ECLI:NL:GHSGR:2011:BR0694

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
23 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-002197-10
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Invoer van cocaïne in Nederland door verdachte en mededaders

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 23 februari 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die samen met mededaders betrokken was bij de invoer van een grote hoeveelheid cocaïne in Nederland. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk binnenbrengen van ongeveer 140 kilogram cocaïne, een feit dat plaatsvond tussen 4 april 2008 en 1 mei 2008. De verdachte, geboren in Colombia en thans gedetineerd, heeft in samenwerking met anderen geprobeerd om deze cocaïne via een container in Nederland te importeren. Het hof heeft vastgesteld dat de cocaïne op 4 april 2008 in beslag is genomen, wat de basis vormde voor de vervolging van de verdachte.

De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden. Het hof oordeelde dat de betrokkenheid van de verdachte bij de invoer van de cocaïne voldoende was aangetoond door de verzamelde bewijsmiddelen, waaronder telefoongesprekken en observaties. De verdediging voerde aan dat de dagvaarding nietig was, maar het hof verwierp dit verweer. De advocaat-generaal had gevorderd dat het vonnis van de rechtbank vernietigd zou worden, en het hof ging hierin mee, waarbij het vonnis van de rechtbank niet in stand kon blijven.

De uitspraak benadrukt de ernst van de betrokkenheid van de verdachte bij de drugshandel en de gevolgen daarvan voor de volksgezondheid en de samenleving. Het hof heeft de straf bepaald op basis van de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waarbij ook rekening is gehouden met eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten. De verdachte is uiteindelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 42 maanden, met aftrek van voorarrest.

Uitspraak

rolnummer 22-002197-10
parketnummer 10-600060-08
datum uitspraak 23 februari 2011
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 24 maart 2010 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Colombia) op [geboortedag] 1971,
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd in Gevangenis 'Esserheem' te Veenhuizen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 9 februari 2011.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 03 april 2008 te Nederland, (binnen de territoriale wateren en/of op de Westerschelde, op weg naar Antwerpen), tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 140 kilogram cocaïne, in elk geval een (grote) hoeveelheid cocaïne, althans een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
subsidiair:
hij in op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 4 april 2008 tot 1 mei 2008 te Amsterdam en/of (elders) in Nederland, en/of in België en/of in Colombia, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van ongeveer 140 kilogram cocaïne, in elk geval een (grote) hoeveelheid cocaïne, althans een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen, - een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat feit/die feiten te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of
- zich en/of een ander of anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft trachten te verschaffen, en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit, hebbende, verdachte, en/of (één of meer van) zijn mededader(s), tezamen en in vereniging met elkaar, althans ieder voor zich, toen en daar opzettelijk
- contact onderhouden met [onderneming B] en/of de Belgische douane over een container waarvan werd verondersteld dat daar cocaïne in verborgen was en/of
- één of meer betalingen gedaan ten behoeve van de aflevering van die container en/of
- contact onderhouden met de afzender(s) van die container en/of die cocaïne en/of
- zorg gedragen voor een afleveradres (in Gent) van die container en/of
- die container, waarvan werd verondersteld dat daar cocaïne in verborgen was, in ontvangst genomen, geopend en/of uitgeladen en/of
- foto's genomen/doen nemen van de container waarin de cocaïne had gezeten, teneinde deze te mailen/zenden naar de afzender(s)/eigena(a)r(en) van de cocaïne, althans mededader(s) en/of
- één of meermalen naar België en/of Nederland en/of Colombia afgereisd en/of (aldaar) verbleven en/of één of meer ontmoetingen gehad in België en/of Nederland en/of Colombia met betrekking tot het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of afleveren en/of vervoeren van voornoemde hoeveelheid cocaïne en/of
- één of meer telefoongesprek(ken) gevoerd met betrekking tot het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of afleveren en/of vervoeren van voornoemde hoeveelheid cocaïne.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd dat op grond van de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de verdachte zich samen met anderen op 3 april 2008 schuldig heeft gemaakt aan de invoer van een grote hoeveelheid cocaïne in Nederland. Nu ter terechtzitting in hoger beroep is komen vast te staan dat de cocaïne - anders dan in het vonnis is vermeld - reeds op 4 april 2008 in beslag is genomen, dient het vonnis waarvan beroep in zoverre te worden vernietigd, aldus de advocaat-generaal.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft uitdrukkelijk aangegeven in hoger beroep niet het verweer te voeren dat de dagvaarding nietig is.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van het primair en subsidiair tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken. Voor wat betreft de onderbouwing van het standpunt verwijst het hof - kortheidshalve - naar hetgeen daaromtrent in de aan het proces-verbaal van de terechtzitting van 9 februari 2011 gehechte pleitnotities is verwoord.
Door het hof op basis van wettige bewijsmiddelen vastgestelde feiten en omstandigheden
A. de invoer van cocaïne in Nederland op 3 april 2008;
B. de betrokkenheid van diverse personen bij deze invoer;
C. de betrokkenheid van de verdachte.
Ad A: de invoer van cocaïne in Nederland op 3 april 2008.
Op 26 maart 2008 heeft de Dienst Internationale politiesamenwerking, door tussenkomst van de in Nederland gestationeerde Amerikaanse Liaison Officer, van de Amerikaanse opsporingsautoriteiten de volgende informatie ontvangen:
"Intelligence received to date indicates that a container vessel containing a large quantity of cocaine is presently in route to Belgium through The Netherlands. It is believed that the vessel originated in South America. The listed sender of the container with cocaine is suspected tot be "[onderneming A]" with container number #[nummer A]."1
Kort daarna is informatie binnengekomen dat het nummer van de container - anders dan in het op 26 maart 2008 ontvangen bericht is vermeld - [nummer B] is.2
In verband met de op 26 maart 2008 ontvangen informatie heeft het Landelijk Parket te Rotterdam op 27 maart 2008 bij de bevoegde justitiële autoriteiten van het Koninkrijk België een rechtshulpverzoek ingediend. In dat rechtshulpverzoek is verzocht om de container met het nummer [nummer B] te onderzoeken op de aanwezigheid van verdovende middelen en deze - indien aanwezig - in beslag te nemen. Voorts is verzocht de container en mogelijke verdachten onder observatie te nemen.
In het rechtshulpverzoek is melding gemaakt van de Bill of Lading waaruit blijkt dat de ontvanger van de container een persoon genaamd [medeverdachte 1] is. Verzocht is om met betrekking tot die [medeverdachte 1] de identificatie te betrachten.3
Op 3 april 2008 is het schip met aan boord de container met nummer [nummer B], via de Westerschelde in Nederland, de haven van Antwerpen binnengevaren. Voornoemde container kwam oorspronkelijk uit Willemstad (Curaçao) en is in Cartagena (Colombia) op het schip naar Antwerpen geladen. De container is geladen met 61 kartons tafels, stoelen en handicrafts.
Op 4 april 2008 omstreeks 14.00 uur is vastgesteld dat de container [nummer B] was verzegeld met een gele blokverzegeling met nummer [nummer C]. De container is vooraan geladen met kartons waarin houten kratten met handicrafts zitten. Op een van de kartons heeft de drugshond aangeslagen. Met toestemming van de Substituut van de Procureur des Konings te Antwerpen is de container overgebracht naar een containerscan, alwaar de container is gescand.
Later die middag, omstreeks 16.00 uur, is het karton van een krat verwijderd, waarna in één van de lange zijlatten van het krat is geboord. Bij het terugtrekken van de boor is er witte substantie aan de boor blijven kleven. De uitgevoerde NIK-G veldtest heeft positief gereageerd voor wat betreft de aanwezigheid van cocaïne. Nadat de Substituut van de Procureur des Konings van die bevindingen op de hoogte is gesteld, is de container met inhoud in beslag genomen en verzegeld.
Op 7 april 2008 is in het bijzijn van twee Nederlandse rechercheurs de bewuste container gelost en nader onderzocht. In de lange zijlatten van een krat bleken vier pakjes cocaïne te zijn verwerkt; in de korte zijlatten van een krat twee pakjes cocaïne. Uit één krat zijn in totaal veertig pakjes cocaïne met een totaalgewicht van 2,1 kilogram gehaald. Aansluitend zijn er nog twee kratten ontmanteld. Uit die kratten zijn 104 pakjes cocaïne gehaald met een gewicht van in totaal 6,2 kilogram. Uit de drie kratten zijn telkens drie willekeurige pakjes cocaïne als representatief monster genomen. Vervolgens is de lading uit de container gelost.
Nadat in alle vijftig kartons met handicrafts gaatjes zijn geboord, is vastgesteld dat alle kartons cocaïne bevatten. In verband met het aantreffen van onder andere kakkerlakken is de inhoud van alle dozen verwijderd en vervangen door andere goederen. Hierna is de container weer verzegeld.4
De negen monsters zijn voor onderzoek aangeboden aan prof. dr. H. Neels, verbonden aan het Toxicologisch Centrum van de Universiteit Antwerpen. Door de deskundige voornoemd is vastgesteld dat in de negen monsters een hoeveelheid cocaïne zit.5
Door middel van een rechtshulpverzoek van 11 juni 2008 is aan de Belgische autoriteiten verzocht om de levering van de negen monsters.6 De monsters zijn op 20 augustus 2008 door het Korps Landelijke Politie Diensten in ontvangst genomen en voor onderzoek naar het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) doorgestuurd.7 Het NFI heeft bevestigd dat alle negen monsters een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne bevatten.8
Op grond van de hierboven genoemde feiten en omstandigheden - in onderlinge samenhang bezien - stelt het hof vast dat er op 3 april 2008 een grote hoeveelheid cocaïne in Nederland is ingevoerd door het vervoer over de Westerschelde naar Antwerpen.
Ad B: de betrokkenheid van diverse personen bij deze invoer.
Het hof stelt hierbij het volgende voorop.
