ECLI:NL:GHSGR:2011:BR3764

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
12 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.067.360
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis inzake rekening en verantwoording door erfgenaam

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 12 april 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam van 11 november 2009. De appellant, de erfgenaam van de overleden [P], heeft het hof verzocht het vonnis van de rechtbank te vernietigen en de geïntimeerde niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vorderingen. De zaak betreft een geschil over de verplichting van de appellant om rekening en verantwoording af te leggen over gelden die zijn opgenomen van de rekening van de overleden [erflater]. De rechtbank had geoordeeld dat de appellant deze verplichting had op grond van artikel 6:199 BW, maar het hof heeft deze beslissing vernietigd. Het hof oordeelde dat de overleden vader van de appellant de zaken van de [erflater] naar behoren heeft waargenomen en dat er geen grond was voor het afleggen van rekening en verantwoording. Het hof concludeerde dat de appellant niet verantwoordelijk kon worden gehouden voor de opname van een bedrag van € 23.002,32, aangezien zijn vader niet betrokken was bij deze transactie. Het hof heeft de proceskosten gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak benadrukt de voorwaarden waaronder zaakwaarneming kan plaatsvinden en de verantwoordelijkheden van erfgenamen in dergelijke situaties.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector familie
Zaaksnummer : 200.067.360/01
Zaak- rolnummer rechtbank : 253366 / HA ZA 06-102
arrest van de familiekamer d.d. 12 april 2011
inzake
De erfgenaam van [P],
[appellant],
wonende te [gemeente],
appellant,
advocaat mr. A.W.M. Roozeboom te Schiedam,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [gemeente]r,
geïntimeerde,
advocaat mr. P.J.Ph. Dietz de Loos te Wassenaar.
Het geding
Bij exploot van 9 februari 2010 is de appellant in hoger beroep gekomen van het vonnis van 11 november 2009 van de recht¬bank te Rotterdam tussen de partijen gewezen.
Voor de loop van het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar hetgeen de rechtbank daaromtrent in het be¬stre¬den vonnis heeft ver¬meld.
Bij memorie van grieven (met producties) heeft appellant twee grie¬ven aangevoerd.
Geïntimeerde heeft op 8 juni 2010 en 9 november 2010 een memorie van antwoord genomen.
Appellant heeft zijn procesdossier aan het hof overgelegd en arrest gevraagd.
Beoordeling van het hoger beroep
Algemeen
1. Voor zover tegen de feiten geen grief is gericht gaat het hof uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten.
2. Door appellant wordt gevorderd dat het hof moge behage bij arrest te vernietigen het vonnis van de rechtbank Rotterdam, sector civiel recht van 11 november 2009 onder zaak - / rolnummer 2553366 / HA ZA 06-102 tussen partijen gewezen en, opnieuw rechtdoende, bij arrest voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- Geïntimeerde alsnog niet-ontvankelijk te verklaren althans alsnog de vorderingen van geïntimeerde af te wijzen;
- Geïntimeerde te veroordelen om al hetgeen appellant ter uitvoering van het bestreden vonnis aan geïntimeerde heeft voldaan aan appellant terug te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling tot aan de dag der algehele voldoening;
- De opgelegde dwangsommen te matigen;
- Te verklaren voor recht dat de erfgenaam van wijlen de heer [naam erflater] rekening en verantwoording heeft afgelegd in die zin van artikel 6:199 BW;
- Met veroordeling van geïntimeerde in de kosten van het geding in beide instanties met bepaling dat over de proceskostenveroordeling wettelijke rente verschuldigd zal zijn met ingang van de datum van het ten deze te wijzen arrest.
3. Op 15 november 2003 is overleden [erflater] geboren op 24 februari 1928. De kinderen van erflater zijn/waren:
- [H]
- [P]
- [geïntimeerde] (geïntimeerde, eiser in eerste aanleg).
4. Appellant is de zoon en enig erfgenaam van [P]. Het hof begrijpt uit de processtukken dat de zoon de nalatenschap van zijn vader zuiver heeft aanvaard. Op grond van artikel 4:182 jo 3:80 BW is appellant als diens rechtsopvolger onder algemene titel zijn vader opgevolgd in zijn rechten en zijn diens verplichtingen op hem overgegaan.
5. In eerste aanleg heeft geïntimeerde ondermeer gevorderd dat de overleden vader van appellant rekening en verantwoording dient af te leggen over gelden die zijn opgenomen van de rekening van [erflater].
6. De rechtbank heeft overwogen dat op grond van artikel 6:199 BW rekening en verantwoording dient te worden afgelegd.
Zaakwaarneming
7. Partijen zijn het er klaarblijkelijk over eens dat de rechtsverhouding op grond waarvan geïntimeerde rekening en verantwoording vordert als zaakwaarneming moet worden gekwalificeerd. Het hof zal in het navolgende daarvan dan ook uit gaan. Het hof leest in de grief I van appellant dat hij het er niet mee eens is dat er rekening en verantwoording moet worden afgelegd ter zake de gelden die zijn opgenomen van de rekening van [erflater].
8. Door appellant wordt onder meer het navolgende aangevoerd:
- Vast staat dat zijn overleden vader niet betrokken is geweest bij de geldtransactie van € 23.002,32. De transactie met betrekking tot het bedrag van € 23.002,32 is verricht door de heer [H];
- De overleden vader van appellant heeft voor [erflater] voor € 1.375,53 aan boodschappen gedaan.
