ECLI:NL:GHSGR:2011:BR3448

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
6 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.086.026-01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. de Haan-Boerdijk
  • A. van den Wildenberg
  • H. Hulsebosch
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake gesloten plaatsing van een minderjarige

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een minderjarige tegen een beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Rotterdam, waarbij machtiging is verleend om de minderjarige in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg te plaatsen. De minderjarige is op 19 april 2011 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 24 maart 2011. De William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (WSS) heeft op 17 mei 2011 een verweerschrift ingediend. De raad voor de kinderbescherming heeft laten weten niet ter zitting aanwezig te zijn, en Jeugdzorg is niet verschenen, ondanks een behoorlijke oproep. De minderjarige was ook niet aanwezig, omdat de instelling waar hij verblijft geen vervoer had kunnen regelen.

Het hof heeft de feiten vastgesteld zoals deze door de rechtbank zijn vastgesteld, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht. De rechtbank had in de bestreden beschikking met ingang van 30 maart 2011 machtiging verleend om de minderjarige in een gesloten jeugdzorg accommodatie te plaatsen tot 17 november 2011. Het hof oordeelt dat de rechtbank in het dictum van de bestreden beschikking geen beslissing heeft genomen over de vrije raadsmankeuze, waardoor het hof niet toekomt aan de bespreking van de grief hierover. Het hof concludeert dat het appelschrift van de minderjarige geen gronden bevat waarop het berust, en dat de enkele stelling van de minderjarige over de motivering van de rechtbank niet als grond kan worden aangemerkt. Het hof verwerpt daarom het hoger beroep en komt niet aan een inhoudelijke behandeling van de zaak toe.

De beslissing is op 25 mei 2011 gegeven door de rechters M. de Haan-Boerdijk, A. van den Wildenberg en H. Hulsebosch, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 juli 2011.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector Civiel recht
Uitspraak : 6 juli 2011
Zaaknummer : 200.086.026/01
Rekestnr. rechtbank : JE RK 11-609
[De minderjarige],
geboren [in] 1994 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], thans verblijvende te [naam instelling], locatie [naam locatie],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de minderjarige,
advocaat mr. S.C. van Paridon te Rotterdam,
tegen
de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
gevestigd te Diemen,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de WSS.
Als belanghebbenden zijn aangemerkt:
1. [De vader],
hierna te noemen: de vader, en
2. [de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
beiden wonende te [woonplaats],
hierna ook gezamenlijk te noemen: de ouders,
3. de Stichting Bureau Jeugdzorg Stadsregio Rotterdam,
gevestigd te Rotterdam,
hierna te noemen: Jeugdzorg.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming,
regio Rotterdam-Rijnmond,
locatie Rotterdam,
hierna te noemen: de raad.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De minderjarige is op 19 april 2011 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 24 maart 2011 van de kinderrechter in de rechtbank Rotterdam.
De WSS heeft op 17 mei 2011 een verweerschrift ingediend.
Van de zijde van de raad is bij het hof op 10 mei 2011 een brief van 9 mei 2011 ingekomen, waarbij is medegedeeld dat de raad niet ter terechtzitting aanwezig zal zijn.
De zaak is op 25 mei 2011 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
- namens de minderjarige zijn advocaat;
- namens de WSS mevrouw M.H.J. Zeilstra-Wagter;
- de ouders.
Jeugdzorg is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. De minderjarige is evenmin verschenen. Gebleken is dat de instelling waar hij verblijft geen vervoer heeft geregeld en ook niet meer kon regelen.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking is, voor zover in hoger beroep van belang, met ingang van 30 maart 2011 machtiging verleend om de minderjarige in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg te doen opnemen en te doen verblijven tot 17 november 2011. De bestreden beschikking is in zoverre uitvoerbaar bij voorraad verklaard en voor het overige heeft de rechtbank de behandeling van de zaak aangehouden.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de machtiging om de minderjarige in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg te doen opnemen en te doen verblijven tot 17 november 2011, zijnde de duur van de ondertoezichtstelling.
2. De minderjarige verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen.
3. De WSS verzoekt de minderjarige niet-ontvankelijk te verklaren in hoger beroep, dan wel het beroep af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
4. Het hof zal het beroep van de minderjarige om na te noemen redenen verwerpen. Vaststaat dat de rechtbank in het dictum van de bestreden beschikking geen beslissing over de vrije raadsmankeuze heeft genomen. Gelet hierop komt het hof niet toe aan een bespreking van de daarop betrekking hebbende grief. Voorts heeft de minderjarige een appelschrift op nader aan te voeren gronden ingediend bij het hof, waarin hij verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen. Ingevolge artikel 359 juncto artikel 278 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) behoort het beroepschrift de gronden te bevatten waarop het berust. Deze regel brengt mee dat de verweerster er bij het inrichten van haar verweer in beginsel van uit mag gaan dat de omvang van de rechtsstrijd in appel door het beroepschrift is vastgelegd. Het hof is van oordeel dat het appelschrift geen gronden bevat waarop het berust. De enkele stelling dat de minderjarige zich niet kan verenigen met de magere motivering van de rechtbank ten aanzien van de geschetste problematiek kan niet als grond worden aangemerkt. Gelet op het vorenstaande komt het hof niet aan een inhoudelijke behandeling van de zaak toe. Het niet verschijnen van de minderjarige ter terechtzitting vormde om die reden geen beletsel om de behandeling doorgang te laten vinden.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
verwerpt het hoger beroep.
Deze beschikking is op 25 mei 2011 gegeven door mrs. De Haan-Boerdijk, Van den Wildenberg en Hulsebosch, bijgestaan door Suderée als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 juli 2011.