ECLI:NL:GHSGR:2011:BR0447
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep
- Husson
- Dusamos
- Otter
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep partneralimentatie en niet-wijzigingsbeding
In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de partneralimentatie en de vraag of een niet-wijzigingsbeding kan worden doorbroken. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, heeft in 2010 hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Rotterdam, waarin de alimentatieverplichting van de man met ingang van 12 februari 2010 op nihil was gesteld. De man, verweerder in hoger beroep, heeft verzocht om wijziging van de alimentatieverplichting, onder verwijzing naar gewijzigde omstandigheden, waaronder de beëindiging van zijn bedrijf en zijn financiële situatie.
Tijdens de mondelinge behandeling op 17 maart 2011 zijn beide partijen verschenen, bijgestaan door hun advocaten. De vrouw heeft betoogd dat de rechtbank ten onrechte de alimentatie op nihil heeft gesteld, en dat de man onvoldoende heeft aangetoond dat er sprake is van een volkomen wanverhouding tussen de omstandigheden ten tijde van het sluiten van het echtscheidingsconvenant en de huidige situatie. De man heeft daarentegen gesteld dat hij door de beëindiging van zijn bedrijf en de verkoop van zijn woning in een onbillijke situatie verkeert.
Het hof heeft overwogen dat de man niet heeft voldaan aan de zware eisen die aan de stelplicht en bewijslast worden gesteld voor het doorbreken van het niet-wijzigingsbeding. Het hof heeft vastgesteld dat de man de omstandigheden rondom het echtscheidingsconvenant niet gemotiveerd heeft weersproken en dat hij geen recente bewijsstukken heeft overgelegd die zijn stellingen onderbouwen. Het hof concludeert dat de man onvoldoende heeft aangetoond dat er sprake is van een ingrijpende wijziging van omstandigheden die rechtvaardigt dat hij niet langer aan het beding gehouden kan worden.
De beslissing van het hof is dat het verzoek van de man tot wijziging van de alimentatieverplichting wordt afgewezen, waardoor de eerdere beschikking van de rechtbank Rotterdam onverminderd voortduurt. De uitspraak is gedaan door de rechters Husson, Dusamos en Otter, en is openbaar uitgesproken op 27 april 2011.