In de onderhavige zaak staat de vraag centraal of bewijsmiddelen die betrekking hebben op handelingen die zijn verricht nadat de cocaïne in beslag was genomen voor het bewijs mogen worden gebezigd.
Uit jurisprudentie van de Hoge Raad leidt het hof af dat er voor wat betreft de beantwoording van die vraag onderscheid dient te worden gemaakt tussen bewijsmiddelen die betrekking hebben op handelingen die onderdeel zijn van een strafbare gedraging en bewijsmiddelen die betrekking hebben op handelingen waaruit de betrokkenheid van een verdachte bij een eerder gepleegd strafbaar feit kan worden gedestilleerd. Indien dat laatste het geval is dan staat geen rechtsregel er aan in de weg om die bewijsmiddelen voor het bewijs te bezigen.
In de onderhavige zaak is komen vast te staan dat er op 3 april 2008 een container met nummer [nummer B] inhoudende een (grote) hoeveelheid cocaïne in Nederland is ingevoerd.
Blijkens de Bill of Lading is de consignee van de container met nummer [nummer B] een persoon genaamd [medeverdachte 1].9 Na onderzoek is gebleken dat voornoemde persoon volledig is genaamd [medeverdachte 1], geboren te Colombia en wonende te Amsterdam.10 Uit informatie verstrekt door de Federale gerechtelijke politie Antwerpen is gebleken dat het bedrijf [onderneming B] op 3 april 2008 na ontvangst van een fax met bijlagen telefonisch contact met [medeverdachte 1] heeft opgenomen.11 Het telefoonnummer dat het bedrijf heeft gecontacteerd is [telefoonnummer A]. In dat telefoongesprek heeft [medeverdachte 1] het bedrijf gevraagd om de goederen douanetechnisch vrij te krijgen en om na de douaneformaliteiten de container af te leveren op het adres [adres A] te Gent.12
Gelet op de hierboven genoemde feiten en omstandigheden is ten aanzien van [medeverdachte 1] de verdenking gerezen dat hij bij de invoer van cocaïne in Nederland betrokken was. Om inzicht te krijgen in de contacten van [medeverdachte 1] is op 4 april 2008 met betrekking tot het telefoonnummer [telefoonnummer A] een verzoek tot het opnemen van telecommunicatie gedaan.13 Dat verzoek is toegewezen.14
Voorts is door middel van een rechtshulpverzoek van Nederland aan België verzocht om zowel de container als mogelijke verdachten onder observatie te nemen.15
Het hof stelt op grond van het hierboven staande vast dat het onderzoek betrekking heeft op de vraag welke personen er op 3 april 2008 bij de invoer van cocaïne in Nederland zijn betrokken.
Gelet op deze vaststelling is het hof van oordeel dat - ondanks het feit dat de resultaten van dat onderzoek, te weten de telefoongesprekken en observaties, hoofdzakelijk zijn verkregen nadat de cocaïne in beslag was genomen - deze resultaten voor het bewijs kunnen worden gebezigd, nu daaruit de betrokkenheid van de verdachte en anderen bij een reeds gepleegd strafbaar feit kan worden gedestilleerd.
Omtrent de rol van de verdachte bij de invoer van cocaïne stelt het hof op grond van de zich in het dossier bevindende stukken het volgende vast.
Op vrijdag 4 april 2008, de dag waarop de container is gelost, heeft er omstreeks 14.13 uur tussen [medeverdachte 1] en een persoon die gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer B] het volgende telefoongesprek plaatsgehad:
[v]: Hoe is het gegaan?
[mv 1]: nou goed, broer, nog steeds bezig daarmee.
[v]: aah, goed, dus er is op het moment nog geen nieuws of wel?
[mv 1]: Nee, ik heb gebeld en nou eh dat zou vandaag komen begrijp je?
[v]: aha.16
Uit onderzoek is gebleken dat het telefoonnummer [telefoonnummer B] in gebruik is bij de verdachte.17
Op maandag 7 april 2008, derhalve na het weekend, heeft [medeverdachte 1] opnieuw telefonisch contact met een medewerker van [onderneming B] gehad. In dat telefoongesprek heeft hij geïnformeerd naar een container die vrijdag of zaterdag is aangekomen. Voorts heeft hij nogmaals aangegeven dat [onderneming B] de douane en de uitlevering van die container moet doen. Nadat hij zijn e-mailadres heeft opgegeven, heeft een medewerker van [onderneming B] [medeverdachte 1] toegezegd dat er een prijsafschrift naar hem zal worden gestuurd.18
Omstreeks 12.08 uur diezelfde dag heeft [medeverdachte 1] telefonisch contact met de verdachte gezocht. Het gesprek is als volgt gegaan ([mv 1] = [medeverdachte 1] en NN = de verdachte):
[mv 1]: Broer ik heb gebeld, naar degene die de papieren voor me regelt, dat hij me vandaag het totaal stuurt wat ik hem moet brengen want ze hebben dat nog niet...voor/naar de douane niet waar?
NN: ah, goed, goed, dus er moet in ieder geval vandaag gewacht worden?
[mv 1]: Ja, er moet gewacht worden ja.19
In de avonduren van 7 april 2008 heeft [medeverdachte 1] telefonisch contact opgenomen met een onbekende man. In dat gesprek heeft [medeverdachte 1] de onbekende man aangesproken met 'papa'. Hij heeft daarin aangegeven bang te zijn. Op de vraag van 'papa' of er risico's zijn, heeft [medeverdachte 1] geantwoord dat die er natuurlijk zijn, omdat zijn papieren daar liggen. Dat is alsof hij op een zilveren dienblad ligt.20
De dag daarna, 8 april 2008, omstreeks 16.18 uur heeft [medeverdachte 1] naar een onbekende Colombiaanse man gebeld. Tijdens het gesprek wordt onder meer het volgende aan de orde gesteld ([mv 1] = [medeverdachte 1] en NN = onbekende Colombiaanse man):
[mv 1]: Ik zit vol met stress. Het is daar, maar is nog niet door de douane, nog niet, dus ik zit te wachten.(...) Maar, maar 'dat' is al vrijdag aangekomen.
NN: het is een feit
[mv 1]: een feit ... maar moet nog langs de douane, begrijp je?
NN: hm21
In een op 9 april 2008 omstreeks 17.53 uur gevoerd telefoongesprek met een vrouw heeft [medeverdachte 1] opnieuw medegedeeld een beetje bang en nerveus te zijn. Op de vraag waarom hij nerveus is en of hij 'dat' nog niet is gaan ophalen, heeft hij geantwoord dat zij zijn gegevens nodig hebben en die moet hij op het kantoor doorgeven.22
Diezelfde avond nog heeft de verdachte telefonisch contact met [medeverdachte 1] opgenomen. In dat gesprek is het volgende besproken ([mv 1] = [medeverdachte 1] en [v] = de verdachte):
[mv 1]: (...) ik bel morgenochtend vroeg naar die man, die van het kantoor, en ik vraag hoeveel het precies is want hij heeft iets naar mij opgestuurd, maar volgens mij is het meer, begrijpt u?
[v]: oh goed, goed. Bel mij dan vroeg.
[mv 1]: ja ja.23
Op 10 april 2008 omstreeks 09.39 uur heeft [medeverdachte 1] telefonisch contact met een medewerker van [onderneming B] genaamd [medewerker A] gehad. In dat telefoongesprek is het volgende besproken:
[medeverdachte 1] zegt dat hij niet heeft gekregen wat hij moet gaan betalen. [medewerker A] zegt dat [medeverdachte 1] de bedragen op moet gaan tellen. [medeverdachte 1] moet € 601,00 betalen en dan praat [medewerker A] nog niet eens over de BTW en invoerrechten. [medewerker A] vraagt of [medeverdachte 1] bij hen gaat komen vandaag. Ja, zegt [medeverdachte 1]. [medewerker A] zegt dat [medeverdachte 1] dan de originele Bill of Lading mee kan nemen en dan kan [medewerker A] hem informeren over de resterende kosten. [medeverdachte 1] vraagt of dat zo duur zal zijn. [medewerker A] zegt dat het allemaal niet zo duur zal zijn, want het zijn allemaal tafels en stoelen.24
Nadat hij bovenstaand telefoongesprek heeft beëindigd, heeft [medeverdachte 1] telefonisch contact met de verdachte opgenomen. In dat telefoongesprek heeft [medeverdachte 1] de verdachte medegedeeld dat hij voorlopig € 1.000,- moet meenemen en daarna geven zij hem dat andere, maar dat hebben ze nog niet berekend. [medeverdachte 1] moet daarheen gaan om de originele papieren te laten zien. De verdachte heeft op deze mededelingen gereageerd met de woorden
"oké dan".25
Op 10 april 2008 omstreeks 14.08 uur heeft [medeverdachte 1] naar [onderneming B] gebeld met de mededeling dat hij er bijna is. [medewerker A] heeft hem vervolgens doorgegeven waar hij moet zijn en een adres genoemd.26
Later die dag heeft [medeverdachte 1] opnieuw met de verdachte gebeld om laatstgenoemde te laten weten dat [medeverdachte 1] degene die alles voor hen gaat transporteren heeft ontmoet. Verder is in dat gesprek nog het volgende medegedeeld ([mv 1] = [medeverdachte 1] en [v] = de verdachte):
[mv 1]: dus morgen geeft hij me de rest van de papieren die hij heeft (...) en ik heb al aan hem doorgegeven wat jij aan mij hebt doorgegeven, dus ze gaan uithalen en daarna geeft hij me de rest, hoeveel ik nog moet betalen en wat er aan de douane moet worden betaald.
[v]: ja, ja, ah goed broer.
[mv 1]: dus ik heb al dat gedoe gedaan en zij geven alles door aan de douane want de douane heeft nog niets gedaan begrijp je?
