ECLI:NL:GHSGR:2011:BR3912

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
20 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.074.655/01 en 200.074.657/01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Labohm
  • A. Kleykamp-van der Ben
  • J. van der Burght
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake kinderalimentatie en draagkracht van de man

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de vrouw tegen een beschikking van de rechtbank ‘s-Gravenhage, waarin de kinderalimentatie voor de minderjarigen is vastgesteld. De vrouw verzoekt het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en de alimentatie te verhogen naar € 500,- per maand per kind. De man verzet zich hiertegen en vraagt het hof om de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar hoger beroep of dit af te wijzen. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de financiële situatie van de man, die een eenmanszaak drijft en een winst van € 23.108,- heeft opgegeven. Het hof houdt rekening met de aflossing van een schuld aan zijn ouders en de kosten van eigenaarslasten. De vrouw heeft betoogd dat de man zijn cijfers heeft gemanipuleerd, maar het hof oordeelt dat de man voldoende bewijs heeft geleverd van zijn inkomsten. De vrouw heeft ook de grieven IV, V en VI ingetrokken, waardoor deze niet meer ter beoordeling staan. Het hof komt tot de conclusie dat de man voor de periode van 1 januari 2011 tot en met 31 mei 2011 een draagkracht heeft van € 229,- per maand, maar voor de andere periodes geen draagkracht heeft om alimentatie te betalen. De bestreden beschikking wordt bekrachtigd, waarbij de kinderalimentatie als ondergrens de door de rechtbank vastgestelde alimentatie heeft en als bovengrens de door de vrouw verzochte alimentatie. De beslissing van het hof is gegeven door mrs. Labohm, Kleykamp-van der Ben en Van der Burght, en uitgesproken op 20 juli 2011.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector Civiel recht
Uitspraak : 20 juli 2011
Zaaknummer : 200.074.655/01 & 200.074.657/01
Rekestnr. rechtbank : FA RK 09-9254
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. N.M. Zeeman te Zoetermeer,
tegen
[de man],
wonende te [woonplaats],
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. M. de Bluts te Zoetermeer.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De vrouw is op 30 september 2010 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 5 juli 2010 van de rechtbank ‘s-Gravenhage.
De man heeft op 15 november 2010 een verweerschrift ingediend.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de vrouw:
- op 7 oktober 2010 een brief van diezelfde datum met bijlagen;
- op 29 oktober 2010 een brief van diezelfde datum met bijlage;
- op 5 november 2010 een brief van diezelfde datum met bijlagen;
- op 11 januari 2010 een brief van diezelfde datum;
van de zijde van de man:
- op 23 juni 2011 een brief van dezelfde datum met bijlagen.
De zaak is op 1 juli 2011, tezamen met de zaak met nr. 200.085.876/01, mondeling behandeld. Ter zitting zijn verschenen partijen, bijgestaan door hun advocaten.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en, voor zover in hoger beroep van belang, uitvoerbaar bij voorraad, de door de man te betalen kinderalimentatie ten behoeve van de na te noemen minderjarigen over de periode tot 31 december 2010 vastgesteld op € 173,- per maand per kind en met ingang van 1 januari 2011 op € 265,- per maand per kind, telkens bij vooruitbetaling aan de vrouw te voldoen. De behandeling van het verzoek tot vaststelling van de verdeling van de huwelijksgemeenschap is aangehouden.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
De echtscheidingsbeschikking is op 8 oktober 2010 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding (hierna: kinderalimentatie) van de minderjarigen [X], geboren [in] 2004 te [woonplaats] en [Y], geboren [in] 2009 te [woonplaats].
2. De vrouw verzoekt het hof bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen en, zo nodig onder verbetering en aanvulling van de gronden, opnieuw de alimentatie vast te stellen en toe te wijzen het verzoek van de vrouw strekkende tot het vaststellen van een bijdrage in de kosten van de verzorging en opvoeding van de minderjarigen op € 500,- per maand per kind, althans op een zodanig bedrag te bepalen als het hof in goede justitie juist oordeelt, alsmede de auto merk Volkswagen type Golf aan de man toe te delen onder betaling van € 1.500,- aan de vrouw, alsmede te bepalen dat de Kreidler aan de man wordt toebedeeld onder betaling van € 1.500,- aan de vrouw.
3. De man bestrijdt het beroep van de vrouw en verzoekt het hof om bij beschikking, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de vrouw in haar hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren dan wel het hoger beroep van de vrouw af te wijzen, althans zodanige voorzieningen te treffen als het hof, alle omstandigheden in aanmerking nemende, juist acht.
4. Het hof stelt vast dat de vrouw bij brief van 11 januari 2011 de grieven IV, V en VI met betrekking tot de verdeling heeft ingetrokken, zodat deze grieven in onderhavige zaak geen bespreking meer behoeven en het verzoek met betrekking tot de verdeling zoals geformuleerd in het petitum wordt afgewezen. Ter beoordeling aan het hof ligt derhalve in onderhavige zaak voor de kinderalimentatie.
5. Uit de toelichting van de vrouw ter zitting in hoger beroep heeft het hof begrepen dat het hoger beroep van de vrouw zich richt tegen de vaststelling door de rechtbank van de draagkracht van de man.
