ECLI:NL:GHSGR:2011:BR2489

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
24 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.084.077-01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van instantie wegens te late betaling griffierecht in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 24 mei 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de niet-tijdige betaling van het griffierecht door appellante, ICT WATERPROOF B.V. De zaak is aanhangig gemaakt na een vonnis van de rechtbank Dordrecht van 16 december 2010, waartegen appellante tijdig hoger beroep heeft ingesteld. De appellante heeft de zaak aangebracht en werd vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. O.R. Siemelink. Geïntimeerde, PROVIDE CONSULTANCY B.V., was eveneens vertegenwoordigd door een advocaat, mr. E. Brouwer.

Het hof heeft vastgesteld dat appellante niet binnen de gestelde termijn van vier weken na de eerste roldag, die op 22 maart 2011 was, het griffierecht heeft betaald. De betaling diende uiterlijk op 19 april 2011 bijgeschreven te zijn, maar vond pas op 20 april 2011 plaats, wat resulteerde in een vertraging van één dag. Het hof heeft geoordeeld dat er geen omstandigheden zijn gebleken die zouden rechtvaardigen dat appellante alsnog toegang tot de rechter zou krijgen, zoals bedoeld in artikel 127a lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

Als gevolg van de te late betaling heeft het hof besloten om geïntimeerde te ontslaan van deze instantie en heeft appellante veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep, die zijn vastgesteld op € 1.769,-- voor verschotten en € 447,-- voor het salaris van de advocaat. Deze beslissing is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Gerechtshof ’s-Gravenhage
Sector Civiel recht
zaaknummer gerechtshof: 200.084.077/01
zaak/rolnummer Rechtbank Dordrecht, Sector kanton, Locatie Dordrecht: 259550 CV EXPL
10-6327
arrest d.d. 24 mei 2011
inzake
ICT WATERPROOF B.V.,
statutair gevestigd te Amsterdam en kantoorhoudende te Bosch en Duin (gemeente Zeist),
appellante,
advocaat: mr. O.R. Siemelink te Utrecht,
tegen:
PROVIDE CONSULTANCY B.V.,
statutair gevestigd te Maarssen en kantoorhoudende te De Meern (gemeente Utrecht),
geïntimeerde,
advocaat: mr. E. Brouwer te Maarssen.
Het geding
Voor het verloop van het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Dordrecht van 16 december 2010.
Appellante heeft tijdig hoger beroep ingesteld tegen het hiervoor genoemde vonnis en heeft geïntimeerde gedagvaard om op de rol voor dit hof te verschijnen.
Appellante heeft de zaak aangebracht. Voor appellante heeft zich een advocaat gesteld. Ook geïntimeerde is op die rol bij advocaat verschenen.
De zaak is op 22 maart 2011 aangehouden tot de rol van 26 april 2011 voor: Afwachten griffierecht partijen.
Appellante heeft niet binnen vier weken na de eerste roldag het griffierecht betaald.
In verband met het achterwege blijven van een tijdige betaling van het griffierecht heeft het hof op 26 april 2011 bepaald dat heden arrest wordt gewezen op basis van het griffiedossier
De motivering van de beslissing
1. De zaak is voor het eerst uitgeroepen op 22 maart 2011. Volgens art. 3 lid 3 van de Wet griffierechten burgerlijke zaken (Wgbz) moet appellante ervoor zorgen dat binnen vier weken na 22 maart 2011, dus uiterlijk 19 april 2011, het griffierecht is bijgeschreven op de rekening van dit hof.
2. Op 28 april 2011 om 10.59 uur heeft mr. O.R. Siemelink een fax naar de civiele griffie gestuurd. Uit de bijlagen van deze fax blijkt dat een nota d.d. 28 maart 2011 is ontvangen waarin staat vermeld dat de betaling uiterlijk op 19 april 2011 bijgeschreven moet zijn op het rekeningnummer van het hof. De betaling van het verschuldigde griffierecht is voldaan op 20 april 2011. Dat is één dag te laat. Appellante heeft dus niet tijdig betaald.
2. Van omstandigheden als bedoeld in art. 127a lid 3 Rv., dat de toepassing van art. 127 lid 2 Rv., gelet op het belang van één of meer partijen bij toegang tot de rechter zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard, is niet gebleken.
Nu appellant niet tijdig tot betaling van het griffierecht is overgegaan, zal geïntimeerde overeenkomstig het bepaalde in artikel 127a, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van deze instantie worden ontslagen en zal appellante worden veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.
De beslissing
Het hof:
- ontslaat geïntimeerde van deze instantie,
- veroordeelt appellante in de proceskosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van geïntimeerde vastgesteld op € 1.769,-- voor verschotten en op € 447,-- voor salaris van de advocaat.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.A. Schuering, E.J. van Sandick en A.G.M. Zander en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 24 mei 2011.