[v]: aha, ah goed.27
Enkele uren later, omstreeks 17.30 uur, wordt de verdachte gebeld door een onbekende man. In dat gesprek is onder meer het volgende aan de orde gesteld ([v] = de verdachte en NN = onbekende man):
[v]: vriend is vandaag daarheen gegaan en ik moest hem een LUCA geven en hij is daarheen gegaan en nu heeft hij me net gebeld dat hij denkt dat ze hem maandag zullen doorgeven als God het wil, maar ze hebben hem nog niet de complete waarde van alles doorgegeven.
NN: Goed, oké vriend.28
Uit onderzoek is gebleken dat het woord LUCA (informeel) een briefje van duizend betekent.29
In een op 14 april 2008 tussen [medeverdachte 1] en [medewerker A] van [onderneming B] gevoerd telefoongesprek is door laatstgenoemde medegedeeld dat de container na betaling van een bedrag van € 2.965,94 op 16 april 2008 kan worden uitgeleverd.30
Op 15 april 2008 heeft [medeverdachte 1] telefonisch contact met de verdachte opgenomen. [medeverdachte 1] heeft de verdachte medegedeeld dat hij het geld heeft voldaan en dat hij een heel klein beetje moest bijbetalen waarop de verdachte heeft gezegd: "Maar afwachten toch?" Daarop heeft [medeverdachte 1] gezegd: "Ze overhandigen mij 'dat' morgen om negen uur".31
Later die dag heeft [medeverdachte 1] een telefonisch onderhoud met een vrouw genaamd [betrokkene 1] gehad. Daarin heeft [medeverdachte 1] onder meer gezegd dat het zijn verplichting is om het morgen te ontvangen (...) het zijn meubels (...) en daarin zit het (...) hij wil het niet door de telefoon zeggen. Daarop heeft [betrokkene 1] gevraagd of ze er honden op zetten als het aankomt. [medeverdachte 1] heeft daarop geantwoord dat dat het geval is en daaraan toegevoegd dat er heel veel dagen voorbij zijn gegaan voordat hij de papieren kreeg en alles door de douane is gegaan en dat hij het morgen gaat ontvangen. Hij heeft ook gezegd dat hij best wel nerveus is omdat het daar zo lang is achtergebleven. Hij heeft al 3.000 euro moeten betalen.32
In de avonduren van 15 april 2008 is de verdachte wederom door [medeverdachte 1] gebeld. In dat gesprek is het volgende aan de orde gesteld ([v] = de verdachte en [mv 1] = [medeverdachte 1]):
[v]: hoe is het gegaan?
[mv 1]: ik heb dat allemaal afbetaald en ik heb ook naar het dorp gebeld en ze zeiden dat alles goed zit.
[v]: ja, ja.
[mv 1]: Ik ben in Gent en morgen om negen uur gaan ze mij 'dat' overhandigen.
[v]: Oh goed, ik wens je heel veel geluk.33
Op 16 april 2008 is de container getransporteerd van de haven van Antwerpen naar het adres [adres A] te Gent. [medeverdachte 1] heeft de container samen met de chauffeur geopend en gelost.34
Op diezelfde dag omstreeks 11.00 uur heeft de verdachte telefonisch contact met een nog onbekende vrouw gehad. Hij heeft haar gebeld op het telefoonnummer [telefoonnummer C]. De verdachte heeft haar gevraagd om een cameraatje mee te nemen om daarginder een paar foto's te schieten.35
Enkele uren later heeft de verdachte aan dezelfde onbekende vrouw laten weten dat hij al onderweg is in de buurt van Utrecht en dat ze samen aan gaan komen. Voorts heeft de verdachte aan de vrouw gevraagd of "hij" haar nog heeft gebeld.36
Uit onderzoek is gebleken dat het telefoonnummer [telefoonnummer C] in gebruik is bij [medeverdachte 2].37
Tegenover de politie heeft zij verklaard dat zij de vriendin van [medeverdachte 1] is. Nadat haar een foto van de verdachte is getoond, heeft zij verklaard dat zij hem herkend als [verdachte]. Volgens haar verklaring heeft de verdachte ook de bijnaam [verdachte].38
Op 16 april 2008 omstreeks 14.10 uur heeft [medeverdachte 1] naar [medeverdachte 2] gebeld. In dat gesprek is het volgende gezegd (NN = [medeverdachte 2] en [mv 1] = [medeverdachte 1]):
NN: [verdachte] heeft mij net gebeld en zei dat hij je aan het bellen was en niet kon bereiken. Ik zei tegen hem dat je mij ook niet had gebeld. (...) Hij heeft me gebeld en dat hij met die meneer was en dat ze op de hoogte van Utrecht waren. [medeverdachte 1] zegt dat hij zich doodschaamt, hij zit nu met een probleem. [medeverdachte 1] zegt dat hij geen 7.000 euro gaat betalen en vuilnis ontvangen.39
Nadat de verbinding is verbroken, is het gesprek tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] daarna voortgezet.
[mv 1] : Ze zeiden dat ik niet zomaar 15.000 euro's weggooi, dat zij niet dom zijn, er zeker weten iets in moest zitten. Ik zei "nee, nee, nee" Er zaten oude kleren in, verrotte kleding, stukken hout en een sofa, tafel, dat er iets raars mee was. (...) Nu zal die kerel van beneden zeggen dat 'het' er wel in zat.
NN: Daarom wil ik komen, om te kijken. Daarom breng ik ook mijn fototoestel mee om daar foto's te maken.
[mv 1]: Goed, dan wacht ik op je bij centraal van Gent.40
Nadat zij het gesprek met [medeverdachte 1] heeft beëindigd, heeft [medeverdachte 2] telefonisch contact met de verdachte gezocht. Het gesprek tussen hen is als volgt gegaan
(NN = [medeverdachte 2] en [v] = de verdachte):
NN: en dat hij probleem kreeg/gezeur.
[v] : nee toch? Ah ... maar dat alles is toch daarginder?
NN: ja.
[v] : oh goed, zeg tegen hem dat wij daarheen gaan en dat we elkaar gaan spreken. We zien elkaar bij het Centraal.41
Later die middag is de verdachte in het gezelschap van een nog onbekende man in Gent gearriveerd.42 De onbekende man is door [medeverdachte 2] herkend als [medeverdachte 3].43 Laatstgenoemde maakt gebruik van de telefoonnummers [telefoonnummer E] en [telefoonnummer F].44
Door de Belgische politie is waargenomen dat de verdachte, [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] in Gent kort contact met elkaar hebben gehad.45
Op 16 april 2008 omstreeks 17.22 uur is [medeverdachte 2] gebeld door de verdachte. Nadat zij korte tijd met elkaar hebben gesproken, heeft [medeverdachte 2] haar telefoon overhandigd aan [medeverdachte 1]. In het gesprek tussen de verdachte en [medeverdachte 1] is het volgende aan de orde gekomen ([v] = de verdachte en [mv 1] = [medeverdachte 1]):
[v]: die man moet komen om daar te gaan kijken, die komt vanavond in Antwerpen aan.
[mv 1]: en gaat [medeverdachte 3] niet kijken?
[v]: nee, nee, nee, wij hebben belang in die man die komt. Hij is van daarginder, begrijp je?46
Omstreeks 19.43 uur is [medeverdachte 1] gebeld door een onbekende man. Het gesprek is als volgt gegaan
(NN = onbekende man en [medeverdachte 1] = [medeverdachte 1]):
NN: (...) in de kartonnen doos zit een GUACAL. [medeverdachte 1] vraagt wat een GUACAL is want hij heeft alleen maar stukken hout gezien en alleen maar films. NN man legt uit dat dat een soort korf is die ter bescherming om een product zit in de kartonnen doos, dus [medeverdachte 1] moet goed in de kartonnen doos kijken en ook verder kijken dan de guacal (korf/mand) en het is ook normaal dat houten deksels zijn stuk gemaakt en dat men dat de stukken in dozen stopt, dus [medeverdachte 1] moet gaan kijken of de korven daar binnen in de dozen zitten. [medeverdachte 1] zal dan gaan kijken.47
Uit onderzoek is gebleken dat het woord 'GUACAL' draagkrat betekent.48
Ongeveer tien minuten later is [medeverdachte 1] gebeld door een man die gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer D].49 Uit onderzoek is gebleken dat dat telefoonnummer in gebruik is bij een persoon genaamd [medeverdachte 5].50 In het telefoongesprek is het volgende besproken
([mv 1] = [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5]):
[medeverdachte 5]: hoe gaat het met je broer?
[mv 1]: een beetje slecht, want ik verwachtte iets maar ik kreeg een ander gedoe wat het niet is.
[medeverdachte 5]: Wat is er gekomen?
[mv 1]: bedorven kleding. Er kwamen stukken hout.(...)Er zijn een paar dozen gekomen met filmpjes.
[medeverdachte 5]: Hoezo heb je niets ontvangen? Wie heeft de container? De douane?
[mv 1]: De douane was bij mij. Zij hebben het voor mijn eigen ogen opengemaakt, broer want jullie hebben die rotzooi via een bedrijf gestuurd die de dingen openen waar ze het gaan uitladen, begrijp je en toen kwam de douane met de honden en al dat gedoe en die klommen er in en toen ze dat zagen.
[mv 1]:Vanavond komt er een figuur niet waar? Die komt daar bij jullie vandaan?
[medeverdachte 5]: Ik heb het zelf gedaan. Ik heb het zelf ingeladen. Ik heb zelf de container gevolgd.
[mv 1]: Ik zal niet in gedonder verzeild raken, ik heb het niet gedaan en eerste heb ik hier problemen met de politie en de douane want die zeiden wat voor spelletje speel jij?
[medeverdachte 5]: ja, ik weet het jij zult problemen krijgen want ze zullen je een boete geven.
[mv 1]: ze zullen mij een boete geven, eh ik zit hier vast, ik zal me maandag tot woensdag moeten melden broer omdat er wat bedorven kleren zijn gekomen en kapot hout.51
Nog diezelfde avond heeft [medeverdachte 1] telefonisch contact met de verdachte gezocht. Op enig moment is het gesprek overgenomen door een onbekende man ([v] = de verdachte, [mv 1] = [medeverdachte 1] en NN = onbekende man):
[mv 1]: die lui van beneden hebben mij gebeld.
