ECLI:NL:GHSGR:2011:BR5111

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
17 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-001423-10
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplichtigheid aan vervalsing van reisdocument en illegale tewerkstelling

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 17 mei 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die als tussenpersoon een faciliterende rol heeft gespeeld bij het vervalsen van een reisdocument. Tevens heeft de verdachte een vreemdeling, die zich illegaal in Nederland bevond, arbeid laten verrichten, wetende dat dit verblijf wederrechtelijk was. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De zaak is voortgekomen uit een eerdere veroordeling door de politierechter in de rechtbank Rotterdam op 24 februari 2010, waarbij de verdachte voor een deel van de tenlastelegging was vrijgesproken. Het hof heeft de eerdere uitspraak vernietigd en de verdachte voor het subsidiair tenlastegelegde veroordeeld. De ernst van de feiten, waaronder het vervalsen van officiële documenten en het verstoren van het arbeidsmarktbeleid, heeft geleid tot de opgelegde straf. Het hof heeft daarbij ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn eerdere veroordelingen. De uitspraak benadrukt de noodzaak van straffen voor dergelijke delicten, zowel ter bescherming van de maatschappij als ter preventie van toekomstige misdrijven.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001423-10
Parketnummer: 10-766304-09
Datum uitspraak: 17 mei 2011
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 24 februari 2010 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Sovjetunie) op [geboortedag] 1966,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 3 mei 2011.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1 primair tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd voor de duur van twee jaren. Voorts is het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven met ingang van de dag waarop de totale duur van het ondergane voorarrest gelijk is aan het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, zoals ter terechtzitting in eerste aanleg op vordering van de officier van justitie gewijzigd.
Van de dagvaarding en van de vordering wijziging tenlastelegging zijn kopieën in dit arrest gevoegd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde levert op:
Medeplichtigheid bij medeplegen van een reisdocument vervalsen.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
Een ander, die zich wederrechtelijk verblijf in Nederland heeft verschaft, krachtens overeenkomst arbeid doen verrichten, terwijl hij weet dat dat verblijf wederrechtelijk is.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden, met aftrek van voorarrest.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft als tussenpersoon een faciliterende rol gespeeld bij het vervalsen van een reisdocument, zoals in de bewezenverklaring nader omschreven. Dit is een ernstig feit, waardoor het vertrouwen, dat in het maatschappelijk verkeer mag worden gesteld in de geldigheid van officiële reisdocumenten, wordt geschaad en waardoor het plegen van andere misdrijven wordt bevorderd.
Daarnaast heeft de verdachte een vreemdeling die zich hier te lande illegaal verblijf heeft verschaft, krachtens overeenkomst arbeid doen verrichten, wetende dat dat verblijf wederrechtelijk was. De verdachte heeft door zo te handelen het door de Nederlandse overheid gevoerde arbeidsmarktbeleid verstoord en de concurrentiepositie van alhier legaal opererende ondernemingen benadeeld.
Voorts heeft het hof acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 12 april 2011, waaruit blijkt dat hij eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat uit een oogpunt van generale en speciale preventie een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 48, 57, 197b en 231 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor overwogen.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair en 2 bewezenverklaarde strafbaar en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 4 (vier) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, Sr bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. R.C.A. Duindam, mr. T.W.H.E. Schmitz en mr. C.M.P. Flint-Van Noort, in bijzijn van de griffier mr. C. Hol.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 17 mei 2011.
Mr. C.M.P. Flint-Van Noort is buiten staat dit arrest te ondertekenen.