ECLI:NL:GHSGR:2011:BR2962

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
19 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
105.007.156/01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Derdenwerking exoneratiebeding en regresvordering van verzekeraar

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 19 april 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tussen de besloten vennootschap Oranjedak Zuid B.V. en de naamloze vennootschap N.V. Interpolis Schade. Oranjedak, de appellant in het principaal appel en geïntimeerde in het incidenteel appel, had een exoneratiebeding in haar algemene voorwaarden dat zij wilde inroepen tegen Interpolis, die als verzekeraar had uitgekeerd aan derden na een brand. Het hof heeft in een eerder tussenarrest op 20 juli 2010 reeds een aantal grieven behandeld en in dit arrest is verder ingegaan op de vraag of het exoneratiebeding ook kan worden ingeroepen tegen derden die geen contractuele relatie met Oranjedak hebben.

Het hof heeft geoordeeld dat Oranjedak het exoneratiebeding kan tegenwerpen aan Interpolis, maar niet aan de derden waaraan Interpolis uitkeringen heeft gedaan. Het hof heeft vastgesteld dat Interpolis meer dan € 500.000,- heeft uitgekeerd aan andere verzekerden dan BEM, maar dat de gestelde bijkomende omstandigheden van Oranjedak onvoldoende zijn om derdenwerking van het exoneratiebeding te aanvaarden. De betrokkenheid van de drie vennootschappen die Oranjedak noemde, was niet voldoende onderbouwd.

Daarnaast heeft het hof de proceskosten van het hoger beroep toegewezen aan Oranjedak, die in het ongelijk is gesteld. De rechtbank had eerder buitengerechtelijke kosten van Interpolis toegewezen, en het hof heeft deze beslissing bevestigd, met uitzondering van de wettelijke rente die vanaf een andere datum moet worden toegewezen. Het hof heeft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde afgewezen. Dit arrest is gewezen door een meervoudige kamer en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