[v]: ja
[mv 1]: ze zijn erg aan het zeiken man
[v]: hm
[mv 1]: dat ik het weet, en dat ik er was. Ook heeft die man van Curaçao mij gebeld. Ik zei het tegen hem en hij zei dat hij alles goed had gedaan.
NN die bij [v] is neemt het gesprek over.
[mv 1]: Ik wacht tot morgen dat die man komt, en als ze hem hebben gestuurd dan moet hij maar werk doen, ik leen hem mijn fototoestel, hij maakt dan maar foto's en stuurt zijn dinges op.
NN: Luister eens even goed. Zij zeggen dat tussenin de dozen (...), zat een andere van made (madera=hout).
[mv 1]: nee niks. Alleen maar de dozen zijn puin gemaakt daarom zei ik tegen jullie kom kijken dan konden jullie vaststellen dat ik niets verzin. Als je dat ziet, dat is gewoon vuilnis hoop man.
NN: bel hem en ga daarheen en hou je fototoestel bij je. Laten we tot het einde rekken, als je kunt doe het dan, zij kunnen zich vastklemmen van de kleinste geringste om ons de schuld te geven. NNman zegt dat [medeverdachte 1] de foto's moet maken.52
Nadat [medeverdachte 1] het gesprek met de verdachte en de onbekende man heeft beëindigd, is hij gebeld door [medeverdachte 5]. Tijdens het gesprek heeft [medeverdachte 5] geconstateerd dat het zegel van de container is verwisseld. Dat is volgens [medeverdachte 5] gebeurd "daar waar [medeverdachte 1] is en niet daar waar [medeverdachte 5] is". Volgens [medeverdachte 5] hebben ze het spul eruit gehaald en er iets anders in gezet. Hij heeft tegen [medeverdachte 1] gezegd dat laatstgenoemde naar het bedrijf van de boten moet gaan om te zeggen dat het niet zijn container is. Voorts heeft [medeverdachte 5] gezegd dat hij naar Bogota gaat bellen om tegen de mensen te zeggen wat er is gebeurd.53
Op 16 april 2008 omstreeks 20.32 uur heeft de verdachte naar [medeverdachte 1] gebeld. In dat gesprek is het volgende besproken ([verdachte] = de verdachte en [medeverdachte 1] = [medeverdachte 1]):
[medeverdachte 1] zegt dat die man hem had gebeld en die had gezegd dat er één boef was hier en dat was of [verdachte] of [medeverdachte 1]. [medeverdachte 1] zegt dat die mensen een zondebok zoeken. [verdachte] is net gebeld door de vriend die is nu samen met een van de eigenaren en hij (de vriend) wil daarom de foto's zien om te zien of het hetzelfde is, [medeverdachte 1] moet foto's nemen van binnen en van buiten. [medeverdachte 1] zegt dat hij het nummer wilde weten want de container want hij dacht dat het bedrijf het had gestolen. [medeverdachte 1] zegt dat dat een leugen is het bedrijf heeft er geen meubels en zo uitgehaald en er vuilnis in gedaan. [verdachte] zegt dat ze diplomatiek moeten zijn. [verdachte] zegt dat [medeverdachte 1] niet in de war moet raken. [medeverdachte 1] zegt dat die man zei dat hij naar Bogota zou bellen om tegen die man te zeggen dat het nummer van die code hier was veranderd. [verdachte] zegt dat [medeverdachte 1] dan moet uitleggen dat [medeverdachte 1] papieren in zijn handen heeft en dat het nummer dat daarop staat klopt.54
Vervolgens heeft [medeverdachte 3] telefonisch contact met [medeverdachte 1] opgenomen. In dat gesprek heeft [medeverdachte 3] tegen [medeverdachte 1] gezegd dat hij misschien door de stress niet goed heeft gekeken, maar [medeverdachte 3] weet zeker dat ze er zijn. [medeverdachte 3] heeft gevraagd of er geen GUACAL was, waarop [medeverdachte 1] heeft geantwoord dat die er niet was. [medeverdachte 1] heeft in aanvulling daarop gezegd dat hij het erg spijtig vindt voor [medeverdachte 3], maar [medeverdachte 1] zou het alleen ontvangen en hij was degene die het bedrijf heeft gecontracteerd en nu zegt hij dat [medeverdachte 1] naar het bedrijf moet gaan om spektakel te maken, maar dat bedrijf wist niet dat dat kwam met 'iets'.55
Diezelfde avond omstreeks 21.39 uur heeft [medeverdachte 3] opnieuw naar [medeverdachte 1] gebeld. In het gesprek heeft [medeverdachte 1] onder meer het volgende gezegd:
[medeverdachte 3] zegt dat men hem gevraagd heeft waarom [medeverdachte 1] geen problemen heeft gehad omdat er iets anders kwam dan er was gestuurd. [medeverdachte 1] zegt dat hij daarom van maandag tot woensdag naar de douane moet gaan want hij heeft een lijst dat er meubels zouden komen en Caribische rotzooi en andere dingen, [medeverdachte 1] moet naar de douane in Antwerpen naar de haven. [medeverdachte 1] heeft gebeld en gezegd dat er een container is gekomen maar het is niet die van [medeverdachte 1] toen zei men dat [medeverdachte 1] naar het container nummer moest kijken en dat klopte dus waar moest [medeverdachte 1] klagen, [medeverdachte 1] heeft de container pas vanmorgen gezien en dat is wat zij niet begrijpen. [medeverdachte 1] zegt dat zij dat zelf hadden kunnen zien als zij met [medeverdachte 1] mee waren geweest. [medeverdachte 1] herhaalt dat hij niet degene is geweest die dat bedrijf heeft uitgezocht dat heeft hij gedaan, want [medeverdachte 1] moest het alleen ontvangen hier. [medeverdachte 1] zegt dat hij aan [verdachte] gevraagd heeft of die met hem mee wilde gaan om dat te ontvangen maar die had het te druk.
[medeverdachte 3] zegt dat er een document moet komen van de douane dat [medeverdachte 1] niet heeft ontvangen wat hij had verwacht. [medeverdachte 3] zegt dat een document waarop staat wat er precies is ontvangen hen kan helpen om deze kwestie op te lossen. [medeverdachte 1] moet naar Curaçao bellen en bij dat bedrijf protesteren dat hij niet heeft ontvangen wat op het papier stond.
[medeverdachte 3] zegt dat men hen een redelijke verklaring moet geven zodat zij begrijpen dat [medeverdachte 1] die toestand niet heeft ontvangen. [medeverdachte 1] zegt dat zij willen dat [medeverdachte 1] naar de douane gaat en dat zij een rapport opmaken maar zij willen dat [medeverdachte 1] dat risico gaat nemen want [verdachte] en [medeverdachte 3] zelf en zij doen dat niet, maar [medeverdachte 1] zal zich morgen daar gaan melden en zeggen dat hij meubels en dingen had besteld en dan zullen zij vragen waarom die meubels en Colombiaanse poppetjes niet zijn aangekomen, maar [medeverdachte 1] heeft dat alleen maar gedaan om wat geld te verdienen met [medeverdachte 3] en [verdachte]. [medeverdachte 1] zegt dat het op de papieren staat hoe laat het vandaag aan [medeverdachte 1] is overhandigd. [medeverdachte 3] zegt dat ze hen dan een fax zullen sturen daarvan, [medeverdachte 3] zal nu wel weer met hen praten ze moeten wat dingen zoeken zodat zij hen de schuld niet geven.
[medeverdachte 1] zegt dat hij kan vragen hoe laat [medeverdachte 1] de container heeft gekregen zodat duidelijk is dat [medeverdachte 1] geen tijd heeft gehad om iets te rotzooien.56
Om 22.11 uur heeft [medeverdachte 3] opnieuw telefonisch contact met [medeverdachte 1] opgenomen. Tijdens dat gesprek heeft [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 3] toegezegd de papieren die hij heeft ontvangen de volgende morgen te zullen faxen. [medeverdachte 3] heeft [medeverdachte 1] de opdracht gegeven om te kijken hoeveel dozen er zijn aangekomen en hoe die eruit zien. [medeverdachte 1] moet dan een doos nemen en die leeghalen en dan zal hij zien dat die doos nog steeds zwaar is. [medeverdachte 1] moet dan het karton kapot maken en dan zal hij hout vinden en in dat hout zit het.57
Op 17 april 2008 omstreeks 00.58 uur heeft een onbekende man naar [medeverdachte 1] gebeld. [medeverdachte 1] heeft in dat gesprek toegezegd de man de papieren op te sturen waaruit blijkt dat [medeverdachte 1] de container pas vandaag heeft aangeraakt. Voorts heeft hij tegen de onbekende man gezegd dat die zich rot zal schrikken van dat hout (...) dat zijn kapotte deuren. Vervolgens heeft [medeverdachte 1] tegen de onbekende man gezegd:
Het eerste wat ik heb gedaan is uw vriendje bellen, die mij in dienst had genomen ... hem gebeld en gezegd "[betrokkene 2] die en dit is er allemaal gebeurd. Neem contact op met die mensen van beneden want dit zit niet goed." Het is het toppunt dat u zoveel geld geïnvesteerd heeft voor niks. Het hout hebben ze opgestuurd maar kapot. Ik heb overal foto's van gemaakt.58
Op 17 april 2008 omstreeks 09.57 uur heeft [medeverdachte 1] telefonisch contact met de verdachte en [medeverdachte 3] opgenomen. In dat gesprek heeft [medeverdachte 1] tegen de verdachte gezegd dat het bedrijf dat de dingen heeft vervoerd, zei dat [medeverdachte 1] naar de douane moest bellen. Voorts heeft [medeverdachte 1] tegen de verdachte gezegd dat "het zichtbaar is nu je goed kijkt, waar die dingetjes hebben gezeten". Als [medeverdachte 1] een klacht gaat indienen omdat er niet in zat wat hij moest ontvangen, gaan ze kijken naar het hout en dan zien ze die gaten. De verdachte heeft daarop aan [medeverdachte 1] gevraagd of die man al contact met hem heeft opgenomen. [medeverdachte 1] heeft die vraag ontkennend beantwoord.59
Ongeveer een half uur later heeft [medeverdachte 1] naar [medeverdachte 3] gebeld. Op enig moment heeft de verdachte het gesprek overgenomen ( [v] = de verdachte):
[v] : zij zoeken nu een boosdoener en willen ons de schuld geven. Als die man nu belt dan moet hij maar meegaan en kijken hoe die dingen aangekomen zijn.60
Vijf minuten na bovengenoemd gesprek heeft [medeverdachte 3] naar [medeverdachte 1] gebeld. In dat gesprek heeft [medeverdachte 3] erop aangedrongen dat [medeverdachte 1] zo snel mogelijk de foto's moet opsturen.61
Op 17 april 2008 omstreeks 14.40 uur heeft een onbekende man naar [medeverdachte 3] gebeld. Laatstgenoemde heeft tegen de onbekende man gezegd dat hij al bezig is met het opsturen van de foto's. De onbekende man heeft gezegd dat de persoon die daarginder met [medeverdachte 4] aan het meewerken is een neef is van de man die dit verstuurd heeft. [medeverdachte 3] heeft gezegd het ook al te hebben laten uitzoeken en heeft gezegd dat hij niet alles open moest maken, dat er iemand namens [medeverdachte 4] moet komen.62
Diezelfde dag, omstreeks 18.15 uur, heeft de verdachte naar [medeverdachte 1] gebeld. Het gesprek is als volgt gegaan:
[medeverdachte 1] zegt dat hij de foto's op de cd heeft. [medeverdachte 1] wil het versturen maar het wachtwoord klopt niet.
