ECLI:NL:GHSGR:2011:BR0792

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
14 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-004007-10
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verjaring van strafvordering in zaak van beschadiging van toegangsdeur

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Gravenhage, werd de verdachte beschuldigd van het opzettelijk en wederrechtelijk beschadigen van een toegangsdeur, toebehorende aan een derde. De feiten vonden plaats op of omstreeks 18 mei 2003. De verdachte was eerder veroordeeld door de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage op 20 januari 2004, waarbij hij een taakstraf van 32 uren kreeg opgelegd, subsidiair 16 dagen hechtenis. Tegen dit vonnis werd hoger beroep ingesteld.

Tijdens de behandeling in hoger beroep heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die stelde dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard in de vervolging van de verdachte. Het hof heeft vastgesteld dat het recht tot strafvordering was verjaard, zoals bepaald in artikel 70, eerste lid, onder 2° van het Wetboek van Strafrecht, na het verstrijken van een termijn van zes jaren.

Het hof concludeerde dat er geen andere handelingen van vervolging waren geweest die de verjaring zouden hebben gestuit. De laatste mededeling van de uitspraak aan de verdachte vond plaats op 17 juli 2010, wat te laat was om de verjaring te voorkomen. Daarom heeft het hof het vonnis waarvan beroep vernietigd en het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging van de verdachte. Deze beslissing werd genomen op de openbare terechtzitting van 14 maart 2011.

Uitspraak

Rolnummer: 22-004007-10
Parketnummer: 09-052170-03
Datum uitspraak: 14 maart 2011
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage van 20 januari 2004 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1957 te [geboorteplaats],
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek
op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 14 maart 2011.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vervolging van de verdachte.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 32 uren, subsidiair 16 dagen hechtenis. Voorts is beslist omtrent de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 18 mei 2003 te 's-Gravenhage opzettelijk en wederrechtelijk een toegangsdeur, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [B.V. A] en/of [aangever], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door toen en daar opzettelijk en wederrechtelijk een windlicht, althans een voorwerp tegen/door die toegangsdeur te gooien.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
Het recht tot strafvordering met betrekking tot het in deze zaak tenlastegelegde feit vervalt door verjaring ingevolge artikel 70, eerste lid, onder 2° van het Wetboek van Strafrecht na het verstrijken van een termijn van zes jaren.
Blijkens de stukken van het geding is de verdachte op 20 januari 2004 bij verstek veroordeeld door de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage. Op respectievelijk 17 februari 2004, 6 april 2004, 28 april 2004 en 21 mei 2004 is tevergeefs gepoogd het vonnis aan de verdachte uit te reiken. Tot aan de uitreiking van een mededeling uitspraak aan de verdachte op 17 juli 2010, waarvan de originele akte van betekening overigens ontbreekt in het dossier doch dit kan worden afgeleid uit een uitdraai tekstverwerker Compas van 6 december 2010, is niet gebleken van een andere daad van vervolging waardoor de verjaring krachtens het bepaalde in artikel 72, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht is gestuit.
Derhalve is het recht tot stafvordering verjaard en dient het openbaar ministerie - conform de vordering van de advocaat-generaal - niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vervolging van de verdachte.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging van de verdachte.
Dit arrest is gewezen door mr. L.F. Gerretsen-Visser, mr. I.P.A. van Engelen en mr. C.M.P. Flint-Van Noort,
in bijzijn van de griffier mr. S.S. Mangal.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 14 maart 2011.
Mr. C.M.P. Flint-Van Noort is buiten staat dit arrest te ondertekenen.