7. Het hof zal allereerst beoordelen of [voornaam] onmiddellijk voorafgaande aan de overbrenging naar [buitenland], haar gewone verblijfplaats in Nederland had, zoals de vrouw stelt, dan wel in [buitenland], zoals de man betoogt. Uit de aan het hof overgelegde stukken blijkt naar het oordeel van het hof dat [voornaam] alstoen haar gewone verblijfplaats in Nederland had. [voornaam] is geboren in Nederland en woonde bij de man en de vrouw tot hun echtscheiding. Sindsdien woonde [voornaam] bij de man in [gemeente], Nederland, tot aan de verhuizing van de man naar [buitenland] op 11 juli 2006. Vanaf die datum is [voornaam] bij de vrouw gaan wonen, eveneens in [gemeente], en logeerde de man bij de vrouw en [voornaam] tot oktober 2009. Vanaf laatstgenoemde datum heeft de man [voornaam] iedere vrijdag opgehaald op het adres van de grootvader moederszijde en hij bracht haar daar zondagsavond weer heen. [voornaam] ging al die tijd in [gemeente] naar school en had daar haar verdere sociale leven, zoals sport en vriendinnetjes. Op 29 april 2010 heeft de man [voornaam] niet meer teruggebracht doch heeft hij haar bij zich gehouden op zijn woonadres in [buitenland]. Op grond van het voorgaande komt het hof tot het oordeel dat [voornaam] tot 29 april 2010 haar gewone verblijfplaats in de zin van artikel 10 Brussel IIbis, in Nederland had.
8. Vervolgens zal het hof beoordelen of sprake is van een ‘ongeoorloofde overbrenging of niet doen terugkeren van een kind’ in de zin van artikel 10 Brussel IIbis. Daaronder wordt verstaan - voor zover hier van belang - wanneer dit overbrengen of niet doen terugkeren geschiedt in strijd met het gezagsrecht dat ingevolge een beslissing, van rechtswege of bij een rechtsgeldige overeenkomst, is toegekend overeenkomstig het recht van de lidstaat waar het kind onmiddellijk voor zijn overbrenging of niet doen terugkeren, zijn gewone verblijfplaats had (artikel 2, onder 11 aanhef en onder a, Brussel IIbis).
9. Het hof stelt vast dat de beschikking van de rechtbank Rotterdam van 23 februari 2004, waarbij de gewone verblijfplaats van - onder andere - [voornaam] is bepaald bij de man, een beslissing is overeenkomstig het recht van de lidstaat, Nederland, waar [voornaam] - zoals hiervoor onder 7 is overwogen - onmiddellijk voor haar overbrenging of niet doen terugkeren, haar gewone verblijfplaats had.
10. Voor zover de vrouw met haar eerste grief, gelet op de motivering daarvan, heeft beoogd te stellen dat aan de beschikking van 23 februari 2004 het gezag van gewijsde is komen te ontvallen door het, tot 29 april 2010, voortdurende feitelijk verblijf van [voornaam] bij de vrouw, miskent de vrouw dat de gebondenheid van partijen aan voormelde beschikking - en deze in de gevolgen daarvan - slechts ongedaan kan worden gemaakt door een wijzigingsbeslissing van de rechter dan wel door een rechtsgeldige overeenkomst van partijen.
11. De door partijen gesloten overeenkomst van 11 juli 2006, waarvan de rechtsgeldigheid door de vrouw niet is bestreden, brengt geen verandering in, noch beoogt verandering te brengen in de bij beschikking van 23 februari 2004 bepaalde hoofdverblijfplaats van [voornaam] bij de man. In deze overeenkomst heeft de vrouw er mee ingestemd dat de kinderen, waaronder [voornaam], met hun vader naar het buitenland gaan, dat zij de kinderen zal opvangen in de periode tussen het vertrek van de man en het vinden van huisvesting in [buitenland] en dat de vrouw zich verplicht de kinderen op een eerste verzoek van de man aan hem af te geven. Op grond hiervan kan niet worden geoordeeld dat de overbrenging door de man van [voornaam] naar [buitenland] ongeoorloofd is, nu de invulling van het gezagsrecht van partijen voor wat betreft het verblijf van [voornaam] juist met het oog op het vertrek van de man naar Belgie door partijen nader is geregeld bij deze overeenkomst. Hetgeen de vrouw nog heeft gesteld over de wijze van uitvoering van voormelde overeenkomst door partijen, maakt dit niet anders. Evenmin is van belang dat de man de afgifte van [voornaam] niet aan de vrouw zou hebben verzocht, zoals de vrouw stelt, nu dit verzoek kennelijk niet nodig was omdat de man [voornaam] reeds bij zich had.