[verdachte] vraagt of [medeverdachte 1] de fax kan versturen. [medeverdachte 1] zegt dat hij eerst de foto's wil afhandelen. Straks zal [medeverdachte 1] de fax en alles doen. [verdachte] zegt dat [medeverdachte 3] om de twee minuten wordt gebeld, de fax is urgent.
[verdachte] zegt: [e-maildres] en het wachtwoord is [wachtwoord]. [verdachte] zegt dat het een grote verantwoordelijkheid is ze kunnen hier niet voor opdraaien. [verdachte] zegt dat ze niet boos moeten worden dan krijgen ze alle schuld op zich.63
Vijf minuten na bovengenoemd gesprek heeft de verdachte naar [medeverdachte 2] gebeld. In dat gesprek heeft de verdachte benadrukt dat het om heel veel geld gaat en dat ze om de twee minuten worden gebeld. De verdachte heeft aan [medeverdachte 2] gevraagd of zij aan [medeverdachte 1] wil vragen om de fax op te sturen.64
Op 18 april 2008 te 17.56 uur heeft [medeverdachte 3] met een onbekende man en [medeverdachte 4] gebeld. Het gesprek is als volgt gegaan:
NNman zegt dat hij [medeverdachte 4] even aan de lijn zal geven.
[medeverdachte 4] zegt dat ze nu naar dat papiertje zullen kijken om te zien wat ze zullen doen. [medeverdachte 3] zegt dat [medeverdachte 4] een vertrouwenspersoon moet sturen. [medeverdachte 4] zegt dat degene die het in ontvangst heeft genomen had moeten protesteren en had moeten zeggen dat hij deze lading niet in ontvangst wilde nemen, omdat dit niet was wat hij besteld had, maar als er geen protest is aangetekend dan betekent dat dat de ontvangst naar tevredenheid was.
[medeverdachte 3] vraagt: Wie heeft er gebeld en de klacht ingediend u of de meneren uit CURA? [medeverdachte 4] zegt: Wij hebben gebeld met een vriend en een klacht ingediend nee maar gezegd mijn klant is ontevreden want hij heeft niet de dingen ontvangen die wij vanuit hier hebben gestuurd. [medeverdachte 3] vraagt waarom [medeverdachte 4] niet dringend een persoon hierheen heeft gestuurd. [medeverdachte 4] zegt dat hij nu niet meer met dat papier in zijn handen kan gaan klagen dat dit niet is wat er had moeten komen, want dat had hij op het moment zelf moeten doen. NNman zegt dat [medeverdachte 4] zegt dat ze maar met een advocaat daarheen moeten gaan. [medeverdachte 3] zegt dat ze dan weer op hetzelfde uitkomen dat er niemand van [medeverdachte 4] bij is. [medeverdachte 3] zegt dat [medeverdachte 4] al vanaf het begin had beloofd om iemand te sturen maar dat heeft [medeverdachte 4] niet gedaan.65
Diezelfde avond omstreeks 19.45 uur heeft een onbekende man telefonisch contact opgenomen met [medeverdachte 1]. In dat telefoongesprek is het volgende besproken (NN = onbekende man en [mv 1] = [medeverdachte 1]):
[mv 1] : (...)Ik wil dat iemand van jullie hierbij is, weet je? Ik wil dat u iemand stuurt die certificeert wat ik zie.
[medeverdachte 1] zegt dat het bedrijf zijn werk heeft gedaan met dit aan [medeverdachte 1] te overhandigen. Iemand moet mee naar de douane.
NN: Nee, u spreekt zich tegen. U wist vanaf het begin wat u zou ontvangen.
[mv 1] : Ja daarom.
(...)
[mv 1] : Die ouwe man weet dat er niet in zat wat er in had moeten zitten. Ik heb die man van het bedrijf gebeld en tegen hem gezegd dat ik dingen heb ontvangen die niet kloppen/het niet zijn. (...) Ik moest alleen 'dat' in ontvangst nemen, ik weet niet of de zegel verwisseld is of niet.
NN: Daarom moet er iemand met een advocaat naar het bedrijf en de douane gaan.
[mv 1] : Ja en als ze bij de douane met een ander verhaal komen, wat dan.
NN: Wat voor verhaal? Je zegt toch dat er niets in zit?
[mv 1] : Er zit niets in ... maar het hout ... daarom wil ik dat u iemand stuurt ... de foto's die u hebt gezien en iemand die het hout ziet, want later gaan ze dit onderzoeken en zien dat het hout hol is of niet?66
Op 25 april 2008 heeft er een telefoongesprek tussen de verdachte en [medeverdachte 2] plaatsgevonden. In dat gesprek heeft de verdachte gezegd dat de mensen de dingen niet accepteren maar dat het toch duidelijk is. De verdachte heeft gezegd dat die 'ouwe' verantwoordelijk is 'daarzo'.67
Op 3 mei 2008 omstreeks 14.28 uur heeft de verdachte telefonisch contact met [medeverdachte 3] opgenomen. Het gesprek is als volgt gegaan ([v] = de verdachte en [mv 3] = [medeverdachte 3]):
[mv 3]: (...) zij vanaf het begin een persoon hier hadden moeten hebben.
[v]: Ja.
[mv 3]: die hebben zij niet gestuurd ... Maar nadat het probleem is ontstaan, zouden zij iemand sturen en dat is ook niet gebeurd. (...) dat wij naar de bemiddelaar zouden gaan en zo, wat nu gebeurd is dat er tijd overheen gaat en later kan je niets meer achterhalen en wij krijgen hier de schuld van?
[v]: nee, nee, parce, ik ben het met je eens.
Gesprek over wat er in die doos zat dat het niet klopte. [mv 3] zegt dat het bedrijf zegt dat het wel klopt. [v] zegt dat zij het ook aan een ander hebben overgelaten. Dat [medeverdachte 4] tegen de vriend van [mv 3] van Bogota heeft gezegd dat hij het weer aan iemand anders had toevertrouwd dat het niet dezelfde mensen waren die het altijd voor hem deden.
[mv 3]: wat er nu aan de hand is dat zij nu zeggen dat zij dan niemand nodig hadden gehad en ook geen percentage hoefden te betalen. Dit is de boodschap die ik van [medeverdachte 4] had ontvangen. (...)er moest iemand zijn voor het geval er een probleem zou ontstaan. En dan kon deze meteen komen, er hoefde niet iemand te zijn die het ging ontvangen.
[v]: Natuurlijk. Ze hebben niemand daar op gezet, er is niemand gekomen, niks.68
Ad C: de betrokkenheid van de verdachte.
Uit de Bill of Lading is gebleken dat [medeverdachte 1] de ontvanger van de container met nummer [nummer B] is. De container is afkomstig uit Curaçao en is via Colombia en de Westerschelde op 3 april 2008 de Antwerpse haven binnengevaren. Diezelfde dag nog is [medeverdachte 1] door het transportbedrijf [onderneming B] gebeld. [medeverdachte 1] heeft het bedrijf gevraagd de container douanetechnisch vrij te krijgen en om de container af te leveren op een adres in Gent.
Op 4 april 2008 heeft de verdachte telefonisch contact met [medeverdachte 1] opgenomen om te vragen hoe het gegaan is. [medeverdachte 1] heeft daarop geantwoord dat hij heeft gebeld en dat 'dat' vandaag zou komen.
Gelet op de datum waarop het gesprek heeft plaatsgehad in samenhang bezien met de omstandigheid dat het schip met daarop de bewuste container op 3 april 2008 de haven van Antwerpen is binnengevaren, stelt het hof vast dat met 'dat' de container wordt bedoeld en dat de verdachte van de komst van die container op de hoogte was.
Op 7 april 2008 heeft [medeverdachte 1] opnieuw telefonisch contact met [onderneming B] gehad. In dat gesprek heeft hij geïnformeerd naar een container die vrijdag of zaterdag is binnengekomen. Vervolgens heeft hij er nogmaals op aangedrongen dat het [onderneming B] de douane en de uitlevering van de container moet doen. Het hof merkt in dit verband op dat 4 april 2008 een vrijdag was.
