting een pleitnota overgelegd.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking is - uitvoerbaar bij voorraad - de verdeling van de gemeenschap als volgt vastgesteld:
deelt toe aan de man:
- het perceel grond en de woning in aanbouw in [land];
- de auto;
- al die inboedelzaken welke hij reeds onder zich heeft, behalve de hierna expliciet aan de vrouw toebedeelde inboedelzaken;
onder de verplichting om voor zijn rekening te nemen en als eigen schuld te voldoen:
- de schuld bij aannemer [X];
- het doorlopend krediet bij Fortis, nummer [Y];
deelt toe aan de vrouw:
- van de inboedelzaken:
o de bruidsuikers,
o één zo volledig mogelijk servies,
o het Swarovkski-kristal, voor zover nog bij de man aanwezig en naar de aanwezigheid waarvan de man een grondig onderzoek dient te verrichten,
o al die eetschalen met roestvrijstalen houders die nog bij de man aanwezig zijn en naar de aanwezigheid waarvan de man een grondig onderzoek dient te verrichten,
o vier pannen,
o van de foto’s in fotoboeken: al die foto’s waarop zij zelf met (een van) de kinderen staat afgebeeld en welke foto's zij uit de door de man daartoe ter beschikking te stellen fotoboeken zal selecteren, waarna zij die boeken weer aan de man zal afgeven,
- alsmede al die overige inboedelzaken welke zij reeds onder zich heeft.
Voorts heeft de rechtbank - uitvoerbaar bij voorraad - bij die beschikking de vrouw veroordeeld ten titel van overbedeling aan de man te betalen een bedrag van € 17.700,-.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is met betrekking tot de verdeling van de huwelijksgemeenschap, welke door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking op 11 juni 2009 is ontbonden:
- een stuk grond met daarop een woning in aanbouw op de [land];
- de inboedel;
- een woning op de [land] op naam van beider partijen;
- de schuld bij aannemer [X];
- een doorlopend krediet bij de Fortis Bank met nummer [Y].
2. De vrouw verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en, zo veel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, opnieuw beschikkende, de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap vast te stellen en wel op de volgende wijze:
- ter zake van de woning in [land]: deze aan de man toe te delen met veroordeling van de man om de helft van de waarde van deze woning – vast te stellen door een door het hof te benoemen deskundige – aan de vrouw te voldoen;
- ter zake van het stuk grond en de woning in [woonplaats] ([land]): deze aan de man toe te delen, met veroordeling van de man om de helft van de waarde van de grond en de woning – vast te stellen door een door het hof te benoemen deskundige – aan de vrouw te voldoen;
- de man te veroordelen om de goederen vermeld in de beschikking van 1 juli 2010 en beschreven op de lijst bij de brief van 4 januari 2010 aan de rechtbank, aan de vrouw af te geven, zulks op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag en overigens ter zake van de inboedel te verklaren voor recht dat deze is verdeeld en ieder der partijen onder zich houdt datgene wat hij/zij thans onder zich heeft;
- te bepalen dat de door de man gestelde schuld aan de heer [X] niet is aangetoond en niet in de gemeenschap valt; subsidiair te gelasten dat de man op grond van artikel 22 Rv en/of artikel 843a Rv en/of artikel 162 Rv de originele documenten ter griffie van het hof dient te deponeren en deze aan de vrouw ter inzage dient te geven zodat er (handschrift)onderzoek kan worden gedaan naar de inhoud en datering;
- ter zake van het doorlopend krediet bij de Fortis Bank onder nummer [Y] de man te gelasten om een opgave van de schuld per 11 juni 2009 in het geding te brengen en voor zover de vrouw ter zake van de toedeling van dit krediet aan de man hem enig bedrag dient te voldoen, dit bedrag te verminderen met de reeds door de vrouw vanaf juni 2009 verrichte betalingen.
3. De man bestrijdt het beroep van de vrouw en verzoekt het hof het verzoek van de vrouw tot vernietiging van de bestreden beschikking af te wijzen.
