ECLI:NL:GHSGR:2011:BR5126

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
23 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.070.184/01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake huurovereenkomst en bewijswaardering van facturen tussen appellant en geïntimeerde

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant] tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam, sector Kanton, dat op 23 februari 2010 is gewezen. De zaak betreft een huurovereenkomst tussen [appellant] en [geïntimeerde] met betrekking tot een MAN TGA 18.430 XXL vrachtwagen. [geïntimeerde] had de vrachtwagen aan [appellant] ter beschikking gesteld, maar [appellant] heeft een aantal facturen niet betaald. Na meerdere aanmaningen heeft [geïntimeerde] een vordering ingesteld voor het openstaande bedrag van € 9.804,15, vermeerderd met kosten. [appellant] heeft de vordering bestreden en een tegenvordering ingesteld voor teveel in rekening gebrachte BTW en kosten voor het vervangen van de banden van de vrachtwagen.

De kantonrechter heeft in zijn tussenvonnis van 2 december 2008 geoordeeld dat er sprake was van een huurovereenkomst en dat de overeenkomst op 1 maart 2008 was geëindigd. [appellant] werd opgedragen bewijs te leveren van zijn stellingen over de BTW en de staat van de banden. Bij eindvonnis van 23 februari 2010 heeft de kantonrechter geoordeeld dat [appellant] niet in zijn bewijs is geslaagd, waardoor de vordering van [geïntimeerde] werd toegewezen en de tegenvordering van [appellant] werd afgewezen.

In hoger beroep heeft [appellant] drie grieven ingediend, maar het hof oordeelt dat deze grieven ongegrond zijn. Het hof bevestigt de bevindingen van de kantonrechter en oordeelt dat [appellant] niet heeft aangetoond dat de BTW in de leaseprijs was inbegrepen en dat de vrachtwagen bij ingebruikname gladde banden had. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter en veroordeelt [appellant] in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-GRAVENHAGE
Sector handel
Zaaknummer : 200.070.184/01
Zaak/rolnummer rechtbank : 902053/ CV EXPL 08-2673
Arrest van de eerste civiele kamer d.d. 23 augustus 2011
inzake
[Naam],
wonende te [Woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. R.J. Michielsen te Rotterdam,
tegen
[Naam],
h.o.d.n. […],
wonende te Delft,
geïntimeerde,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
advocaat: mr. L.J. Krijgsman te Enter.
Het geding
Bij dagvaarding van 21 mei 2010, hersteld bij exploot van 2 juni 2010, is [appellant] in hoger beroep gekomen van het vonnis van 23 februari 2010, verbeterd bij herstelvonnis van 16 maart 2010 dat door de rechtbank Rotterdam, sector Kanton, locatie Brielle is gewezen tussen [geïntimeerde] als eiser in conventie, verweerder in reconventie en [appellant] als gedaagde in conventie, eiser in reconventie. Bij memorie van grieven heeft [appellant] drie grieven tegen het vonnis aangevoerd, die [geïntimeerde] bij memorie van antwoord heeft bestreden. Hierna hebben partijen de stukken overgelegd en arrest gevraagd.
Beoordeling van het hoger beroep
1. De door de kantonrechter in zijn tussenvonnis van 2 december 2008 onder 2.1 tot en met 2.7 weergegeven feiten zijn in hoger beroep niet bestreden, zodat deze weergave uitgangspunt is voor het hof. Met inachtneming van die weergave en hetgeen overigens uit de stukken en overgelegde producties blijkt, gaat het in deze zaak om het volgende.
1.1. [appellant] had een trekker MAN TGA 18.430 XXL met kenteken […] in gebruik. De vrachtwagen was hem ter beschikking gesteld door [geïntimeerde], die de trekker op zijn beurt zelf van een derde in lease had. Voor dat gebruik stuurde [geïntimeerde] [appellant] regelmatig met BTW belaste facturen. Van een aantal facturen liet [appellant] betaling achterwege.
1.2. Na enige schriftelijke betalingsaanmaningen door [geïntimeerde] schreef [appellant] hem bij ongedateerde brief als volgt:
"Beste Dirk,
Aangezien jij geen begrip hebt voor de situatie, en mij nu het vuur aan de schenen legt, breng ik hierbij de MAN met kenteken […] terug. Deze staat op de parkeerplaats bij het kanaal. Ook het bedrag klopt niet met wat jij opgeeft."
1.3. [appellant] heeft de trekker in januari 2008 teruggebracht en op de parkeerplaats van het bedrijf van [geïntimeerde] geparkeerd.
