Rolnummer: 22-000957-10
Parketnummer: 11-510300-09
Datum uitspraak: 19 augustus 2011
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
Meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Dordrecht van 9 februari 2010 in de strafzaak tegen de verdachte:
Verdachte 3,
geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortedatum] 1972,
[adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 5 augustus 2011.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde veroordeeld tot een werkstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest volgens de maatstaf van twee uren werkstraf per in voorarrest doorgebrachte dag.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij in of omstreeks de periode van 13 november 2008 tot en met 2 mei 2009, te Dordrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- van een voorwerp, te weten een personenauto, merk BMW, type 645ci cabriolet, de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, althans heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op dat voorwerp was,
- een voorwerp, te weten een personenauto, merk BMW, type 645ci cabriolet, heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet en/of hiervan gebruik heeft gemaakt
terwijl zij en/of haar mededader(s) wist(en) dat dat voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij in of omstreeks de periode van 13 november 2008 tot en met 2 mei 2009, te Dordrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- van een voorwerp, te weten een personenauto, merk BMW, type 645ci cabriolet, de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, althans heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op dat voorwerp was,
- een voorwerp, te weten een personenauto, merk BMW, type 645ci cabriolet, heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet en/of hiervan gebruik heeft gemaakt
terwijl zij en/of haar mededader(s) redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dat voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
zij in of omstreeks de periode van 10 augustus 2007 tot en met 25 mei 2009, te Dordrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- van een voorwerp, te weten een personenauto, merk Audi A4, type 8H cabriolet, de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, althans heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op dat voorwerp was,
- een voorwerp, te weten een personenauto, merk Audi A4, type 8H cabriolet, heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet en/of hiervan gebruik heeft gemaakt,
terwijl zij en/of haar mededader(s) wist(en) dat dat voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij in of omstreeks de periode van 10 augustus 2007 tot en met 25 mei 2009, te Dordrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- van een voorwerp, te weten een personenauto, merk Audi A4, type 8H cabriolet, de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, althans heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op dat voorwerp was,
- een voorwerp, te weten een personenauto, merk Audi A4, type 8H cabriolet, heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet en/of hiervan gebruik heeft gemaakt,
terwijl zij en/of haar mededader(s) redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dat voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair, 1 subsidiair, tweede cumulatief/alternatief, 2 primair en 2 subsidiair, tweede cumulatief/alternatief, is ten laste gelegd, zodat zij daarvan behoort te worden vrijgesproken.
De verdachte heeft verklaard - zakelijk weergegeven - dat er auto's op haar naam zijn gezet, die niet van haar waren. Het ging daarbij om de in de tenlastelegging vermelde BMW 645ci cabrio en de Audi A4, type 8H cabriolet. Bij het overschrijven op haar naam is zij volgens haar verklaring mee geweest naar het postkantoor.
De beide auto's werden in de in de tenlastelegging vermelde periodes afwisselend op naam van de verdachte en haar moeder, de medeverdachte [verdachte 2], gesteld.
De verdachte heeft op 2 juni 2009 tegenover de politie verklaard dat haar broer [verdachte 1] haar had gevraagd te verklaren dat zij had meebetaald aan de BMW 645ci cabrio, vlak nadat hij die auto had gekocht, maar dat dit niet waar is, ze heeft niets aan deze auto meebetaald. Zij heeft er verder niet naar gevraagd waarom hij dit aan haar vroeg, maar ze denkt dat dat was, omdat hij van de bijstand leeft en dan geen dure auto mag hebben. Bij de tenaamstelling van de Audi van haar broer [verdachte 4] is het volgens de verdachte hetzelfde verhaal. Ter terechtzitting in eerste aanleg heeft zij bovendien verklaard dat zij dacht dat haar broer [verdachte 4] leefde van het geld dat hij toegekend kreeg van de sociale dienst.
De verdachte heeft verklaard dat ze (het hof begrijpt: haar broers [verdachte 1] en [verdachte 4]) haar hebben gevraagd de auto's op haar naam te zetten.
Het is een feit van algemene bekendheid dat een BMW 645ci cabrio en een Audi A4, type 8H cabriolet, dure auto's zijn die personen met een uitkering in beginsel niet kunnen betalen. De verdachte had derhalve kunnen vermoeden dat deze uit misdrijf afkomstig waren.
Het hof hecht geen geloof aan de - voor het eerst ter terechtzitting in hoger beroep afgelegde - verklaring van de verdachte dat zij haar broer [verdachte 1] heeft gevraagd hoe hij de BMW had gekocht en dat hij haar toen papieren van gokwinsten liet zien. Echter, zelfs als ervan zou worden uitgegaan dat dit wel is gebeurd, had de verdachte naar 's hofs oordeel zonder nader onderzoek naar de herkomst van het voor de auto betaalde geld, niet mogen handelen zoals zij heeft gedaan, te weten het op 19 november 2008 en 25 maart 2009 op haar naam stellen van de BMW en het op 8 mei 2008 op haar naam stellen van de Audi.
Door het voorgaande heeft de verdachte samen met anderen opzettelijk verhuld wie de rechthebbenden op de BMW en de Audi waren, terwijl zij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat die auto's afkomstig waren uit enig misdrijf.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair (steeds: eerste cumulatief/alternatief) ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij in de periode van 13 november 2008 tot en met 2 mei 2009 in Nederland tezamen en in vereniging met anderen
- van een voorwerp, te weten een personenauto, merk BMW, type 645ci cabriolet, heeft verhuld wie de rechthebbende op dat voorwerp was,
terwijl zij en haar mededaders redelijkerwijs moesten vermoeden dat dat voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
zij in de periode van 10 augustus 2007 tot en met 25 mei 2009 in Nederland tezamen en in vereniging met een ander
- van een voorwerp, te weten een personenauto, merk Audi A4, type 8H cabriolet heeft verhuld wie de rechthebbende op dat voorwerp was.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
Medeplegen van schuldwitwassen, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. Zij is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het schuldwitwassen van twee personenauto's. Zij heeft de auto's van haar broers, die uit misdrijf waren verkregen, op haar naam gesteld. Zodoende hebben zij verhuld wie de rechthebbenden daarvan waren.
Door opbrengsten van misdrijven aan het zicht van justitie te onttrekken en daaraan een schijnbaar legale herkomst te verschaffen wordt de integriteit van het financieel en economisch verkeer aangetast. Bovendien bevordert het handelen van verdachte het plegen van delicten omdat zonder het verschaffen van een schijnbaar legale herkomst van criminele gelden, het genereren van illegale winsten een stuk minder lucratief zou zijn. De na te noemen straf wordt mede opgelegd uit oogpunt van generale preventie.
Het hof is - mede vanuit een oogpunt van speciale preventie - van oordeel dat een deels voorwaardelijke werkstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57 en 420 quater van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 1 subsidiair, tweede cumulatief/alternatief,
2 primair en 2 subsidiair, tweede cumulatief/alternatief, ten laste gelegde heeft begaan en spreekt haar daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, eerste cumulatief/alternatief, en 2 subsidiair, eerste cumulatief/alternatief, ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een werkstraf voor de duur van
indien niet naar behoren verricht te vervangen door 40 (veertig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de werkstraf, groot 40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 20 (twintig) dagen hechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde werkstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren werkstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. T.W.H.E. Schmitz,
mr. A.J.M. Kaptein en mr. P.H. Holthuis, in bijzijn van de griffier mr. W.R. van Hattum.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 19 augustus 2011.
Mr. Holthuis is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.