ECLI:NL:GHSGR:2011:BR4440

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
27 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.088.848-01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van Leuven
  • A. de Haan-Boerdijk
  • F. Fockema Andreae-Hartsuiker
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ouderschap na scheiding en internationale verhuizing met betrekking tot minderjarige

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Gravenhage op 27 juli 2011, staat de vraag centraal of de moeder toestemming kan krijgen om met de minderjarige naar Schotland te verhuizen. De vader, die gezamenlijk gezag uitoefent, heeft hoger beroep aangetekend tegen de beschikking van de kinderrechter die deze toestemming verleende. De moeder heeft op haar beurt verweer gevoerd tegen het beroep van de vader. Tijdens de zitting is gebleken dat beide ouders de verantwoordelijkheid hebben om afspraken te maken over de gevolgen van de verhuizing voor de minderjarige. Het hof heeft vastgesteld dat er nog geen inspanningen zijn geleverd om tot een allesomvattende regeling te komen. Daarom heeft het hof de mogelijkheid van cross border mediation voorgesteld. In afwachting van de uitkomsten van deze mediation heeft het hof de uitvoerbaarheid bij voorraad van de bestreden beschikking geschorst. De zaak is aangehouden tot 13 augustus 2011, met het verzoek aan partijen om het hof te informeren over de voortgang van de mediation.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector civiel recht
Uitspraak : 27 juli 2011
Zaaknummer : 200.088.848/01
Rekestnr. rechtbank : FA RK 11-2284
[appellant],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. R.J. Portegies te Amsterdam,
tegen
[geintimeerde],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. M. Lindhout te ’s-Gravenhage.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming,
regio Haaglanden en Zuid-Holland Noord,
locatie ’s-Gravenhage,
hierna te noemen: de raad.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De vader is op 10 juni 2011 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 25 mei 2011 van de kinderrechter in de rechtbank ’s-Gravenhage.
De moeder heeft op 11 juli 2011 een verweerschrift ingediend.
De zaak is op 27 juli 2011 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door mr. M.Y. van der Bijl, kantoorgenoot van mr. M. Lindhout.
De raad is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De advocaat van de vader heeft ter zitting een pleitnotitie overgelegd.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking is - met wijziging in zoverre van het in de echtscheidingsbeschikking van 17 maart 2010 opgenomen convenant en ouderschapsplan - toestemming verleend aan de moeder om, niet eerder dan na afloop van het schooljaar 2010-2011, met de minderjarige [de minderjarige], geboren [in 2002] te [geboorteplaats], hierna te noemen: de minderjarige, te verhuizen naar Schotland.
Voorts is bepaald dat
- de minderjarige eenmaal per maand een weekend van vrijdag 19.00 uur tot zondag 19.00 uur bij de vader zal verblijven;
- de minderjarige minimaal de helft van de schoolvakanties, in onderling overleg af te spreken, bij de vader zal verblijven;
- de minderjarige minimaal de helft van de feestdagen jaarlijks wisselend en in onderling overleg af te spreken, bij de vader zal verblijven.
Het meer of anders verzochte is afgewezen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
Het hof gaat uit van de door de kinderrechter vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de beslissing van de kinderrechter om de moeder toestemming te verlenen om na afloop van het schooljaar 2010-2011 met de minderjarige naar Schotland te verhuizen. De vader en de moeder oefenen gezamenlijk het gezag uit over de minderjarige. De minderjarige heeft zijn hoofdverblijfplaats bij de moeder.
2. De vader verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, alsnog te bepalen dat het verzoek van de moeder om met de minderjarige te mogen verhuizen naar Schotland wordt afgewezen.
3. De moeder bestrijdt het beroep en verzoekt het verzoek van de vader zoals vermeld in zijn beroepschrift af te wijzen.
4. Ter terechtzitting in hoger beroep hebben partijen hun standpunten toegelicht.
5. Het hof heeft partijen voorgehouden dat zij als ouders gezamenlijk de verantwoordelijkheid en de verplichting hebben om rond een kwestie als het al dan niet verhuizen van de minderjarige naar het buitenland vooraf zodanige afspraken te maken, althans ten minste inspanningen daartoe te leveren, dat de gevolgen van de voorgenomen verhuizing, dan wel het achterwege blijven van die verhuizing, zo min mogelijk schade toe zullen brengen aan de minderjarige, de vader en/of de moeder en het gemeenschappelijk ouderschap. Het is het hof gebleken dat partijen hiertoe nog geen inspanningen hebben geleverd en dat de rechtbank partijen hiertoe niet heeft verplicht, althans hierop niet heeft aangedrongen.
6. Het hof heeft partijen vervolgens de mogelijkheid van cross border mediation voorgehouden. Na de schorsing van de mondelinge behandeling hebben partijen zich bereid getoond om deel te nemen aan cross border mediation.
7. Het hof ziet aanleiding om in afwachting van de uitkomsten van de cross border mediation met ingang van heden de uitvoerbaarheid bij voorraad van de bestreden beschikking te schorsen. Iedere verdere beslissing zal in afwachting van de uitkomsten van de cross border mediation worden aangehouden. Het hof verzoekt partijen om het hof zo spoedig mogelijk schriftelijk te informeren omtrent de afloop van de cross border mediation en de gevolgen die zij daaraan wensen te verbinden. Daarbij gaat het hof er in beginsel van uit dat de zaak daarna op basis van de stukken kan worden afgedaan.
8. Mitsdien beslist het hof als volgt.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
verwijst partijen naar cross border mediation;
schorst, in afwachting van het overleg dat zal plaatsvinden, met ingang van heden de werking van de uitvoerbaarheid bij voorraad van de bestreden beschikking;
houdt iedere verdere beslissing aan tot zaterdag 13 augustus pro forma, met het verzoek aan partijen het hof vóór die datum te informeren over de uitkomsten van het overleg.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Van Leuven, De Haan-Boerdijk en Fockema Andreae-Hartsuiker, bijgestaan door mr. Verburg als griffier, uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 juli 2011 en geminuteerd op 29 juli 2011.