ECLI:NL:GHSGR:2011:BR2607
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Onjuist berekende omzetbelasting en naheffingsaanslag na 4½ jaar
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Gravenhage, gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage. De zaak betreft een naheffingsaanslag in de omzetbelasting die aan belanghebbende is opgelegd voor het tijdvak van 1 januari 2004 tot en met 31 december 2004. De naheffingsaanslag, die is opgelegd na een administratieve controle door de Inspecteur, bedraagt € 1.864, bestaande uit € 1.592 aan verschuldigde omzetbelasting en € 272 aan heffingsrente. Belanghebbende had gebruik gemaakt van de kleine ondernemersregeling, maar deze bleek onjuist te zijn toegepast.
De mondelinge behandeling vond plaats op 6 juli 2011, waarbij belanghebbende in persoon aanwezig was, samen met zijn vertegenwoordigers, mw. mr. [A] en mr. [B]. De rechtbank had eerder op 28 oktober 2010 al een uitspraak gedaan over deze naheffingsaanslag, waartegen belanghebbende in hoger beroep ging. Het Gerechtshof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd. Het Hof stelde vast dat de Inspecteur niet in strijd met de beginselen van behoorlijk bestuur had gehandeld en dat de naheffing mogelijk was, ondanks dat de gegevens al bij de Inspecteur bekend waren.
Belanghebbende voerde aan dat de Inspecteur de fout in de aangifte eerder had moeten vaststellen en dat hij door het uitblijven van een naheffingsaanslag vertrouwen had gewekt. Het Hof verwierp deze stelling, omdat het de verantwoordelijkheid van de belastingplichtige is om de juiste belasting vast te stellen. De onjuiste toepassing van de kleine ondernemersregeling was niet van zodanig belang dat deze niet aan de aandacht van de Inspecteur mocht ontsnappen. Het Hof concludeerde dat er geen schending van algemene beginselen van behoorlijk bestuur was en dat het hoger beroep ongegrond was.