Diezelfde nog heeft [medeverdachte 1] telefonisch contact met de verdachte opgenomen. Uit de - hierboven weergegeven - inhoud van dat gesprek leidt het hof af dat [medeverdachte 1] de verdachte op de hoogte stelt van het eerder die dag gevoerde gesprek met [onderneming B] omtrent de container.
Uit de gesprekken die [medeverdachte 1] de dagen daarna met derden heeft gevoerd, blijkt dat [medeverdachte 1] nerveus is, omdat de container nog niet door de douane is.
Uit de op 10 april 2008 gevoerde gesprekken kan worden afgeleid dat [medeverdachte 1] - na een telefonisch onderhoud met [medewerker A] - naar het transportbedrijf [onderneming B] is gegaan om alvast duizend euro te betalen. [medeverdachte 1] heeft de verdachte diezelfde dag nog daarvan op de hoogte gesteld. Kort daarna heeft de verdachte een telefoongesprek met een onbekende man gevoerd, waarin hij zegt dat hij een vriend duizend euro heeft gegeven.
Het hof stelt op grond van de op 10 april 2008 gevoerde gesprekken - in onderlinge samenhang bezien - vast dat de verdachte [medeverdachte 1] geld voor de diensten van het transportbedrijf [onderneming B] heeft gegeven.
Dat duizend euro niet genoeg blijkt te zijn om de container vrij te geven, volgt uit de gesprekken die op 14 en 15 april 2008 hebben plaatsgevonden; eerst na de betaling van een bedrag van € 2.965,94 zou de container worden vrijgegeven. Op laatstgenoemde datum heeft [medeverdachte 1] aan de verdachte medegedeeld dat de container de volgende dag om negen uur zou worden overhandigd. Hij heeft de verdachte eveneens op de hoogte gesteld van de afbetaling.
Op 15 april 2008 heeft [medeverdachte 1] een telefoongesprek met een vrouw genaamd [betrokkene 1] gevoerd. Daarin heeft hij (onder meer) gezegd dat hij weet dat 'het' in de meubels zit die hij de dag daarna zal ontvangen. Hij wil over de telefoon niet zeggen wat 'het' is. Daarop heeft [betrokkene 1] gevraagd of ze er honden op zetten als 'het' aankomt. [medeverdachte 1] heeft nogmaals gezegd nerveus te zijn omdat 'het' daar zo lang is achtergebleven.
Het hof stelt op grond van laatstgenoemd gesprek vast dat met 'het' cocaïne wordt bedoeld en dat [medeverdachte 1] weet dat de cocaïne in de container zit die hij de dag daarna zal ontvangen. Een en ander vindt bevestiging in een gesprek dat [medeverdachte 1] op 18 april 2008 te 19.45 uur met een onbekende man heeft gevoerd.
In de ochtenduren van 16 april 2008 is de container door het transportbedrijf [onderneming B] op het door [medeverdachte 1] opgegeven adres in Gent afgeleverd.
Dat de container kennelijk niet de verwachte inhoud heeft, volgt uit de telefoongesprekken die diezelfde dag nog zijn gevoerd. Daaruit blijkt dat de container met 'verrotte' kleding en stukken hout is gevuld.
Op 16 april 2008 omstreeks 11.00 uur heeft de verdachte telefonisch contact met de vriendin van [medeverdachte 1], [medeverdachte 2], opgenomen om haar te vragen een cameraatje mee te nemen om een paar foto's te schieten.
Diezelfde dag omstreeks 14.10 uur heeft [medeverdachte 1] tijdens een telefonisch contact met [medeverdachte 2] gezegd dat hij zich doodschaamt en een probleem heeft, omdat er in de container alleen maar vuilnis zat. Volgens [medeverdachte 1] zal "die kerel van beneden" wel zeggen dat 'het' er wel in zat. [medeverdachte 2] heeft daarop geantwoord dat zij om die reden wil komen om te kijken. Zij heeft haar fototoestel meegenomen om foto's te maken.
Later die dag heeft er een korte ontmoeting tussen de verdachte, [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] in Gent plaatsgevonden. Na die ontmoeting heeft de verdachte met [medeverdachte 1] gebeld en hem gezegd dat er een man moet komen om te kijken. Die man is "van daarginder".
Op grond van bovengenoemde gesprekken en observaties stelt het hof vast dat [medeverdachte 1] heeft ontdekt dat de cocaïne niet in de container zit. Dat de verdachte daarvan eveneens op de hoogte is, blijkt uit de omstandigheid dat hij de vriendin van [medeverdachte 1] heeft gevraagd om foto's van de container te nemen. Uit het gesprek tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] leidt het hof af dat die foto's worden gemaakt om aan te tonen dat er geen meubels maar rotzooi in de container zat en dat er geen cocaïne in de container zat.
In de avonduren van 16 april 2008 is [medeverdachte 1] gebeld door een man genaamd [medeverdachte 5]. In dat gesprek heeft [medeverdachte 1] gezegd dat hij iets anders had gekregen dan hij had verwacht. [medeverdachte 5] heeft hem vervolgens gevraagd wat hij heeft gekregen. [medeverdachte 1] heeft daarop geantwoord dat er bedorven kleding en stukken hout zijn gekomen. [medeverdachte 5] heeft daarop gezegd dat hij de container heeft ingeladen en gevolgd.
Tijdens een tweede gesprek heeft [medeverdachte 5] geconstateerd dat het zegel van de container is verwisseld. Volgens [medeverdachte 5] hebben ze "het spul" eruit gehaald en er iets anders in gezet. Dat moet zijn gebeurd "daar waar [medeverdachte 1] is en niet daar waar [medeverdachte 5] is". [medeverdachte 5] heeft gezegd dat hij naar Bogota zal bellen om tegen de mensen te zeggen wat er is gebeurd.
Het hof stelt op grond van bovengenoemde telefoongesprekken vast dat [medeverdachte 5] de afzender van de container met daarin de cocaïne is. Bovendien leidt het hof daaruit af dat [medeverdachte 5] contacten heeft met mensen in Bogota, Colombia.
Na het gesprek met [medeverdachte 5] heeft [medeverdachte 1] de verdachte gebeld met de mededeling dat "die lui van beneden" hem hebben gebeld. Ook heeft "die man van Curaçao" hem gebeld. Die man heeft alles goed gedaan. [medeverdachte 1] heeft nogmaals benadrukt dat er geen kratten in de container zaten.
In een telefoongesprek dat kort daarna tussen de verdachte en [medeverdachte 1] is gevoerd, heeft de verdachte gezegd dat hij net door een vriend is gebeld die samen met één van de eigenaren is. Die vriend wil foto's zien om te zien of het hetzelfde is. [medeverdachte 1] moet foto's maken van binnen en van buiten.
Tot slot heeft de verdachte tegen [medeverdachte 1] gezegd dat hij moet uitleggen dat [medeverdachte 1] papieren in zijn handen heeft en dat het nummer dat daarop staat klopt.
Later diezelfde avond heeft [medeverdachte 3] tegen [medeverdachte 1] gezegd dat men hen een redelijke verklaring moet geven, zodat zij begrijpen dat [medeverdachte 1] die toestand niet heeft ontvangen. [medeverdachte 1] heeft daarop tegen [medeverdachte 3] gezegd dat zij willen dat hij naar de douane gaat om een rapport te laten opmaken. Zij willen dat [medeverdachte 1] het risico gaat nemen, want de verdachte en [medeverdachte 3] en zij doen dat niet. [medeverdachte 1] heeft het alleen maar gedaan om wat geld te verdienen met de verdachte en [medeverdachte 3].
Uiteindelijk is er besloten om hen een fax te sturen waarop staat hoe laat 'het' vandaag aan [medeverdachte 1] is overhandigd, zodat duidelijk is dat [medeverdachte 1] geen tijd heeft gehad om 'iets' te rotzooien.
In de daarop volgende dagen worden diverse telefoongesprekken gevoerd. In een van die gesprekken heeft de verdachte er bij [medeverdachte 1] op aangedrongen dat hij de foto's moet sturen naar een door de verdachte verstrekt buitenlands e-mailadres.
Bovendien heeft de verdachte [medeverdachte 1] dringend verzocht om "de fax" te versturen. Het gaat immers om heel veel geld en zij worden om de twee minuten gebeld. De verdachte heeft gezegd dat het een grote verantwoordelijkheid is en dat ze daar niet voor kunnen opdraaien.
Op 18 april 2008 te 17.56 uur heeft [medeverdachte 3] telefonisch contact met een onbekende man en [medeverdachte 4] opgenomen. Tijdens het gesprek heeft [medeverdachte 4] beloofd om naar "het papiertje" te zullen kijken om te zien wat ze zullen doen. [medeverdachte 4] heeft gezegd dat degene die 'het' in ontvangst heeft genomen had moeten protesteren en had moeten zeggen dat hij deze lading niet ontvangst wilde nemen omdat 'dit' niet was wat hij besteld had. Op de vraag van [medeverdachte 3] wie er heeft gebeld en een klacht heeft ingediend "u of de meneren uit CURA", heeft [medeverdachte 4] geantwoord dat zij hebben gebeld en gezegd "mijn klant is ontevreden want hij heeft niet de dingen ontvangen die wij vanuit hier hebben gestuurd". [medeverdachte 4] heeft gezegd dat ze maar met een advocaat daarheen moeten gaan. [medeverdachte 3] heeft daarop gezegd dat [medeverdachte 4] al vanaf het begin had beloofd om iemand te sturen maar dat heeft hij niet gedaan.
Het hof stelt vast dat [medeverdachte 4] de eigenaar van de cocaïne is alsmede dat met "het papiertje" de bewuste fax wordt bedoeld. [medeverdachte 4] heeft zich kennelijk niet gehouden aan een eerdere belofte om iemand te sturen om te komen kijken.
