GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector Civiel recht
Uitspraak : 20 juli 2011
Zaaknummer : 200.079.473.01
Rekestnr. rechtbank : F1 RK 10-834
[de man],
wonende te [woonplaats],
verzoeker, in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. I.S. Kuijken te Gorinchem,
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. A.W.M. Roozenboom te Schiedam.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De man is op 27 december 2010 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 11 oktober 2010 van de rechtbank Rotterdam.
De vrouw heeft op 10 februari 2011 een verweerschrift ingediend.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de man:
- op 27 januari 2011 een brief van dezelfde datum met bijlage;
- op 7 juni 2011 een brief van 2 juni 2011 met bijlagen;
van de zijde van vrouw:
- op 30 mei 2011 een brief van dezelfde datum met bijlagen.
De zaak is op 17 juni 2011 mondeling behandeld. Ter zitting zijn verschenen: de man, bijgestaan door mr. G.J.M. Bertholet, waarnemend voor mr. I.S. Kuijken, en de vrouw, bijgestaan door haar advocaat.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking is, voor zover in hoger beroep van belang, de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en heeft de rechtbank, uitvoerbaar bij voorraad, de verdeling van de gemeenschap vastgesteld zoals door haar is weergegeven in de overwegingen. In het kader van deze vaststelling heeft de rechtbank onder meer overwogen dat de hypothecaire- en eigenaarslasten voor rekening van de man blijven.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
In hoger beroep is voorts komen vast te staan dat de echtscheidingsbeschikking op 29 december 2010 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de vraag voor wiens rekening de hypotheeklasten en de eigenaarslasten van de voormalige echtelijke woning komen.
2. De man verzoekt het hof bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking gedeeltelijk te vernietigen en, opnieuw beschikkende, te bepalen dat de eigenaarslasten en de hypotheeklasten van de woning aan het [adres] te [woonplaats] met ingang van 11 juli 2009 door partijen bij helfte gedeeld moeten worden.
3. De vrouw bestrijdt het beroep van de man en verzoekt het hof om bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te bekrachtigen en de man niet-ontvankelijk te verklaren in het door hem ingestelde hoger beroep, althans dit beroep ongegrond te verklaren.
4. De man stelt zich op het standpunt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat, nu de man vanaf 11 juli 2009 het woongenot heeft van de echtelijke woning en in aanmerking nemend dat de vrouw niet langer aanspraak maakt op de helft van de door de man ontvangen teruggaven IB 2007 en 2008 van totaal € 8.800,-, de rechtbank het redelijk en billijk acht dat de hypothecaire- en eigenaarslasten van de echtelijke woning voor rekening van de man blijven. De man stelt dat hij, gelet op zijn inkomsten, niet in staat is de lasten van de echtelijke woning te voldoen. Hij komt door deze door de rechtbank opgelegde verplichting in financiële moeilijkheden. Volgens de man is de door de rechtbank vastgestelde verdeling van de lasten van de echtelijke woning dan ook in strijd met de redelijkheid en billijkheid.
5. De vrouw betoogt dat de rechtbank terecht naar redelijkheid en billijkheid heeft geoordeeld dat de hypothecaire lasten en eigenaarslasten van de echtelijke woning toekomen aan de man. De man is immers blijven wonen in de echtelijke woning en geniet bovendien meer inkomen dan zijzelf.
6. Het hof stelt allereerst vast dat niet in geschil is dat, sinds het feitelijk uit elkaar gaan van partijen op 11 juli 2009, de man in de echtelijke woning is blijven wonen, welke woning gezamenlijk eigendom van partijen is, en dat hij alle lasten van de echtelijke woning tot heden heeft gedragen. Voorts is niet in geschil dat de man gedurende een periode van tien maanden, van 11 juli 2009 tot 11 mei 2010, de lasten van de echtelijke woning heeft voldaan uit de door hem ontvangen teruggaven Inkomstenbelasting 2007 en 2008. De vrouw maakt niet langer aanspraak op de helft van deze teruggaven.
7. Het hof is van oordeel dat, anders dan de rechtbank heeft overwogen, de hypothecaire lasten en eigenaarslasten van de echtelijke woning tussen partijen bij helfte dienen te worden gedeeld en overweegt daartoe als volgt. De echtelijke woning is gezamenlijk eigendom van partijen en mitsdien komen de lasten van die woning in beginsel voor beide partijen gezamenlijk. Voorts heeft de man gesteld dat de vrouw de echtelijke woning heeft verlaten en dat hij in de echtelijke woning is blijven wonen omdat deze moest worden verkocht. Dit is als zodanig niet door de vrouw weersproken. Daarnaast acht het hof het, gelet op het inkomen dat de man genereert, thans bestaande uit een bijstandsuitkering, niet redelijk dat de man de volledige lasten van de echtelijke woning draagt. Het hof zal derhalve bepalen dat de hypothecaire lasten en eigenaarslasten door partijen ieder voor de helft dienen te worden voldaan, ingaande 11 mei 2010, zijnde de datum waarop de man deze lasten niet meer kon voldoen uit de teruggaven Inkomstenbelasting 2007 en 2008. Overigens doet aan het voorgaande naar het oordeel van het hof niet af dat de man het woongenot van de echtelijke woning heeft genoten en thans nog steeds geniet, nu de man onweersproken heeft gesteld dat hij in de echtelijke woning woont zodat deze woning beter verkoopbaar is en wat hem betreft de vrouw ook in de echtelijke woning mag gaan wonen.
8. Mitsdien beslist het hof als volgt.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
vernietigt de bestreden beschikking voor zover deze betrekking heeft op de bepaling - in het kader van de vaststelling van de verdeling van de huwelijksgemeenschap - dat de hypothecaire lasten en eigenaarslasten van de echtelijke woning voor rekening van de man blijven en, in zoverre opnieuw rechtdoende:
bepaalt dat in de onderlinge verhouding tussen partijen ieder van hen gehouden is de hypothecaire lasten en eigenaarslasten van de echtelijke woning aan het [adres] [postcode] te [woonplaats] ingaande 11 mei 2010 tot aan de verkoop van de echtelijke woning bij helfte te voldoen en verklaart deze bepaling uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt de bestreden beschikking voor het overige;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Mink, Van de Poll en Zwagemaker, bijgestaan door mr. Van der Kamp als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 juli 2011.