Ingangsdatum
6. Gebleken is dat de man op 25 oktober 2010 een geldlening is aangegaan ter zake de aankoop van een woning. Gelet hierop zijn partijen ter zitting in hoger beroep overeengekomen dat als ingangsdatum van de te betalen kinderalimentatie heeft te gelden 1 november 2010.
Draagkracht van de man
Inkomsten
7. De man heeft ter onderbouwing van zijn inkomsten een commerciële jaarrekening 2010 overgelegd, waaruit een winst volgt van € 23.108,-. Dat er een hogere winst wordt vermeld in de fiscale jaarrekening geeft naar het oordeel van het hof geen aanleiding tot een nader onderzoek. De commerciële balans kan immers afwijken van de fiscale balans.
De vrouw heeft ter zitting betoogd dat de man de cijfers van de commerciële jaarrekening 2010 heeft gemanipuleerd. Naar daartoe door het hof expliciet te zijn gevraagd, heeft de vrouw slechts gesteld dat de advocaat-incassokosten van € 5.550,-, vermeld onder ‘Algemene kosten’ op de winst- en verliesrekening volgens haar niets te maken hebben met het bedrijf van de man maar betrekking hebben op de kosten van de echtscheidingsprocedure. De man heeft dit naar het oordeel van het hof genoegzaam weersproken en gesteld dat de advocaatkosten betrekking hebben op het bedrijf.
Het hof zal bij de berekening van de draagkracht van de man aan de inkomenszijde dan ook rekening houden met een winst uit onderneming van € 23.108,-. Het hof neemt daarbij nog in aanmerking dat de man een eenmanszaak drijft, zzp ondernemer is en nieuwe activiteiten aan het opstarten is.
8. De vrouw heeft ter zitting gesteld dat haar inziens het eigen woning forfait niet correct is weergegeven in de door de man overgelegde draagkrachtberekening. Volgens haar dient het eigen woning forfait berekend te worden aan de hand van een percentage van de WOZ waarde. Het hof is van oordeel dat, hoewel het eigen woning forfait berekend wordt aan de hand van een percentage van de WOZ waarde, bij de berekening van de draagkracht van de man dient te worden uitgegaan van een eigen woning forfait van € 1.045,- zijnde 0,55% van de koopsom van de woning van € 190.000,-. De WOZ waarde van de woning is het hof (nog) niet bekend en een eigen woning forfait van € 1.045,- komt het hof niet onaannemelijk voor.
9. Voorts houdt het hof bij de berekening van de draagkracht aan de inkomenszijde rekening met de algemene heffingskorting, de arbeidskorting, de zelfstandigenaftrek en de MKB winstvrijstelling.
Aflossing schuld
10. Het hof zal, evenals de rechtbank, voor de periode tot 31 december 2010 rekening houden met een aflossing door de man van € 375,- op een schuld bij zijn ouders. Het hof neemt de gronden van de rechtbank daartoe over en maakt deze tot de zijne. Hetgeen de vrouw in hoger beroep heeft aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel.
Kosten omgang
11. Het hof houdt geen rekening met de kosten van een omgangsregeling, nu de man ter zitting in hoger beroep heeft vermeld dat er geen omgang plaatsvindt.
Eigenaarslasten
12. Het hof is gebleken dat de man bij vonnis in kort geding van 20 mei 2011 is veroordeeld om maandelijks met ingang van 1 juni 2011 een bedrag van € 450,- ter zake eigenaarslasten aan de vrouw te betalen. Het hof zal dan ook bij de berekening van de draagkracht van de man ingaande 1 juni 2011 rekening houden met deze lasten.
Overige lasten
13. Voorts houdt het hof bij de berekening van de draagkracht van de man rekening met de volgende maandelijkse lasten: een hypotheekrente van € 712,58, een forfait overige eigenaarslasten van € 95,- en een nominale premie basisverzekering Zorgverzekeringswet van € 129,-.
14. Het hof heeft met inachtneming van het vorenstaande de draagkracht van de man opnieuw berekend voor de volgende periodes:
- 1 november 2010 tot en met 31 december 2010,
- 1 januari 2011 tot en met 31 mei 2011,
- 1 juni 2011 en verder.
15. Uit deze berekening volgt dat de man voor de periode 1 november 2010 tot en met 31 december 2010 en voor de periode ingaande 1 juni 2011 geen draagkracht heeft enige alimentatie te betalen en dat de man voor de periode 1 januari 2011 tot en met 31 mei 2011 een draagkracht heeft van € 229,- per maand.
16. De vast te stellen kinderalimentatie wordt bepaald door de omvang van de rechtsstrijd zoals deze door partijen is bepaald. Nu de man geen incidenteel appel heeft ingesteld, dient het hof derhalve een kinderalimentatie vast te stellen welke als ondergrens in ieder geval dient te hebben de door de rechtbank vastgestelde kinderalimentatie en als bovengrens de door de vrouw verzochte kinderalimentatie. In aanmerking nemende wat hiervoor is overwogen, leidt dit tot de conclusie dat de bestreden beschikking dient te worden bekrachtigd.
17. Mitsdien beslist het hof als volgt.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Labohm, Kleykamp-van der Ben en Van der Burght, bijgestaan door mr. Van der Kamp als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 juli 2011.