Uit bovengenoemde telefoongesprekken kan worden afgeleid dat zowel de verdachte als [medeverdachte 3] vanaf het allereerste uur met elkaar en met de eigenaar/afzenders van de container en/of de cocaïne contacten onderhouden. Zij geven [medeverdachte 1] de opdracht om foto's van de container te maken en een fax te sturen om aan te tonen dat hij de cocaïne niet heeft ontvangen. Uit de fax zal moeten blijken wanneer [medeverdachte 1] de container heeft ontvangen, zodat duidelijk zal worden dat hij geen tijd heeft gehad om daarmee te rotzooien.
Hoewel [medeverdachte 3] er bij de eigenaar op aandringt om een persoon die kan optreden als bemiddelaar te sturen, is deze daartoe niet bereid. Uit een op 3 mei 2008 tussen de verdachte en [medeverdachte 3] gevoerd gesprek kan worden afgeleid dat - ondanks gedane beloften - 'zij' niemand hebben gestuurd. Volgens de verdachte is die 'ouwe' verantwoordelijk 'daarzo'.
Op grond van de bovengenoemde feiten en omstandigheden - in onderlinge samenhang bezien - acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte samen met anderen op 3 april 2008 betrokken is geweest bij het opzettelijk invoeren van cocaïne in Nederland.
Met de rechtbank acht het hof niet bewezen dat de hoeveelheid ingevoerde cocaïne honderdveertig kilogram bedroeg, nu slechts drie van de vijftig in de container gevonden kratten zijn ontmanteld. In die drie kratten zaten in totaal honderdvierentwintig pakjes met een totaal gewicht van 8,3 kilo.
Uit de bewijsmiddelen volgt weliswaar dat in alle kratten op verschillende plaatsen is geboord en dat in alle kratten cocaïne is aangetroffen, doch dit rechtvaardigt nog niet de gevolgtrekking dat in elk krat gemiddeld 2,75 kilogram cocaïne zat.
Het hof acht op grond van de bewijsmiddelen echter wel aannemelijk geworden dat het om een zeer grote hoeveelheid cocaïne gaat.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 03 april 2008 te Nederland, binnen de territoriale wateren en op de Westerschelde, op weg naar Antwerpen, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een grote hoeveelheid cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de hiervoor aangeduide bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tweeënveertig maanden, met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met zijn mededaders schuldig gemaakt aan de invoer van een grote hoeveelheid cocaïne in Nederland. Verdachtes handelen draagt aldus in aanzienlijke mate bij aan de handel in en het gebruik van verdovende middelen, waardoor de volksgezondheid wordt bedreigd en waardoor ook wordt bevorderd dat gebruikers vermogensdelicten plegen teneinde de voor het gebruik benodigde gelden te verkrijgen. Dit veroorzaakt veel schade en onrust in de samenleving.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 31 januari 2011 is de verdachte bij vonnis van de rechtbank Rotterdam d.d. 26 april 2010, derhalve ná het plegen van het bewezenverklaarde feit, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren wegens het plegen van een soortelijk feit.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 47 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 (tweeënveertig) maanden.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. W.P.C.M. Bruinsma, mr. D. Jalink en mr. I.P.A. van Engelen, in bijzijn van de griffier mr. G. Schmidt-Fries.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 23 februari 2011.
Mr. I.P.A. van Engelen is buiten staat dit arrest te ondertekenen.
1 Een proces-verbaal van het Korps Landelijke Politie Diensten, proces-verbaalnummer 28-071897 (blz. 452 en 453 van zaaksdossier Container), d.d. 26 maart 2008, opgemaakt in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, inhoudende een relaas van die opsporingsambtenaar.
2 Een proces-verbaal van het Korps Landelijke Politie Diensten, proces-verbaalnummer 28-082331 (blz. 456 en 457 van zaaksdossier Container), d.d. 7 april 2008, opgemaakt in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, inhoudende een relaas van die opsporingsambtenaar.
3 Een geschrift, zijnde een rechtshulpverzoek d.d. 27 maart 2008 met Lurisnummer [nummer] (blz. 538 tot en met 540 van zaaksdossier Container), opgesteld door mr. G.H. Rip, officier van justitie bij het Landelijk Parket.
4 Een geschrift, zijnde een proces-verbaal van vaststellingen van de Federale overheidsdienst Financiën te Antwerpen met notitienummer [nummer] (blz. 853 tot en met 857 van zaaksdossier Container), d.d. 21 april 2008, opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, inhoudende een relaas van die opsporingsambtenaren. En ook: een aanvullend proces-verbaal van bevindingen van het Korps Landelijke Politie Diensten, proces-verbaalnummer 26Z11051, documentcode [code], d.d. 10 september 2010, opgemaakt in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, inhoudende een relaas van die opsporingsambtenaar.
5 Een geschrift, zijnde een verslag van het toxicologisch onderzoek, notitienummer [nummer] (blz. 871 tot en met 873 van zaaksdossier Container), d.d. 3 juli 2008, opgesteld door Prof. dr. H. Neels.
6 Een geschrift, zijnde een rechtshulpverzoek d.d. 11 juni 2008 (blz. 867 tot en met 869 van zaaksdossier Container), opgesteld door mr. G.H. Rip, officier van justitie bij het Landelijk Parket.
7 Een proces-verbaal overname monsters inbeslaggenomen goederen van het Korps Landelijke Politie Diensten met documentcode [code] (blz. 490 van zaaksdossier Container), d.d. 21 augustus 2008, opgemaakt in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, inhoudende een relaas van die opsporingsambtenaar.
8 Een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut te
's-Gravenhage met nummer [nummer] (blz. 493 en 494 van zaaksdossier Container), d.d. 5 september 2008, opgemaakt en ondertekend door de deskundige Ing. A.G.A. Sprong, inhoudende een relaas van deze deskundige.
9 Een geschrift, zijnde een Bill of Lading met nummer [nummer], d.d. 11 maart 2008 (blz. 735 van zaaksdossier Container).
10 Een proces-verbaal ter identificatie van het Korps Landelijke Politie Diensten, documentcode [nummer] (blz. 64 tot en met 68 van het Algemeen Dossier, project Melite), d.d. 8 april 2008, opgemaakt in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, inhoudende een relaas van die opsporingsambtenaar.
11 Een geschrift, zijnde een proces-verbaal van de Federale gerechtelijke politie Antwerpen (blz. 73 van het Algemeen Dossier, project Melite), d.d. 4 april 2008 opgemaakt door [gerechtelijk commissaris], gerechtelijk commissaris.
12 Een proces-verbaal van het Korps Landelijke Politie Diensten, documentcode [code] (blz. 458 van zaaksdossier Container), d.d. 8 april 2008, opgemaakt in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, inhoudende een relaas van die opsporingsambtenaar.
13 Een proces-verbaal van het Korps Landelijke Politiediensten, documentcode [code] (blz. 14 tot en met 16 van het Methodieken proces-verbaal van [medeverdachte 1]), d.d. 4 april 2008, opgemaakt in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, inhoudende een aanvraag bevel onderzoek telecommunicatie.
14 Een geschrift, zijnde een machtiging bevel tot opnemen telecommunicatie (blz. 12 van Methodieken proces-verbaal van [medeverdachte 1]), d.d. 7 april 2008 opgemaakt en ondertekend door mr. A.A. Kalk, rechter-commissaris.
15 Zie noot 3.
16 Een geschrift, zijnde een transcriptie van een telefoongesprek d.d. 4 april 2008 te 14.13 uur tussen NNman [telefoonnummer A] die wordt gebeld door NNman [telefoonnummer B] (blz. 2 van zaaksdossier Container).
17 Een proces-verbaal van identificatie van het Korps Landelijke Politie Diensten, documentcode [code] (blz. 106 tot en met 108 van het Algemeen Dossier, project Melite), d.d. 24 april 2008, opgemaakt in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, inhoudende een relaas van die opsporingsambtenaar.
18 Een geschrift, zijnde een transcriptie van een telefoongesprek d.d. 7 april 2008 te 10.41 uur tussen [medeverdachte 1] en [onderneming B] (blz. 13 van zaaksdossier Container).
19 Een geschrift, zijnde een transcriptie van een telefoongesprek d.d. 7 april 2008 te 12.08 uur tussen [medeverdachte 1] en de verdachte (blz. 14 van zaaksdossier Container).
20 Een geschrift, zijnde een transcriptie van een telefoongesprek d.d. 7 april 2008 te 22.01 uur tussen [medeverdachte 1] en een onbekende man (blz. 18 van zaaksdossier Container).
21 Een geschrift, zijnde een transcriptie van een telefoongesprek d.d. 8 april 2008 te 16.18 uur tussen [medeverdachte 1] en NNman [telefoonnummer G] (blz. 22 en 23 van zaaksdossier Container).
22 Een geschrift, zijnde een transcriptie van een telefoongesprek d.d. 9 april 2008 te 17.53 uur tussen [medeverdachte 1] en een NNvrouw [telefoonnummer H] (blz. 31 en 32 van zaaksdossier Container).
23 Een geschrift, zijnde een transcriptie van een telefoongesprek d.d. 9 april 2008 te 19.46 uur tussen [medeverdachte 1] en de verdachte (blz. 34 van zaaksdossier Container).
24 Een geschrift, zijnde een transcriptie van een telefoongesprek d.d. 10 april 2008 te 09.39 uur tussen [medeverdachte 1] en [medewerker A] van [onderneming B] (blz. 35 van zaaksdossier Container).
25 Een geschrift, zijnde een transcriptie van een telefoongesprek d.d. 10 april 2008 te 09.43 uur tussen [medeverdachte 1] en de verdachte (blz. 36 van zaaksdossier Container).
26 Een geschrift, zijnde een transcriptie van een telefoongesprek d.d. 10 april 2008 te 14.08 uur tussen [medeverdachte 1] en [medewerker A] (blz. 43 van zaaksdossier Container).
27 Een geschrift, zijnde een transcriptie van een telefoongesprek d.d. 10 april 2008 te 15.24 uur tussen [medeverdachte 1] en de verdachte (blz. 46 van zaaksdossier Container).
