ECLI:NL:GHSGR:2011:BR3678

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
15 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-000655-11
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling en diefstal van een bahco door verdachte

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 15 juli 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte is beschuldigd van poging tot zware mishandeling en diefstal van een bahco. De feiten vonden plaats op 8 mei 2010 te Spijkenisse, waar de verdachte, in het bijzijn van zijn zoontje, de aangever heeft geslagen met een bahco, wat leidde tot een poging tot zware mishandeling. De verdachte heeft betoogd dat het letsel van de aangever niet als zwaar lichamelijk letsel kan worden aangemerkt en dat hij niet de intentie had om zwaar letsel toe te brengen. Het hof heeft deze verweren verworpen en benadrukt dat de verdachte welbewust de kans heeft aanvaard dat hij zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen.

Het hof heeft de straf bepaald op basis van de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte is eerder veroordeeld voor geweldsdelicten, wat meegewogen is in de strafmaat. De advocaat-generaal had een gevangenisstraf van 4 maanden geëist, waarvan 2 maanden voorwaardelijk. Het hof heeft deze eis gehonoreerd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 maanden, met 2 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaren. Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan zowel de poging tot zware mishandeling als de diefstal van de bahco, en heeft het vonnis van de politierechter vernietigd.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000655-11
Parketnummer: 10-712697-10
Datum uitspraak: 15 juli 2011
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 27 januari 2011 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats](Suriname) op [geboortedag] 1979,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 1 juli 2011.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 08 mei 2010 te Spijkenisse ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] meermalen althans eenmaal op/tegen de borstkast en/of de schouder en/of andere delen van het lichaam heeft geslagen/gestompt en/of met een Bahco althans een ijzer voorwerp meermalen althans eenmaal op/tegen het hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 08 mei 2010 te Spijkenisse opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), meermalen althans eenmaal op /tegen de borstkas en/of de schouder en/of andere delen van het lichaam heeft geslagen/gestompt en/of met een Bahco althans een ijzer voorwerp meermalen althans eenmaal op/tegen het hoofd heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij op of omstreeks 08 mei 2010 te Spijkenisse met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een Bahco, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. primair
hij op 08 mei 2010 te Spijkenisse ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] met een Bahco op het hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 08 mei 2010 te Spijkenisse met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een Bahco toebehorende aan [naam].
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverwegingen
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het aan hem onder 1 primair tenlastegelegde, nu het door het slachtoffer opgelopen letsel niet als zwaar lichamelijk letsel kan worden aangemerkt en gelet op de aard van het toegebrachte letsel ervan moet worden uitgegaan dat de verdachte niet de intentie heeft gehad om het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, omdat bij het slaan op het hoofd met gebruikmaking van een bahco doorgaans veel ernstiger letsel wordt toegebracht.
Het hof verwerpt deze verweren en overweegt daartoe als volgt.
Het door de raadsman gevoerde verweer gaat eraan voorbij dat sprake is van een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, respectievelijk dat de bewezenverklaarde handeling - te weten het met een ijzeren voorwerp, namelijk een bahco, slaan op een kwetsbaar deel van het menselijk lichaam zoals het hoofd - voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel impliceert. Door aldus te handelen heeft de verdachte naar het oordeel van het hof welbewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen.
De raadsman heeft voorts betoogd dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het aan hem onder 2 tenlastegelegde nu - gelet op het feit dat de verdachte de bahco direct heeft weggegooid - het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening ontbreekt. Het hof verwerpt dit verweer, nu uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen genoegzaam blijkt dat de verdachte de bahco heeft weggenomen met het oogmerk om daarover wederrechtelijk als heer en meester te beschikken en het oogmerk volgens vaste jurisprudentie niet noodzakelijkerwijs komt te ontbreken door de enkele omstandigheid dat de heerschappij over eens anders goed slechts kortere tijd is uitgeoefend.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 primair bewezenverklaarde levert op:
Poging tot zware mishandeling.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
Diefstal.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan alsook op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich - in het bijzijn van zijn
zoontje - op zeer agressieve wijze schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van de aangever omdat deze het zoontje van de verdachte zou hebben vernederd en mishandeld. Het hof acht het agressieve gedrag van de verdachte verwerpelijk en rekent dit de verdachte zwaar aan. Door aldus te handelen heeft de verdachte een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en welbewust het recht in eigen hand genomen in plaats van onderzoek naar en bestraffing van de vermeende handelwijze over te laten aan het bevoegde gezag. Misdrijven als het onderhavige veroorzaken bovendien gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers alsook bij de maatschappij in het algemeen.
Voorts heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal van een bahco. Een dergelijk misdrijf brengt overlast en financiële schade voor de benadeelde met zich mee.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 16 juni 2011, waaruit blijkt dat hij eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van onder meer geweldsdelicten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Alles overwegende en mede in aanmerking genomen de binnen de rechtspraak gehanteerde oriëntatiepunten voor de straftoemeting, is het hof van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 57, 63, 302 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 2 (twee) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door mr. D.J.C. van den Broek,
mr. C.G.M. van Rijnberk en mr. Chr.A. Baardman, in bijzijn van de griffier mr. H. Biemond.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 15 juli 2011.