ECLI:NL:GHSGR:2011:BR1641
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep
- M. Lückers
- A. Labohm
- J. Kamminga
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van de vader tegen de machtiging tot gesloten plaatsing van de minderjarige
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de kinderrechter van 18 februari 2011, waarin de ondertoezichtstelling van de minderjarige is verlengd en Jeugdzorg gemachtigd is om de minderjarige gesloten te plaatsen. De vader heeft op 17 mei 2011 hoger beroep ingesteld, maar de termijn voor de gesloten plaatsing was inmiddels verstreken. Tijdens de zitting op 16 juni 2011 was de vader aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat, terwijl Jeugdzorg niet verschenen was. De vader heeft geen grieven ingediend tegen de ondertoezichtstelling zelf, maar enkel tegen de machtiging tot gesloten plaatsing.
Het hof overweegt dat de vader geen belang meer heeft bij het hoger beroep, aangezien de machtiging tot gesloten plaatsing inmiddels is verlopen. De vader heeft aangegeven dat hij nog steeds belang heeft bij de beoordeling van de rechtmatigheid van de gesloten plaatsing, onder andere in verband met mogelijke schadevergoeding voor onrechtmatige vrijheidsbeneming. Het hof verwijst naar een uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) die relevant is voor de beoordeling van de rechtmatigheid van detentie.
Het hof concludeert dat de vader niet-ontvankelijk verklaard moet worden in zijn hoger beroep, omdat hij op het laatste moment beroep heeft ingesteld en de resterende termijn te kort was om alle partijen in de gelegenheid te stellen verweer te voeren. De vader kan niet worden aangemerkt als slachtoffer van de gesloten plaatsing, ongeacht de rechtmatigheid ervan, en heeft daarom geen belang bij de beoordeling van de bestreden beschikking. De beslissing van het hof is gegeven op 6 juli 2011.