ECLI:NL:GHSGR:2011:BQ9986

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
28 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.086.148-01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van instantie wegens niet tijdige betaling van griffierecht

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 28 juni 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep. De appellant, vertegenwoordigd door mr. L.C. Blok, had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de Rechtbank 's-Gravenhage van 5 januari 2011. De geïntimeerde, vertegenwoordigd door mr. E.A.L. van Emden, was opgeroepen om op de rol voor het hof te verschijnen. De zaak werd op 26 april 2011 aangehouden om te wachten op de betaling van het griffierecht door de appellant. Volgens de Wet griffierechten burgerlijke zaken diende de appellant het griffierecht binnen vier weken na de eerste roldag, dus uiterlijk op 24 mei 2011, te betalen. Echter, de appellant heeft nagelaten om het griffierecht tijdig te voldoen.

Als gevolg van het niet betalen van het griffierecht heeft het hof op 31 mei 2011 besloten dat het arrest op basis van het griffiedossier zou worden gewezen. Het hof heeft vastgesteld dat er geen omstandigheden waren die een uitzondering op de regel rechtvaardigden, zoals bedoeld in artikel 127a lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De appellant werd vervolgens ontslagen van deze instantie en veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep, die zijn vastgesteld op € 284,-- voor verschotten en € 447,-- voor het salaris van de advocaat van de geïntimeerde.

De uitspraak benadrukt het belang van tijdige betaling van griffierechten en de gevolgen van het niet voldoen aan deze verplichting. Het hof heeft de geïntimeerde ontslagen van deze instantie, wat betekent dat de zaak niet verder in behandeling wordt genomen, en de appellant is verantwoordelijk gesteld voor de proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector Civiel recht
Zaaknummer : 200.086.148/01
Zaak/rolnummer rechtbank : 363860 HAZA 10-1398
arrest d.d. 28 juni 2011
inzake
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
advocaat: mr. L.C. Blok te Leiden,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
advocaat: mr. E.A.L. van Emden te 's-Gravenhage.
Het geding
Voor het verloop van het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van het tussen partijen gewezen vonnis van de Rechtbank 's-Gravenhage van 5 januari 2011.
Appellant heeft tijdig hoger beroep ingesteld tegen het hiervoor genoemde vonnis en heeft geïntimeerde gedagvaard om op de rol voor dit hof te verschijnen.
Appellant heeft de zaak aangebracht. Voor appellant heeft zich een advocaat gesteld. Ook geïntimeerde is op die rol bij advocaat verschenen.
De zaak is op 26 april 2011 aangehouden tot de rol van 24 mei 2011 voor: afwachten griffierecht appellant en overleggen dagvaarding eerste aanleg advocaat appellant.
Appellant heeft niet binnen vier weken na de eerste roldag het griffierecht betaald.
In verband met het achterwege blijven van betaling van het griffierecht heeft het hof op 31 mei 2011 bepaald dat heden arrest wordt gewezen op basis van het griffiedossier.
De motivering van de beslissing
1. De zaak is voor het eerst uitgeroepen op 26 april 2011. Volgens art. 3 lid 3 van de Wet griffierechten burgerlijke zaken (Wgbz) moet appellant ervoor zorgen dat binnen vier weken na 26 april 2011, dus uiterlijk 24 mei 2011, het griffierecht is bijgeschreven op de rekening van dit hof. Appellant heeft niet betaald.
2. Niet is gebleken van omstandigheden als bedoeld in art. 127a lid 3 Rv., dat de toepassing van art. 127 lid 2 Rv., gelet op het belang van één of meer partijen bij toegang tot de rechter zou leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
Nu appellant niet tot betaling van het griffierecht is overgegaan, zal geïntimeerde
overeenkomstig het bepaalde in artikel 127a, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van deze instantie worden ontslagen en zal appellant worden veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.
De beslissing
Het hof:
- ontslaat geïntimeerde van deze instantie,
- veroordeelt appellant in de proceskosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van geïntimeerde vastgesteld op € 284,-- voor verschotten en op € 447,-- voor salaris van de advocaat.
Dit arrest is gewezen door mrs A.A. Schuering, E.J. van Sandick en A.G.M. Zander en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 28 juni 2011.