Woning op de [land]
4. De vrouw stelt zich op het standpunt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat zij ten aanzien van de woning niet in staat is vast te stellen dat deze – geheel dan wel voor enig gedeelte – in de te verdelen gemeenschap valt, nog daargelaten de vraag tegen welke waarde dat zou moeten gebeuren. De vrouw stelt dat de woning op naam van beide partijen staat en hun beider eigendom is, waardoor de woning in de gemeenschap valt. De vrouw verzoekt het hof een deskundige te benoemen die de waarde van de woning bepaalt en de woning, althans het aandeel van de vrouw in die woning aan de man toe te delen, onder de verplichting om de vrouw de helft van de waarde te vergoeden. Voorts verzoekt de vrouw het hof de man te gelasten om alle relevante processtukken (vertaald) met betrekking tot de procedure in [land] over te leggen en de vrouw daarin inzage te geven, althans tot openlegging van de stukken over te gaan en deze beschikbaar te hebben voor onderzoek.
5. De man stelt dat er thans een gerechtelijke procedure omtrent de eigendomsrechten van de woning aanhangig is. Gelet op deze procedure is de taxatie en verkoop van de woning volgens de man niet mogelijk. De man heeft ter onderbouwing van zijn standpunt een vanuit het Portugees vertaalde beslissing van 30 december 2001 van de rechtbank van de gemeente [woonplaats] overgelegd, waaruit zou volgen dat het huis toekomt aan [Z]. De man is van deze beslissing in hoger beroep gekomen.
6. Het hof is van oordeel dat – wat er ook zij van de stelling van de man, dat de eigendomsrechten van de woning onderwerp zijn van een juridische strijd op de [land] – de woning tot de te verdelen ontbonden huwelijksgemeenschap behoort. Het hof overweegt daartoe als volgt. Niet in geschil is dat de woning in eigendom is verworven met een geldbedrag dat de man uit een nalatenschap heeft ontvangen en dat de woning op naam van de man en de vrouw is gezet. De rechtbank van de gemeente [woonplaats] heeft kennelijk beslist, zo kan volgen uit het door de man overgelegde vertaling van het vonnis van 30 december 2001, dat de woning aan de heer [Z] toekomt. Evenwel blijkt niet dat dit vonnis – mede gelet op het door de man gestelde aanhangige hoger beroep – voor executie vatbaar is, noch dat het aanstonds uitvoerbaar zou zijn en dat de woning op naam van de heer [Z] is gezet. Voorts heeft de man verklaard dat hij van de beslissing in hoger beroep is gegaan, maar dat deze procedure nog altijd niet is afgerond. De man heeft hiervan echter geen stukken overgelegd. Gelet hierop moet het er dan ook voor worden gehouden dat de woning nog altijd, althans op 11 juni 2009, gemeenschappelijk eigendom van partijen is en derhalve in de te verdelen gemeenschap valt.
7. De man heeft de waarde van de woning per peildatum geschat op € 40.000,- en de vrouw op € 80.000,-. Aangezien geen van partijen haar stellingen met betrekking tot de waarde van de woning met verificatoire bescheiden heeft onderbouwd, acht het hof het redelijk en billijk om de waarde van de woning per de peildatum in het kader van de verdeling vast te stellen op € 60.000,-, zijnde het gemiddelde van de door ieder van partijen genoemde waarden.
Grond op de [land] met daarop een woning in aanbouw
8. De vrouw stelt zich op het standpunt dat de rechtbank ten onrechte de waarde van de grond met daarop de woning in aanbouw heeft geschat op € 41.800,-. Volgens de vrouw ligt de waarde op een veel hoger bedrag. Zij verzoekt het hof een onafhankelijke derde onderzoek te laten verrichten naar de waarde per datum verdeling.
9. Het hof is van oordeel dat de rechtbank op goede gronden heeft geoordeeld dat de waarde van de grond met daarop een woning in aanbouw € 41.800,- bedraagt. Het hof neemt deze gronden over en maakt deze tot de zijne, nu er in hoger beroep geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn aangedragen die tot een andersluidend oordeel zouden moeten leiden.
10. Het hof acht derhalve de beslissing van de rechtbank, de grond op de [land] met daarop een woning in aanbouw toe te delen aan de man onder verrekening van de helft van de waarde, zijnde € 20.900,-, aan de vrouw, juist. In zoverre dient de bestreden beschikking te worden bekrachtigd.
11. Het totaal der baten van de gemeenschap bedraagt derhalve € 101.800,-, waarvan aan de vrouw wordt toebedeeld € 50.900,- en aan de man € 50.900,-.