zaaknummer 105.007.156/01
19 april 2011
GERECHTSHOF TE ’s-GRAVENHAGE
MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ORANJEDAK ZUID B.V. (voorheen: Steenmetz Daktechniek B.V.),
gevestigd te Best,
APPELLANTE IN HET PRINCIPAAL APPEL,
GEÏNTIMEERDE IN HET INCIDENTEEL APPEL,
advocaat: mr. P.J.M. von Schmidt auf Altenstadt, te Den Haag,
tegen
de naamloze vennootschap N.V. INTERPOLIS SCHADE,
gevestigd te Tilburg,
GEÏNTIMEERDE IN HET PRINCIPAAL APPEL, APPELLANTE IN HET INCIDENTEEL APPEL,
advocaat: mr. P.S. Kamminga, te Den Haag.
1. Het (verdere) geding in hoger beroep
1.1 Het hof heeft op 20 juli 2010 tussen partijen een tussenarrest uitgesproken. Voor het verloop van het geding tot die dag verwijst het hof naar het tussenarrest.
Partijen zullen in dit arrest opnieuw Oranjedak en Interpolis worden genoemd.
1.2 Interpolis heeft na het tussenarrest een akte genomen en daarbij aanvullende producties in het geding gebracht. Oranjedak heeft gereageerd met een antwoordakte en van haar kant eveneens aanvullende producties in het geding gebracht. Interpolis heeft vervolgens nog een akte uitlating producties genomen.
1.3 Ten slotte hebben partijen het hof gevraagd arrest te wijzen op basis van de stukken van het geding in eerste aanleg en in hoger beroep.
2. (Verdere) behandeling van het hoger beroep
2.1 Het hof blijft bij hetgeen het in zijn tussenarrest heeft overwogen en beslist.
In het principaal appel is het hof na bespreking en verwerping van de grieven 1 tot en met 6 in het kader van de behandeling van grief 7 tot de conclusie gekomen dat Oranjedak het exoneratiebeding dat deel uitmaakt van de tussen haar en BEM geldende algemene voorwaarden kan tegenwerpen aan Interpolis. Verder heeft het hof geoordeeld dat de vraag of Oranjedak ook rechten aan haar exoneratiebeding kan ontlenen jegens andere door de brand benadeelde partijen waarmee zij geen contractuele relatie had, afzonderlijk onder ogen moet worden gezien en partijen de gelegenheid geboden om bij akte hun standpunt aangaande de eventuele derdenwerking van het exoneratiebeding van Oranjedak toe te lichten. Aan Interpolis heeft het hof bovendien verzocht uiteen te zetten, welke betalingen zij precies aan welke verzekerden heeft gedaan en (in verband met de gevorderde rente) op welk moment, gestaafd met bewijsstukken.
2.2 Interpolis heeft in haar eerste akte na het tussenarrest uiteengezet dat zij aan andere verzekerden dan BEM in 2004 meer dan € 500.000,- heeft uitgekeerd.
Deze uiteenzetting heeft geen verweer van Oranjedak opgeleverd.
Daaraan verbindt het hof de gevolgtrekking dat thans tussen partijen kan worden vastgesteld dat Interpolis aan andere verzekerden dan BEM meer dan € 500.000,- heeft uitgekeerd.
2.3 Interpolis heeft zich bij haar akte voorts op het standpunt gesteld dat ontoereikende grond bestaat voor derdenwerking van het exoneratiebeding dat geldt tussen Oranjedak en BEM. Oranjedak heeft verdedigd dat zij de exoneratie die zij heeft bedongen in haar contractuele relatie met BEM, ook mag inroepen tegen een aantal van de derden waaraan Interpolis uitkeringen heeft gedaan.
Daarover overweegt het hof als volgt.
2.4 Dat alle betrokkenen bedrijfsmatig handelden en het exoneratiebeding in kwestie als gebruikelijk moet worden beschouwd, levert tezamen met de omstandigheid dat de derden waaraan Interpolis uitkeringen heeft gedaan bedrijfsruimten huurden in het pand waarvan Oranjedak in opdracht van BEM het dak zou dekken, een ontoereikende grondslag voor derdenwerking op.
2.5 Het gaat Oranjedak erom, zo begrijpt het hof haar stellingen, dat voor vier van de derden waaraan Interpolis uitkering heeft gedaan, bijzondere bijkomende omstandigheden gelden die meebrengen dat derdenwerking moet worden aanvaard.
Het gaat om drie vennootschappen:
- Snow Dome Beheer B.V.,
- Uithof Indoor Karting B.V. en
- Horeca Exploitatiemaatschappij de Uithof B.V.
Elk van die vennootschappen was, aldus Oranjedak, betrokken bij de opdracht aan Oranjedak. Dat leidt Oranjedak af uit het feit dat zij op 1 december 2003 voor de dakdekkerswerkzaamheden die BEM aan haar heeft opgedragen, een opdrachtbevestiging heeft gezonden aan In- Outdoor Center Den Haag, ter attentie van de heer [C], dat deze [C] de opdrachtbevestiging heeft ondertekend, dat [C] ook anderszins ervan blijk heeft gegeven op de hoogte te zijn van de dakdekkerswerkzaamheden alsmede dat [C] op de dag van de brand, 5 april 2004, indirect bestuurder en/of aandeelhouder was van de drie genoemde vennootschappen.
Verder gaat het om de Stichting Zuidhollands Schaatscentrum. Haar betrokkenheid zou blijken uit de omstandigheid dat een zekere [B] en BEM toentertijd haar vereffenaar waren en de laatste opdrachtbevestiging aan BEM is gezonden ter attentie van diezelfde [B].
2.6 De gestelde bijkomende omstandigheden zijn onvoldoende specifiek en van onvoldoende gewicht om de door Oranjedak bepleite derdenwerking jegens Snow Dome Beheer B.V., Uithof Indoor Karting B.V. en Horeca Exploitatiemaatschappij de Uithof B.V. te aanvaarden.
