Rolnummer: 22-002871-10
Parketnummer: 11-510451-09
Datum uitspraak: 28 maart 2011
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Dordrecht van 11 mei 2010 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1988,
thans gedetineerd in PI Zuid West - De Dordtse Poorten te Dordrecht.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 14 maart 2011.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren, met aftrek van het voorarrest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 6 juni 2009 te Dordrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (in/uit een woning) heeft weggenomen een geldbedrag en/of passen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [aangever 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het slaan en/of duwen tegen het lichaam van die [aangever 1].
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 6 juni 2009 te Dordrecht, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (in een woning) heeft weggenomen een geldbedrag en passen, toebehorende aan [aangever 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader, welke diefstal werd vergezeld en gevolgd van geweld tegen die [aangever 1], gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan zijn mededader hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld bestond uit het duwen tegen het lichaam van die [aangever 1].
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Het door de verdediging ter terechtzitting in hoger beroep gevoerde verweer ter zake de getapte telefoongesprekken, die de verdachte vanuit de Penitentiaire Inrichting De Dordtse Poorten heeft gevoerd in de periode 10 september 2009 en 30 september 2009, behoeft geen bespreking nu het hof voornoemde gesprekken niet voor het bewijs zal bezigen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Diefstal, vergezeld en gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarden van een meldingsgebod alsmede deelname aan de training Cognitieve Vaardigheden (CoVa) bij Reclassering Nederland.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met ander schuldig gemaakt aan diefstal met geweld in een woning. Op het moment dat het slachtoffer thuis kwam en hij de verdachte en zijn mededader in zijn woning aantrof hebben deze het slachtoffer tegen het lichaam geduwd om hun vlucht mogelijk te maken. Het slachtoffer heeft hierdoor onder andere kneuzingen aan zijn borst en schouder opgelopen. Door hun handelen hebben de verdachte en zijn mededader het slachtoffer veel angst aangejaagd en is er inbreuk gemaakt op zijn lichamelijke integriteit. Juist de eigen woning is bij uitstek een plek waar men zich veilig zou moeten kunnen voelen.
Ten nadele van de verdachte wordt meegewogen dat hij, blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 25 februari 2011, eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke en andersoortige strafbare feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Het hof stelt voorts vast dat de behandeling van de zaak niet heeft plaatsgevonden binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat de stukken van het geding eerst op 13 januari 2011 bij het hof zijn binnengekomen, terwijl namens de verdachte op 20 mei 2010 hoger beroep is ingesteld. De termijn van inzending van de stukken in hoger beroep is derhalve met ruim 1 1/2 maand overschreden.
Gelet echter op het feit dat de zaak op 13 januari 2011 is binnengekomen bij het gerechtshof en op 14 maart 2011 is behandeld, is het hof van oordeel dat sprake is van een zodanige voortvarende behandeling in hoger beroep, dat de overschrijding van de inzendtermijn hierdoor is gecompenseerd en aan de voornoemde schending geen rechtsgevolgen hoeven te worden verbonden.
Het hof is - alles overwegende en gelet op de speciale en generale preventie - van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt. Daarbij zal het hof bijzondere voorwaarden als na te melden opleggen, nu het hof zulks geraden voorkomt, gelet op de inhoud van een omtrent de persoon van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden opgemaakt adviesrapport van Reclassering Nederland d.d. 2 februari 2010.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 63, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden.
Bepaalt dat een op 6 (zes) maanden bepaald gedeelte van de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat de verdachte zich moet houden aan de aanwijzingen die de Reclassering hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde. Daartoe moet de verdachte zich binnen 5 dagen volgend op zijn invrijheidstelling melden bij Reclassering Rotterdam. Hierna moet hij zich gedurende door de Reclassering Rotterdam bepaalde perioden blijven melden zo frequent als Reclassering Rotterdam gedurende deze perioden nodig acht;
- dat de verdachte deelneemt aan de training Cognitieve Vaardigheden (CoVa) bij de Reclassering.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van het onvoorwaardelijke gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. N. Schaar, mr. A.L.J. van Strien en mr. M.J.J. van den Honert, in bijzijn van de griffier mr. S. Hartog-Zamani.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 28 maart 2011.
Mr. A.L.J. van Strien is buiten staat dit arrest te ondertekenen.