1.4. [appellant] heeft de volgende facturen onbetaald gelaten:
6-41-2006 € 1.025,76
6-51-2006 € 2.086,55
6-31-2006 € 32,95
6-38-2006 € 2.296,56
6-48-2006 € 210,66
6-1-2008 € 1.096,65
6-2-2008 € 2.276,55
6-3-2008 € 157,58
4-4-2006 € 620,89
--------------
Totaal € 9.804,15
2.1. [geïntimeerde] heeft gevorderd dat de kantonrechter [appellant] zal veroordelen voornoemd bedrag van € 9.804,15 aan [geïntimeerde] te voldoen, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten, rente en proceskosten.
2.2. [geïntimeerde] heeft onder meer aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat [appellant] - op grond van de tussen hen ter zake van de vrachtwagen tot stand gekomen huurovereenkomst - gehouden is de onbetaald gelaten facturen te voldoen. [geïntimeerde] heeft voorts gesteld dat redelijke kosten zijn gemaakt ter verkrijging van voldoening van de vordering buiten rechte.
2.3. [appellant] heeft de vordering bestreden. Hij heeft betoogd dat [geïntimeerde] ten onrechte BTW in rekening brengt over het (maand)bedrag van € 1.745,11. Volgens [appellant] is de BTW reeds in dat bedrag begrepen. [appellant] heeft - behoudens een paar kleine posten die thans niet ter zake doen - de onder 1.4 vermelde facturen niet betwist. Hij heeft evenwel betoogd dat hem een beroep op verrekening toekomt.
2.4. [appellant] heeft in verband met de door hem gestelde verrekening ook een vordering in reconventie ingesteld. Hij vordert betaling van [geïntimeerde] van € 666,30 aan teveel in rekening gebrachte BTW en € 2.726,89 aan kosten in verband met het vervangen van de banden van de vrachtwagen. Volgens [appellant] heeft hij de beschikking over de vrachtwagen gekregen met volstrekt gladde banden, die hij heeft laten vervangen.
2.5 [geïntimeerde] heeft de vordering in reconventie bestreden. Hij heeft betwist dat hij teveel BTW in rekening heeft gebracht en heeft betoogd dat hij niet gehouden is de kosten in verband met het vervangen van de banden te voldoen.
2.6. De kantonrechter heeft - bij tussenvonnis van 2 december 2008 - geoordeeld dat met betrekking tot de vrachtwagen sprake is van een huurovereenkomst. De kantonrechter heeft verder geoordeeld dat de overeenkomst tussen [appellant] en [geïntimeerde] is geëindigd op 1 maart 2008, zodat [appellant] ook de huur over februari 2008 verschuldigd is. Tegen deze oordelen van de kantonrechter zijn in appel geen grieven gericht, zodat zij thans tot uitgangspunt hebben te gelden.
2.7. De kantonrechter heeft - eveneens in het tussenvonnis van 2 december 2008 - [appellant] opgedragen te bewijzen, voor zover voor dit hoger beroep van belang, dat de BTW in de leaseprijs van € 1.745,11 was inbegrepen en dat de vrachtauto bij ingebruikname door [appellant] gladde banden had.
2.8. Vervolgens zijn aan de zijde van [appellant] [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3] als getuige gehoord. Aan de zijde van [geïntimeerde] zijn [getuige 4] en [geïntimeerde] zelf als getuigen gehoord. Bij eindvonnis van 23 februari 2010 heeft de kantonrechter geoordeeld dat [appellant] op geen enkel punt er in is geslaagd het hem opgedragen bewijs te leveren. De vordering van [geïntimeerde] is dus - behoudens enige in hoger beroep niet meer ter discussie staande kosten - toegewezen, terwijl de kantonrechter de vordering van [appellant] in reconventie heeft afgewezen.
3. Grief 1 komt op tegen de afwijzing van de vordering in reconventie. Volgens de toelichting wordt met de grief beoogd het geschil in volle omvang aan het hof voor te leggen. Deze grief heeft, naast de overige grieven, geen zelfstandige betekenis.
4. Grief 2 richt zich tegen overweging 2.3.2.3 van het vonnis van de kantonrechter. Uit de toelichting op de grief leidt het hof af dat de grief bedoeld is te zijn gericht tegen overweging 2.3.3.3 waarin de kantonrechter oordeelt dat [appellant] niet is geslaagd bewijs te leveren van zijn stelling dat partijen een huurprijs inclusief BTW zijn overeengekomen. Volgens [appellant] is hij - door de verklaringen van [getuige 2] en van hemzelf - wél in dat bewijs geslaagd.
5. Het hof overweegt als volgt. Tegen de bewijslastverdeling door de kantonrechter is geen grief gericht. [appellant] heeft verschillende getuigen doen horen, waaronder [getuige 2]. Deze heeft verklaard dat [geïntimeerde] tijdens een telefoongesprek heeft uitgelegd dat het bedrag van € 1.745,11 uit twee componenten bestond, te weten € 1.046,60 voor de leaseprijs van de wagen zelf, exclusief BTW en € 499,66 inclusief BTW voor het onderhoudscontract. [getuige 2] heeft verder verklaard dat die bedragen, vermeerderd met de BTW over het leasebedrag, tezamen precies € 1.745,11 opleveren. De overige aan de zijde van [appellant] gehoorde getuigen hebben ter zake van de BTW niets verklaard.