Hetgeen Oranjedak heeft aangevoerd, geeft onvoldoende grond om een toedoen van de drie vennootschappen aan te nemen. Er is weliswaar een opdrachtbevestiging door Oranjedak gezonden aan In- Outdoor Center Den Haag ter attentie van [C] die door hem zou zijn ondertekend en er is op 3 maart 2004 aan BEM ter attentie van [C] een brief geschreven over de uitvoering van de opdracht, maar die twee brieven leveren de vereiste betrokkenheid niet op. De stellingen van Oranjedak bieden in het bijzonder een ontoereikend aanknopingspunt om Oranjedak te volgen in haar betoog dat het gedrag van [C] mag worden toegerekend aan de door haar genoemde drie vennootschappen en dus dat Oranjedak dankzij gedragingen van genoemde drie vennootschappen erop mocht vertrouwen dat zij haar exoneratiebeding jegens hen mocht inroepen. Ook bieden de stellingen van Oranjedak onvoldoende houvast om met voldoende bepaaldheid vast te stellen waarmee genoemde drie vennootschappen bekend waren. Evenmin kan worden aangenomen dat de dakdekkerswerkzaamheden voor hun rekening en risico hebben plaatsgehad.
2.7 Wat betreft Stichting Zuidhollands Schaatscentrum gelden gelijksoortige overwegingen. Het vereffenaarschap van Bronsgeest en BEM valt niet zonder meer te herleiden tot toedoen en bekendheid bij de Stichting op de wijze die Oranjedak ingang wil doen vinden.
2.8 Slotsom van deze overwegingen is dat Oranjedak slechts gedeeltelijk succes heeft met haar zevende grief. Zij mag haar exoneratiebeding inroepen tegen BEM, maar niet tegen de derden waaraan Interpolis heeft uitgekeerd.
Aangezien onbestreden is gebleven dat Interpolis aan derden meer dan € 500.000,- heeft uitgekeerd, komt het bestreden vonnis in zover voor bekrachtiging in aanmerking.
Grief 7 staat daaraan niet in de weg.
2.9 Voor zover Oranjedak nog heeft willen betogen dat Interpolis slechts een deel van € 500.000,- toekomt overweegt het hof dat niet valt in te zien waarom Interpolis in casu als gesubrogeerd verzekeraar niet tot een bedrag groot € 500.000,- regres zou mogen nemen. Herhaald zij dat het te speculatief is om nu nog met andere gesubrogeerde verzekeraars of andere benadeelden rekening te houden.
2.10 Op de voet van hetgeen hierboven werd overwogen faalt grief 8.
2.11 Grief 9 gaat over de toekenning van vergoeding van de door Interpolis gemaakte buitengerechtelijke kosten waaronder onderzoekskosten. De rechtbank wees een bedrag groot € 6.844,48 toe waarvan € 4.821,86 voor onderzoekskosten.
De rechtbank heeft geoordeeld dat deze kosten op de voet van het bepaalde in artikel 6:96 lid 2 onder b Burgerlijk Wetboek voor vergoeding in aanmerking komen en daarbij in het bijzonder ook acht geslagen op de urenverantwoording van de advocaat van Interpolis.
Oranjedak heeft onvoldoende toegelicht waarom de omvang van de onderzoekskosten die in rekening zijn gebracht, aanleiding zou geven om deze niet te volgen. Die toelichting is ook ontoereikend om te oordelen dat het bedrag dat de rechtbank voor buitengerechtelijke kosten van rechtsbijstand heeft begroot, voor onjuist te houden.
2.12 De grief in het incidenteel appel gaat over de over de hoofdsom toegekende wettelijke rente. Interpolis heeft haar rentevordering aangepast aan het thans door haar gekozen uitgangspunt dat de rente door de aansprakelijke partij is verschuldigd vanaf het moment van subrogatie en de daarbij behorende bedragen en data bij haar akte na tussenarrest gewijzigd.
Oranjedak heeft op dit punt geen verweer gevoerd.
De incidentele grief slaagt dus. Het hof zal het bestreden vonnis vernietigen voor zover wettelijke rente over de hoofdsom is toegekend vanaf 30 mei 2005 en de rente toewijzen zoals uiteindelijk subsidiair door Interpolis gevorderd.
3. Slotsom
3.1 In het principaal appel leidt geen van de grieven tot vernietiging van het bestreden vonnis.
3.2 In het incidenteel appel slaagt de grief. Het bestreden vonnis kan gedeeltelijk niet in stand blijven. Het hof zal dit vonnis vernietigen voor zover de wettelijke rente is toegewezen vanaf 30 mei 2005 en de rentevordering vanaf eerdere data toewijzen overeenkomstig de subsidiaire vordering van Interpolis. Voor het overige zal het vonnis worden bekrachtigd.
3.3 Oranjedak is in het principaal hoger beroep de in het ongelijk gestelde partij. Zij heeft de proceskosten van het hoger beroep te dragen.
Oranjedak is ook in het incidenteel hoger beroep de in het ongelijk gestelde partij. Zij heeft in het incidenteel hoger beroep de proceskosten te dragen, met dien verstande dat het hof die kosten zal begroten met inachtneming van de omvang van het belang van Interpolis dat aan de orde was.
4. Beslissing
Het hof:
in het principaal en incidenteel appel:
vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover de wettelijke rente over de hoofdsom is toegewezen vanaf 30 mei 2005, en in zover opnieuw rechtdoende:
veroordeelt Oranjedak tot betaling van wettelijke rente
- over € 136.000,- vanaf 9 april 2004
- over € 326.000,- vanaf 29 april 2004
- over € 6.993,- vanaf 20 mei 2004 en
- over € 31.007,- vanaf 2 juli 2004,
telkens tot de dag van de voldoening;
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep voor het overige;
veroordeelt Oranjedak in de proceskosten van het principaal hoger beroep en begroot deze kosten aan de zijde van Interpolis tot de dag van deze uitspraak op € 5.916,- voor verschotten en € 5.842,50 voor salaris advocaat;
veroordeelt Oranjedak in de proceskosten van het incidenteel hoger beroep en begroot deze op € 948,- voor salaris advocaat;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. G.B.C.M. van der Reep, J.C.W. Rang en H.J.M. Boukema en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 april 2011 door de rolraadsheer.