ECLI:NL:GHSGR:2011:BR4933

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
23 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.080.550/01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van Dijk
  • A. Mos-Verstraten
  • H. Hulsebosch
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging uithuisplaatsing van minderjarige in verband met seksueel misbruik en zorgelijke ontwikkeling

In deze zaak gaat het om de verlenging van de uithuisplaatsing van een minderjarige, die in verband met seksueel misbruik en een ernstig verstoorde ontwikkeling uit huis is geplaatst. De ouders, hierna gezamenlijk aangeduid als de vader en de moeder, hebben hoger beroep aangetekend tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam, die op 29 november 2010 de machtiging tot uithuisplaatsing heeft verlengd. De ouders stellen dat de uithuisplaatsing een te zware maatregel is en dat zij in staat zijn om de vereiste zorg en veiligheid voor hun kind te bieden. Ze betogen dat de uithuisplaatsing een gevolg is van de aangifte van seksueel misbruik door de buurman en dat de vader, die nu thuis is, de minderjarige kan begeleiden.

De raad voor de kinderbescherming en Jeugdzorg hebben echter betoogd dat de uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de veiligheid en ontwikkeling van de minderjarige. De raad heeft geconstateerd dat de ouders geen adequate bescherming kunnen bieden en dat de minderjarige zich niet veilig voelt in de thuissituatie. Het hof heeft de feiten en omstandigheden in overweging genomen, waaronder het rapport van het Sophia Kinderziekenhuis dat bevestigt dat de minderjarige seksueel is misbruikt.