- De overleden vader van appellant was zeer betrokken bij [erflater]. Zijn overleden vader heeft nooit bedragen zich toegeëigend van [erflater]. Alle uitgaven zijn gedaan in het belang van [erflater]. [erflater] was niet zelf in staat uitgaven te doen en rechtshandelingen te verrichten.
9. Door geïntimeerde is onder meer het navolgende naar voren gebracht:
- Er volgt uit rechtsoverweging 7.5 dat [H] opdracht heeft gegeven voor de overboeking, maar waarvoor en de bedoeling achter deze overboeking is onduidelijk;
- Hij heeft er recht en belang bij dat appellant rekening en verantwoording aflegt;
- Om inzicht te krijgen in de nalatenschap van [erflater] is het noodzakelijk dat er rekening en verantwoording wordt afgelegd.
10. Het hof overweegt als volgt. Zaakwaarneming is het zich willens en wetens op redelijke grond met de behartiging van eens anders belang, zonder de bevoegdheid daartoe aan een rechtshandeling of elders in de wet geregelde rechtsverhouding te ontlenen.
11. De zaakwaarneming is een instituut dat zijn ontstaan dankt aan spontaan dienstbetoon. Meestal heeft zaakwaarneming plaats, wanneer iemand door afwezigheid of door een andere reden niet in staat is zelf zijn belangen te behartigen.
12. Aan de hand van alle feiten en omstandigheden dient de rechter te beoordelen of de zaakwaarneming behoorlijk is geweest.
13. Uit de feiten leidt het hof af dat [erflater] op 24 februari 1928 is geboren en dat hij in de laatste fase van zijn leven niet meer voor zich zelf kon zorgen. In die fase van het leven is het naar maatschappelijke normen bezien normaal dat kinderen of één van hen zorgtaken op zich neemt. Het is een algemeen bekend gegeven dat in het kader van de uitoefening van zorgtaken er uitgaven moeten worden verricht.
14. Door appellant wordt erkend dat er voor een bedrag van € 1.375,53 aan gelden van de rekening van [erflater] door zijn overleden vader zijn opgenomen ten behoeve van boodschappen. Gezien de omvang van deze opname acht het hof de verklaring van appellant mede bezien in het licht van de hiervoor geschetste omstandigheden voldoende. Bovendien betreft het hier uitgaven voor regelmatige huishoudelijke uitgaven, waarvan normaliter niet alle bonnetjes worden bewaard. Aangezien de overleden vader van appellant niet betrokken is geweest bij de geldopname van
€ 23.002,32 kan niet van appellant verlangd worden dat hij rekening en verantwoording aflegt omtrent deze opname of overboeking.
15. Op basis van hetgeen het hof hiervoor heeft overwogen is het hof van oordeel dat de overleden vader van appellant naar behoren de zaken van [erflater] heeft waargenomen. Er is naar het oordeel van het hof geen grond aanwezig voor het afleggen van rekening en verantwoording. Daarbij komt nog dat niet is komen vast te staan dat [erflater] in het tijdvak waarin de vooromschreven opnamen door de vader van appellant zijn gedaan wilsonbekwaam zou zijn geweest. Klaarblijkelijk heeft [erflater] geen bezwaar gemaakt tegen de wijze waarop zijn zoon [P] zijn belangen behartigde. Tot slot is gesteld noch gebleken dat sprake is geweest van misbruik.
16. Gezien het hof hiervoor heeft overwogen behoeft het overige geen verdere bespreking meer aangezien dit niet afdoet aan dit oordeel.
Vernietiging
17. Het bestreden vonnis moet worden vernietigd voor zover de appellant is veroordeeld tot het doen van rekening en verantwoording (alleen over de periode tot overlijden) binnen twee maanden na de uitspraak van dit vonnis, op straffe van een dwangsom van € 100,- per dag, indien hij na voormelde termijn in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen, met bepaling dat aan dwangsommen maximaal € 30.000,- kan worden verbeurd.
Proceskosten
18. Gezien het feit dat er sprake is van een familierechtelijke betrekking acht het hof het redelijk en billijk om de proceskosten te compenseren en wel in die zin dat ieder der partijen zijn eigen proceskosten draagt.
Beslissing
vernietigt het vonnis door de rechtbank te Rotterdam tussen de partijen op 11 november 2009 gewezen, voor zover appellant is veroordeeld tot het doen van rekening en verantwoording (alleen over de periode tot overlijden) binnen twee maanden na de uitspraak van dit vonnis, op straffe van een dwangsom van € 100,- per dag, indien hij na voormelde termijn in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen, met bepaling dat aan dwangsommen maximaal
€ 30.000 kan worden verbeurd;
en in zoverre opnieuw rechtdoen¬de :
wijst alsnog af hetgeen geïntimeerde onder punt A en B van zijn inleidende dagvaarding in eerste aanleg van de overleden vader van appellant heeft gevorderd;
wijst af hetgeen meer of anders gevorderd is;
bekrachtigt het bestreden vonnis ten opzichte van appellant voor het overige;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin dat de partijen ieder de eigen kosten dragen;
Dit arrest is gewezen door mrs. Labohm, van Dijk en Stollenwerck en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 april 2011 in aanwezigheid van de griffier.