ECLI:NL:GHSGR:2011:BR4529

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
20 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.082.919/01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van den Wildenberg
  • A. van Leuven
  • J. Stollenwerck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake kinderalimentatie en draagkrachtberekening

In deze zaak gaat het om een hoger beroep inzake de kinderalimentatie die de vader aan de moeder moet betalen voor hun minderjarige kind. De moeder is op 25 februari 2011 in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank Rotterdam van 25 november 2010. De vader heeft op 27 april 2011 een referteverklaring ingediend. De rechtbank had eerder bepaald dat de vader een bijdrage van € 300,- per maand moest betalen, die later zou worden aangepast aan de kinderbijslag. In de bestreden beschikking is deze bijdrage voor de periode van 2 februari 2010 tot 1 juni 2010 op nihil gesteld.

Het hof heeft de feiten van de rechtbank overgenomen, voor zover daar in hoger beroep geen grieven tegen zijn ingediend. Het hof oordeelt dat de vader, die samen met zijn nieuwe partner een bijstandsuitkering ontving, zijn draagkracht moet berekenen op basis van de bijstandsnorm voor een alleenstaande. Het hof stelt vast dat de draagkracht van de vader in de periode van 2 februari 2010 tot 1 juni 2010 een kinderalimentatie van € 50,- per maand toelaat.

De beslissing van het hof is dat de bestreden beschikking wordt vernietigd en de kinderalimentatie voor de genoemde periode wordt vastgesteld op € 50,- per maand. Deze uitspraak is gedaan door de rechters M. van den Wildenberg, A. van Leuven en J. Stollenwerck, en is uitgesproken op 20 juli 2011.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector Civiel recht
Uitspraak : 20 juli 2011
Zaaknummer : 200.082.919/01
Rekestnr. rechtbank : F2 RK 09-1087
[appellant],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. H.K. Jap-A-Joe te Utrecht,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. W.H. Bernard te Rotterdam.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De moeder is op 25 februari 2011 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 25 november 2010 de rechtbank Rotterdam.
De vader heeft op 27 april 2011 een referteverklaring ingediend.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de moeder:
- op 14 maart 2011 een brief van 9 maart 2011 met bijlage.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij beschikking van 21 september 2007 van de rechtbank Rotterdam is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en, voor zover hier van belang, bepaald dat de vader aan de moeder met ingang van het tijdstip waarop de echtscheidingsbeschikking zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats] (verder: de minderjarige), telkens bij vooruitbetaling zal uitkeren € 300,- per maand zolang de betaling van de kinderbijslag voor de minderjarige nog niet is hervat en ten goede komt van de minderjarige, en € 257,- per maand zodra de betaling van de kinderbijslag voor de minderjarige is hervat en ten goede komt van de minderjarige. Daarbij heeft de rechtbank verstaan dat genoemde bijdrage jaarlijks, met ingang van 1 januari van het nieuwe jaar, wordt gewijzigd ingevolge de wettelijk vastgestelde indexering.
Bij de bestreden beschikking is, voor zover in hoger beroep van belang, de beschikking van 21 september 2007 gewijzigd in die zin, dat de daarbij aan de vader opgelegde bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige met ingang van 2 februari 2010 tot 1 juni 2010 wordt bepaald op nihil.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de door de vader aan de moeder te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige, hierna ook kinderalimentatie, gedurende de periode van 2 februari 2010 tot 1 juni 2010.
2. De moeder verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen voor wat de periode 2 februari 2010 tot 1 juni 2010 betreft en, opnieuw beschikkende, de door de vader te betalen bijdrage in die periode vast te stellen op € 50,- per maand of een zodanig bedrag als het hof in goede justitie vermeent te behoren.
3. De vader refereert zich aan het oordeel van het hof.
4. Het hof overweegt als volgt. De vader heeft in de periode van 2 februari 2010 tot 1 juni 2010 samen met zijn nieuwe partner een bijstandsuitkering voor een gezin ontvangen. Met de moeder is het hof van oordeel dat, anders dan de rechtbank heeft gedaan, bij de berekening van het draagkrachtloos inkomen van de vader uitgegaan dient te worden van de bijstandsnorm voor een alleenstaande. Voorts dient naar het oordeel van het hof een draagkrachtpercentage van 70 te worden gehanteerd, daar waar het om kinderalimentatie gaat, en moet, gelet op het kind van de man dat is geboren uit zijn nieuwe relatie, de draagkracht van de vader thans over zijn twee kinderen worden verdeeld. Uit het vorenstaande volgt dat de draagkracht van de man in de periode 2 februari 2010 tot 1 juni 2010 een kinderalimentatie voor de minderjarige toelaat van € 50,- per maand.
5. Derhalve wordt als volgt beslist.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en, in zoverre opnieuw beschikkende:
bepaalt - met dienovereenkomstige wijziging van de beschikking van 21 september 2007 van de rechtbank Rotterdam - de door de vader aan de moeder te betalen kinderalimentatie over de periode van 2 februari 2010 tot 1 juni 2010 op € 50,- per maand.
Deze beschikking is gegeven door mrs. van den Wildenberg, Van Leuven en Stollenwerck, bijgestaan door Hogendoorn als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 juli 2011.