28 Een geschrift, zijnde een transcriptie van een telefoongesprek d.d. 10 april 2008 te 17.30 uur tussen de verdachte en een onbekende man (blz. 49 van zaaksdossier Container).
29 Een proces-verbaal van het Korps Landelijke Politie Diensten, documentcode [code] (blz. 21 van proces-verbaal van relaas zaaksdossier Container), d.d. 6 maart 2009, opgemaakt in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, inhoudende een relaas van die opsporingsambtenaar.
30 Een geschrift, zijnde een transcriptie van een telefoongesprek d.d. 14 april 2008 te 12.27 uur tussen [medeverdachte 1] en [medewerker A] (blz. 59 van zaaksdossier Container).
31 Een geschrift, zijnde een transcriptie van een telefoongesprek d.d. 15 april 2008 te 12.33 uur tussen [medeverdachte 1] en de verdachte (blz. 73 van zaaksdossier Container).
32 Een geschrift, zijnde een transcriptie van een telefoongesprek d.d. 15 april 2008 te 15.41 uur tussen [medeverdachte 1] en [betrokkene 1] (blz. 78 van zaaksdossier Container).
33 Een geschrift, zijnde een transcriptie van een telefoongesprek d.d. 15 april 2008 te 23.18 uur tussen [medeverdachte 1] en de verdachte (blz. 82 van zaaksdossier Container).
34 Een geschrift, zijnde een proces-verbaal van de Federale gerechtelijke politie Antwerpen nr. 008740/2008 (blz. 663 tot en met 667 van zaaksdossier Container), d.d. 17 april 2008, opgemaakt door [gerechtelijk commissaris], gerechtelijk commissaris.
35 Een geschrift, zijnde een transcriptie van een telefoongesprek d.d. 16 april 2008 te 11.07 uur tussen de verdachte en een onbekende vrouw (blz. 87 van zaaksdossier Container).
36 Een geschrift, zijnde een transcriptie van een telefoongesprek d.d. 16 april 2008 te 13.53 uur tussen de verdachte en een onbekende vrouw (blz. 88 van zaaksdossier Container).
37 Een proces-verbaal van identificatie van het Korps Landelijke Politie Diensten, documentcode [code] (blz. 177 tot en met 181 van het Algemeen Dossier, project Melite), d.d.
21 november 2008, opgemaakt in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, inhoudende een relaas van die opsporingsambtenaar.
38 Een proces-verbaal van verhoor van het Korps Landelijke Politie Diensten, documentcode [code] (blz. 1176 tot en met 1193 van zaaksdossier Container), d.d. 3 juni 2009, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, inhoudende een op 3 juni 2009 afgelegde verklaring van
[medeverdachte 2].
39 Een geschrift, zijnde een transcriptie van een telefoongesprek d.d. 16 april 2008 te 14.10 uur tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] (blz. 90 en 91 van zaaksdossier Container). [medeverdachte 1] maakt op dat moment gebruik van een Belgisch telefoonnummer [telefoonnummer G] (vide blz. 31 van het proces-verbaal van relaas zaaksdossier Container).
40 Een geschrift, zijnde een transcriptie van een telefoongesprek d.d. 16 april 2008 te 14.17 uur tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] (blz. 92 van zaaksdossier Container).
41 Een geschrift, zijnde een transcriptie van een telefoongesprek d.d. 16 april 2008 te 14.21 uur tussen de verdachte en [medeverdachte 2] (blz. 94 van zaaksdossier Container).
42 Een proces-verbaal van de Nationale Recherche, proces-verbaalnummer 080416.NR31. Melite (blz. 514 tot en met 517 van zaaksdossier Container), d.d. 29 april 2008 opgemaakt in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, inhoudende een relaas van deze opsporingsambtenaar. Alsmede de bij dat proces-verbaal gevoegde bijlage.
43 Een proces-verbaal van verhoor van het Korps Landelijke Politie Diensten, documentcode [code] (blz. 1176 tot en met 1193 van zaaksdossier Container), d.d. 3 juni 2009, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, inhoudende een op 3 juni 2009 afgelegde verklaring van
[medeverdachte 2].
44 Een proces-verbaal van identificatie van het Korps Landelijke Politie Diensten, documentcode [code] (blz. 132 tot en met 135 van het Algemeen Dossier, project Melite), d.d.
16 juli 2008, opgemaakt in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, inhoudende een relaas van die opsporingsambtenaar.
45 Een geschrift, zijnde een proces-verbaal van de Federale gerechtelijke politie Antwerpen nr. 008740/2008 (blz. 663 tot en met 667 van zaaksdossier Container), d.d. 17 april 2008, opgemaakt door [gerechtelijk commissaris], gerechtelijk commissaris.
46 Een geschrift, zijnde een transcriptie van een telefoongesprek d.d. 16 april 2008 te 17.22 uur tussen de verdachte en [medeverdachte 1] (blz. 98 van zaaksdossier Container).
47 Een geschrift, zijnde een transcriptie van een telefoongesprek d.d. 16 april 2008 te 19.43 uur tussen [medeverdachte 1] en een onbekende man (blz. 101 van zaaksdossier Container). [medeverdachte 1] wordt gebeld op een Belgisch telefoonnummer [telefoonnummer H] (vide blz. 34 van het proces-verbaal van relaas zaaksdossier Container).
48 Een proces-verbaal van het Korps Landelijke Politie Diensten, documentcode [code] (blz. 34 van proces-verbaal van relaas zaaksdossier Container), d.d. 6 maart 2009, opgemaakt in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, inhoudende een relaas van die opsporingsambtenaar.
49 Een geschrift, zijnde een transcriptie van een telefoongesprek d.d. 16 april 2008 te 19.53 uur tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5] (blz. 102 en 103 van zaaksdossier Container).
50 Een proces-verbaal van het Korps Landelijke Politiediensten, documentcode [code] (blz. 2 van proces-verbaal van relaas zaaksdossier Container), d.d. 6 maart 2009, opgemaakt door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, inhoudende een relaas van die opsporingsambtenaar.
51 Een geschrift, zijnde een transcriptie van een telefoongesprek d.d. 16 april 2008 te 19.53 uur tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5] (blz. 102 en 103 van zaaksdossier Container).
52 Een geschrift, zijnde een transcriptie van een telefoongesprek d.d. 16 april 2008 te 20.08 uur tussen [medeverdachte 1], de verdachte en NNman (blz. 104 en 105 van zaaksdossier Container).
53 Een geschrift, zijnde een transcriptie van een telefoongesprek d.d. 16 april 2008 te 20.20 uur tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5] (blz. 109 tot en met 111 van zaaksdossier Container).
54 Een geschrift, zijnde een transcriptie van een telefoongesprek d.d. 16 april 2008 te 20.32 uur tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] (blz. 112 van zaaksdossier Container).
55 Een geschrift, zijnde een transcriptie van een telefoongesprek d.d. 16 april 2008 te 20.48 uur tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] (blz. 113 en met 114 van zaaksdossier Container).
56 Een geschrift, zijnde een transcriptie van een telefoongesprek d.d. 16 april 2008 te 21.39 uur tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] (blz. 117 tot en met 119 van zaaksdossier Container).
57 Een geschrift, zijnde een transcriptie van een telefoongesprek d.d. 16 april 2008 te 22.11 uur tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] (blz. 120 en 121 van zaaksdossier Container).
58 Een geschrift, zijnde een transcriptie van een telefoongesprek d.d. 17 april 2008 te 00.58 uur tussen [medeverdachte 1] en een onbekende man (blz. 123 tot en met 125 van zaaksdossier Container).
59 Een geschrift, zijnde een transcriptie van een telefoongesprek d.d. 17 april 2008 te 09.57 uur tussen [medeverdachte 1], de verdachte en [medeverdachte 3] (blz. 127 en 128 van zaaksdossier Container).
60 Een geschrift, zijnde een transcriptie van een telefoongesprek d.d. 17 april 2008 te 10.24 uur tussen [medeverdachte 1], de verdachte en [medeverdachte 3] (blz. 131 van zaaksdossier Container).
61 Een geschrift, zijnde een transcriptie van een telefoongesprek d.d. 17 april 2008 te 10.29 uur tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] (blz. 132 van zaaksdossier Container).
62 Een geschrift, zijnde een transcriptie van een telefoongesprek d.d. 17 april 2008 te 14.40 uur tussen [medeverdachte 3] en een onbekende man (blz. 142 van zaaksdossier Container).
63 Een geschrift, zijnde een transcriptie van een telefoongesprek d.d. 17 april 2008 te 18.15 uur tussen [medeverdachte 1] en de verdachte (blz. 162 van zaaksdossier Container). De verdachte maakt gebruik van het telefoonnummer 0207104528 (vide blz. 47 van proces-verbaal van relaas zaaksdossier Container).
64 Een geschrift, zijnde een transcriptie van een telefoongesprek d.d. 17 april 2008 te 18.20 uur tussen de verdachte en [medeverdachte 2] (blz. 164 van zaaksdossier Container).
65 Een geschrift, zijnde een transcriptie van een telefoongesprek d.d. 18 april 2008 te 17.56 uur tussen [medeverdachte 3], een NNman en [medeverdachte 4] (blz. 204 en 205 van zaaksdossier Container).
66 Een geschrift, zijnde een transcriptie van een telefoongesprek d.d. 18 april 2008 te 19.45 uur tussen [medeverdachte 1] en een onbekende man (blz. 215 en 216 van zaaksdossier Container).
67 Een geschrift, zijnde een transcriptie van een telefoongesprek d.d. 25 april 2008 te 18.00 uur tussen de verdachte en [medeverdachte 2] (blz. 252 van zaaksdossier Container).
68 Een geschrift, zijnde een transcriptie van een telefoongesprek d.d. 3 mei 2008 te 14.28 uur tussen [medeverdachte 3] en de verdachte (blz. 270 en 271 van zaaksdossier Container).