Schuld bij aannemer [X]
12. De vrouw stelt zich op het standpunt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het saldo van de schuld een bedrag beloopt in de orde van grootte als de man heeft gesteld, derhalve een bedrag van € 41.800,-. De vrouw stelt dat de kosten van het realiseren van de woning zijn voldaan uit het Fortis krediet en dat er mitsdien geen sprake is van enige schuld aan [X]. Bovendien, zo stelt de vrouw, heeft zij nimmer enig gesprek gevoerd met [X] over de bouw van een woning, heeft zij geen enkele overeenkomst gezien of getekend en is zij niet bekend met werkzaamheden van [X].
13. Het hof is van oordeel dat niet is aangetoond dat sprake is van een schuld bij aannemer [X] en overweegt daartoe als volgt. In de echtscheidingsbeschikking van 2 februari 2009 is de man opgedragen een overeenkomst van opdracht met de aannemer over te leggen, met daarin omschreven wat de opdracht inhoudt en wanneer de overeenkomst is gesloten. Hieraan heeft de man niet voldaan. De man heeft slechts het volgende overgelegd: een verklaring van [X] van 20 november 2001, inhoudende dat een aanbetaling op de bouw is ontvangen; een beschrijving van februari 2002, inhoudende afmetingen en werkzaamheden en een begroting van de ruwe werkzaamheden met betrekking tot een gebouw van twee verdiepingen met souterrain te [woonplaats], Sao Vicente ten name van de man, welke begroting eindigt op een bedrag van 5.565.000 [geld]; een brief van 18 juni 2007 van [X] gericht aan de man waarin wordt medegedeeld dat het verschuldigde bedrag 5.565.000 [geld] is en dat hij niet zal doorgaan met de constructiewerkzaamheden met betrekking tot het huis totdat alle bedragen zijn betaald; en een brief van 23 augustus 2008 waarbij aan de man wordt medegedeeld dat betaling van de schuld met rente wordt geëist. Het hof is van oordeel dat uit de door de man overgelegde stukken niet volgt dat sprake is van een overeenkomst tot aanneming van werk van partijen, dan wel van de man met [X], dat er dientengevolge een schuld zou zijn ontstaan van partijen aan [X] en, indien en voor zover wel moet worden aangenomen dat sprake is van een schuld, dan is naar het oordeel van het hof onvoldoende gebleken wat het saldo van de schuld is. In zoverre dient de bestreden beschikking dan ook te worden vernietigd.
Doorlopend krediet bij de Fortis Bank met nummer [Y]
14. De vrouw stelt zich op het standpunt dat de rechtbank ten onrechte het saldo van het krediet heeft vastgesteld per peildatum op € 35.400,-. Volgens de vrouw moet van het saldo op de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand worden uitgegaan. Voorts stelt de vrouw dat zij vanaf juni 2009 telkens € 400,- per maand aan de schuld heeft voldaan.
15. De rechtbank heeft als peildatum voor het saldo van de schuld 11 juni 2009 in aanmerking genomen. Het hof gaat er van uit dat de man zich daar in kan vinden, nu daartegen door hem geen (incidenteel) hoger beroep is ingesteld. Ook de vrouw kan zich kennelijk, gelet op de formulering van haar standpunt, vinden in de peildatum van 11 juni 2009 voor de waardering van de schuld. Het hof zal dan ook, evenals de rechtbank, van deze peildatum uitgaan en de hoogte van het doorlopend krediet bij de Fortis Bank bepalen op € 35.400,-, voor welke schuld partijen in hun onderlinge verhouding ieder voor de helft draagplichtig zijn. In zoverre volgt het hof het oordeel van de rechtbank.
16. Indien en voor zover de vrouw ingaande juni 2009 elke maand € 400,- aan de schuld heeft voldaan zullen deze betalingen tot het beloop daarvan met de man dienen te worden verrekend.
17. Het totaal der lasten van de gemeenschap bedraagt derhalve € 35.400,-.
Inboedel
18. De vrouw stelt zich op het standpunt dat de rechtbank ten onrechte niet tot verdeling van de inboedel is overgegaan conform de door de vrouw bij brief van 4 januari 2010 overgelegde lijst. De vrouw stelt dat de man nog geen van de vermelde spullen aan haar heeft afgegeven en verzoekt dan ook daarop een dwangsom te stellen.