6. [geïntimeerde] heeft verklaard zich niet een telefoongesprek als door [getuige 2] omschreven te herinneren. [geïntimeerde] heeft verder - niet weersproken - gesteld dat het in zakelijke contacten gebruikelijk is dat wordt uitgegaan van bedragen exclusief BTW, terwijl [appellant] bovendien niet eerder heeft geklaagd over de in rekening gebrachte BTW en de facturen heeft voldaan. In de aan [appellant] voorgehouden 'offerte' (productie 1 bij dagvaarding in eerste aanleg) is met betrekking tot de maandtermijn vermeld dat deze inclusief onderhoud is. Ten aanzien van de BTW is niets vermeld. [geïntimeerde] heeft tenslotte verklaard dat de leaseprijs een op een werd door berekend en hij heeft aangevoerd dat hij - bij aanschaf van de vrachtwagen door de derde waarvan hij de wagen leasete - de BTW ineens heeft moeten betalen. [geïntimeerde] heeft in dit verband - de op voorhand door hem voldane BTW-factuur - overgelegd.
7. Het hof is van oordeel dat in het licht van het voorgaande de enkele verklaring van [getuige 2] onvoldoende is om het bewijs geleverd te achten. Dat betekent dat grief 2 wordt verworpen.
8. Met grief 3 komt [appellant] op tegen het oordeel van de kantonrechter dat [appellant] niet is geslaagd in het bewijs dat de vrachtwagen bij ingebruikname door hem gladde banden had. Volgens [appellant] is uit de afgelegde verklaringen gebleken dat de betreffende banden niet optimaal waren en aan vervanging toe waren. In de toelichting op de grief wordt verder betoogd dat [appellant] de vrachtwagen in een betere staat heeft teruggeleverd dan dat hij hem had ontvangen, zodat de volledige vervangingswaarde van de banden in mindering dient te strekken op de vordering van [geïntimeerde].
9. Het hof overweegt dat nu geen grief is gericht tegen de overweging van de kantonrechter (in het tussenvonnis d.d. 2 december 2008 onder 3.13) dat partijen het er over eens zijn, dat indien de auto bij ingebruikname door [appellant] gladde banden had, [geïntimeerde] de kosten van vervanging van de banden moest vergoeden, dit tot uitgangspunt heeft te gelden.
10. [Getuige 1] heeft verklaard dat zij de banden heeft gezien een paar dagen nadat [appellant] de vrachtwagen van [geïntimeerde] had gekregen en dat ze toen glad waren. [Getuige 2] heeft evenwel in antwoord op de vraag of de banden al glad waren toen [appellant] de wagen tot zijn beschikking kreeg, verklaard dat de banden toen - gerekend naar de normen die in de transportwereld gelden - nog niet echt glad waren. [Getuige 3] heeft verklaard niet te hebben gezien hoe de banden eruit zagen toen [appellant] de vrachtwagen in gebruik kreeg. [geïntimeerde] zelf heeft verklaard dat de banden, toen de auto door [appellant] werd gehuurd, niet nieuw waren, maar ook niet heel slecht.
11. Het hof is van oordeel dat - tegen de achtergrond van de overige verklaringen en mede in aanmerking genomen dat [appellant] zonder voorafgaand overleg met [geïntimeerde] zelf (en op eigen kosten) de banden heeft laten vervangen - de enkele verklaring van [getuige 1] onvoldoende is om bewezen te achten dat de banden bij ingebruikname van de wagen door [appellant] glad waren. Dit betekent dat [appellant] niet is geslaagd in het hem opgedragen bewijs.
12. Voor zover [appellant] een beroep doet op ongerechtvaardigde verrijking, is dat vergeefs. Niet [geïntimeerde] maar een derde is immers eigenaar van de vrachtwagen, zodat niet, in elk geval niet zonder meer, valt in te zien dat [geïntimeerde] door het vervangen van de banden is verrijkt. Uit de stellingen van [appellant] volgt ook overigens niet op grond waarvan [geïntimeerde] gehouden zou zijn tot betaling van deze kosten. De vordering van [appellant] is ook op dit punt terecht afgewezen. Ook grief 3 wordt verworpen.
13. Nu alle grieven worden ongegrond zijn, zal het vonnis waarvan beroep worden bekrachtigd.
14. [appellant] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten in hoger beroep.
Beslissing
Het hof:
- bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
- veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van [geïntimeerde] tot op heden begroot op € 263,- aan verschotten en € 632,- aan salaris advocaat;
- verklaart dit arrest - ten aanzien van de veroordeling - uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. C.J. Verduyn, G. Dulek-Schermers en R.G.C. Veneman en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 augustus 2011 in aanwezigheid van de griffier.