Het hof heeft geoordeeld dat de ouders, gezien de huidige situatie en de noodzaak om de ontwikkeling van de minderjarige te waarborgen, niet in staat zijn om de vereiste zorg en veiligheid te bieden. Daarom heeft het hof de bestreden beschikking van de rechtbank bekrachtigd en de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 1 juni 2011. De ouders hebben hun verzoek om de uithuisplaatsing te beëindigen niet kunnen onderbouwen, waardoor het hof de belangen van de minderjarige vooropstelt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 23 maart 2011
Zaaknummer : 200.080.550/01
Rekestnr. rechtbank : JE RK 10-1116 en JE RK 10-1569
1. [verzoeker],
hierna te noemen: de vader,
2. [verzoekster],
hierna te noemen: de moeder,
beiden wonende te [woonplaats],
verzoekers in hoger beroep,
hierna gezamenlijk te noemen: de ouders,
advocaat mr. I. Alderlieste te Rotterdam,
tegen
de raad voor de kinderbescherming,
regio Rotterdam-Rijnmond,
locatie Rotterdam,
hierna te noemen: de raad.
Als belanghebbende is aangemerkt:
de Stichting Bureau Jeugdzorg Stadsregio Rotterdam,
gevestigd te Rotterdam,
locatie Rotterdam,
hierna te noemen: Jeugdzorg.
Als degene wiens verklaring voor de beslissing van belang kan zijn, is aangemerkt:
mr. M.P.G. Rietbergen,
advocaat van de minderjarige,
kantoorhoudende te Rotterdam.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De ouders zijn op 14 januari 2011 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 29 november 2010 van de kinderrechter in de rechtbank Rotterdam.
Jeugdzorg heeft op 15 februari 2011 een verweerschrift ingediend.
Op 8 februari 2011 is van de zijde van de raad een fax bij het hof ingekomen en op 11 februari 2011 een brief waarin de raad mededeelt ter zitting mondeling verweer te zullen voeren.
De zaak is op 24 februari 2011 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
- de vader en de moeder, bijgestaan door hun advocaat;
- de heer M.C. Dors en de heer F. Dekkers namens de raad;
- mevrouw D. Adam namens Jeugdzorg, bijgestaan door de advocaat van Jeugdzorg mr. A.C. van Seventer.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking. Bij die beschikking heeft de rechtbank, uitvoerbaar bij voorraad, met ingang van 1 december 2010 de duur van de machtiging tot plaatsing van [naam minderjarige], geboren op [geboortedatum] 1999 te [geboorteplaats], (hierna: de minderjarige) in een residentiële instelling verlengd tot 1 juni 2011.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht. Vast staat dat de minderjarige tot 16 oktober 2011 onder toezicht is gesteld van Jeugdzorg.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de verlenging van de uithuisplaatsing van de minderjarige tot 1 juni 2011 in een residentiële instelling
2. De ouders verzoeken de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de verzoeken van Jeugdzorg (het hof leest:) en de raad alsnog af te wijzen dan wel een zodanige beslissing te nemen als het hof in goede justitie zal vermenen te behoren.
3. De ouders kunnen zich niet verenigen met de beslissing van de rechtbank om de minderjarige uit huis te plaatsen. De ouders stellen dat zij op 23 juni 2010 aangifte hebben gedaan van seksueel misbruik van de minderjarige door de buurman. De uithuisplaatsing is volgens hen een gevolg hiervan, maar ook van de verdenking van de vader van seksueel misbruik van de minderjarige. De vader ontkent dat hij de minderjarige op enigerlei wijze seksueel misbruikt zou hebben. Verder betogen de ouders dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat zolang de buurman nog thuis woont, naast de ouders, een verblijf van de minderjarige in haar thuiswoning schadelijk zou kunnen zijn voor haar ontwikkeling omdat haar gevoel voor veiligheid daar ernstig onder te lijden zal hebben. De buurman is verhoord door de politie, de zaak loopt nog en wordt nog onderzocht. Niet bekend is hoe lang dit nog gaat duren. De minderjarige wordt volgens de ouders gestraft voor de daden van de buurman door haar uit huis te plaatsen, terwijl de buurman nog in zijn huis woont en daar zijn kinderen en andere buurtkinderen ontvangt.
De ouders stellen dat de uithuisplaatsing een te zware maatregel is die zeer ingrijpend is voor de minderjarige. Zij achten het dan ook in haar belang dat zij weer bij hen komt wonen.
Ter zitting hebben de ouders in aanvulling op hun beroepschrift – onder meer – betoogd dat de ouders, met name de vader, nu wel voor de veiligheid van de minderjarige kunnen/kan instaan omdat de vader hele dagen thuis is en de minderjarige zelf kan begeleiden.
4. In haar verweerschrift heeft Jeugdzorg de stellingen van de ouders gemotiveerd betwist. Volgens Jeugdzorg is de machtiging uithuisplaatsing terecht verlengd omdat het noodzakelijk is dat de minderjarige de rust krijgt die zij nodig heeft en niet wordt belast met de spanningen rondom het politieonderzoek, de spanningen bij de ouders die dit onderzoek oproept en de gevolgen hiervan voor de minderjarige. Daarbij is de aanwezigheid van de buurman in de omgeving van de ouders een factor van betekenis voor de minderjarige. Volgens Jeugdzorg voelt de minderjarige zich niet veilig bij de ouders en heeft de minderjarige op onvoldoende bescherming van haar ouders kunnen rekenen toen zij nog bij hen woonde. Daarbij komt dat de sociaal-emotionele ontwikkeling van de minderjarige zorgelijk is. Ook komt zij veel jonger over dan haar kalenderleeftijd, zijn haar leerprestaties slecht en zijn er zorgen over haar cognitieve ontwikkeling.
5. De raad bestrijdt het beroep en heeft ter zitting bij het hof – onder meer – het volgende aangevoerd. De raad werd geconfronteerd met seksueel misbruik van de minderjarige. Geconstateerd werd dat de ouders geen veiligheid aan de minderjarige konden bieden. De minderjarige zat niet goed in haar vel. Zij gaf verschillende signalen af die zorgelijk waren. Daarom is besloten om te kiezen voor de veiligheid van de minderjarige en haar uit huis te plaatsen. De raad heeft beoogd door de uithuisplaatsing rust te creëren en vanuit die situatie te bezien wat de minderjarige nodig heeft. Zolang hierover nog geen duidelijkheid is, dient de uithuisplaatsing te worden gehandhaafd.
6. Het hof stelt voorop dat een machtiging tot uithuisplaatsing slechts kan worden verlengd indien de gronden daarvoor, zoals vermeld in artikel 1:261 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek, nog bestaan. Het hof zal derhalve onderzoeken of de uithuisplaatsing nog steeds noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van haar geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
7. Het hof overweegt als volgt. Uit het raadsrapport van 3 september 2010 blijkt dat het zogenaamde Goofyteam van het Sophia Kinderziekenhuis heeft bevestigd dat de minderjarige seksueel is misbruikt. Ook het Universitair Medisch Centrum Rotterdam, afdeling Kindergeneeskunde, is tot die conclusie gekomen na onderzoek van de minderjarige. De buurman van de ouders wordt verdacht van het seksueel misbruik en er zijn ook verdenkingen gerezen tegen de vader van de minderjarige. Verder is uit het rapport van de raad gebleken dat de minderjarige door het seksueel misbruik verdrietig is en zich niet veilig voelt in de thuissituatie. De sociaal-emotionele ontwikkeling van de minderjarige is ernstig verstoord. Zij is stil, gesloten en teruggetrokken. De minderjarige heeft een veilige, gestructureerde en begripvolle omgeving nodig waarbinnen zij hernieuwd vertrouwen in zichzelf en de ander kan krijgen. Ook heeft zij intensieve professionele begeleiding nodig, aldus het raadsrapport. Uit de briefrapportage van Jeugdzorg van 22 november 2010 en het verhandelde ter zitting bij het hof is voorts gebleken dat er meer zicht moet komen op de resultaten van het politieonderzoek in verband met de veiligheid van de minderjarige in de thuissituatie. Psychodiagnostisch onderzoek in verband met het persoonlijk functioneren van de minderjarige op alle levensgebieden, de ouder-kind relatie, de opvoedingsvaardigheden van de ouders, moet nog plaatsvinden. Ook moet worden onderzocht welke hulp de minderjarige en/of de ouders nodig hebben en dient er een risicotaxatie plaats te vinden in de thuissituatie bij de ouders. Vooralsnog geeft de minderjarige aan de hulpverleners te kennen niet de wens te hebben naar huis te gaan doch te willen blijven wonen op de plaats waar zij thans – [naam instelling] – verblijft.
8. In het licht van het bovenstaande is thans niet duidelijk of de ouders - anders dan voorheen - de juiste en vereiste zorg en veiligheid aan de minderjarige kunnen bieden en of door hulpverlening in het vrijwillig kader vanuit de thuissituatie aan de minderjarige de benodigde zorg kan worden geboden. Vanwege het feit dat eerst verkend dient te worden wat de minderjarige voor hulp nodig heeft en/of de ouders voldoende opvoedingscapaciteiten hebben om de minderjarige te kunnen bieden wat zij nodig heeft, acht het hof de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing tot 1 juni 2011 noodzakelijk.
9. Het hof zal dan ook de bestreden beschikking bekrachtigen.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Van Dijk, Mos-Verstraten en Hulsebosch, bijgestaan door mr. Vergeer-van Zeggeren als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 maart 2011.