19. Ter zitting is gebleken dat partijen overeenstemming hebben bereikt omtrent de afgifte van de aan de vrouw toegedeelde inboedelgoederen. Partijen zijn overeengekomen dat de inboedelgoederen, zoals vermeld in het dictum van de bestreden beschikking, door de man naar zijn advocaat worden gebracht en dat de vrouw deze inboedelgoederen bij de advocaat van de man zal ophalen. Onder deze omstandigheden zal het hof het verzoek tot het aan de afgifte door de man aan de vrouw verbinden van een dwangsom afwijzen.
Boedelbeschrijving en verdeling
20. Op grond van het vorenstaande bestaat de ontbonden huwelijksvermogensgemeenschap per de peildatum uit de navolgende vermogensbestanddelen;
Activa
a. woning [land], waard € 60.000,-
b. grond met woning in aanbouw [land], waard € 41.800,-
c. auto, waard pro memorie
d. inboedelgoederen, waard pro memorie
totaal der activa € 101.800,-
Passiva
schuld Fortis Bank rekening [Y] € 35.400,-
zodat het saldo van de ontbonden gemeenschap derhalve bedraagt € 66.400,-
waarin ieder van partijen voor de helft is gerechtigd, of € 33.200,-
21. Het hof verdeelt de ontbonden gemeenschap als volgt:
a. aan de man wordt toebedeeld:
- de woning in [land], waard € 60.000,-
- de grond en de woning in aanbouw in [land], waard € 41.800,-
- de auto, waard pro memorie
- al die inboedelzaken welke hij reeds onder zich heeft,
behalve de hierna expliciet aan de vrouw toegedeelde
inboedelzaken, waard pro memorie
totaal der activa € 101.800,-
onder de verplichting om voor zijn rekening te nemen en als
eigen schuld te voldoen:
- de schuld uit hoofde van het doorlopend krediet
bij Fortis, rekeningnummer [Y], groot € 35.400,-
totaal der passiva € 35.400,-
zodat zijn verkrijging bedraagt € 66.400,-
hem komt blijkens het vorenstaande toe € 33.200,-
zodat hij te veel ontvangt € 33.200,-
welk bedrag hij terzake van deze overbedeling dient uit te keren aan de vrouw,
zodat hij ontvangt juist het hem toekomende, of € 33.200,-
b. aan de vrouw wordt toebedeeld:
- van de inboedelzaken:
o de bruidsuikers,
o één zo volledig mogelijk servies,
o het Swarovkski-kristal, voor zover nog bij de man aanwezig,
o al die eetschalen met roestvrijstalen houders die nog bij
de man aanwezig zijn,
o vier pannen,
o van de foto’s in fotoboeken: al die foto’s waarop zij zelf met (een van) de kinderen staat afgebeeld en welke foto's zij uit de door de man daartoe ter beschikking te stellen fotoboeken zal selecteren, waarna zij die boeken weer aan de man zal afgeven,
waard pro memorie
- alsmede al die overige inboedelzaken welke zij reeds onder zich
heeft, waard pro memorie
- de vordering van de vrouw op de man wegens overbedeling, waard € 33.200,-
zodat haar verkrijging bedraagt € 33.200,-
zijnde dit juist het haar toekomende.
22. De bij deze beschikking verdeelde baten gaan op de verkrijgers over in de staat, waarin zij zich ten tijde van voormelde peildatum bevonden, en de lusten en lasten daarvan zijn met ingang van die datum voor rekening van de verkrijgers.
23. Mitsdien beslist het hof als volgt.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking en, opnieuw beschikkende,
stelt de verdeling van de gemeenschap, welke op 11 juni 2009 is ontbonden, vast zoals hiervoor in rechtsoverweging 21 omschreven;
veroordeelt de man uit hoofde van voormelde verdeling tot betaling aan de vrouw van een bedrag van € 33.200,-;
bepaalt dat de man gehouden is binnen veertien dagen na heden voormelde aan de vrouw toegedeelde inboedelzaken af te geven aan het kantoor van zijn advocaat;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Stille, Mink en Zwagemaker, bijgestaan door mr. Van der Kamp als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 augustus 2011.