ECLI:NL:GHSGR:2011:BQ9981

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
28 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.085.956-01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van instantie wegens niet tijdig betalen griffierecht in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 28 juni 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep. De appellante, vertegenwoordigd door mr. J.C. Hardam, had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de Rechtbank Rotterdam, maar heeft verzuimd het griffierecht tijdig te betalen. Het hof heeft vastgesteld dat appellante niet binnen de gestelde termijn van vier weken na de eerste roldag, die op 26 april 2011 was, het griffierecht heeft voldaan. Dit was een vereiste volgens artikel 3 lid 3 van de Wet griffierechten burgerlijke zaken (Wgbz).

Het hof heeft in zijn overwegingen aangegeven dat er geen omstandigheden zijn gebleken die zouden rechtvaardigen dat de appellante alsnog toegang tot de rechter zou moeten krijgen, ondanks het niet betalen van het griffierecht. De beslissing om de appellante te ontslaan van instantie is genomen in overeenstemming met artikel 127a, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

De appellante is veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep, die zijn vastgesteld op € 649,-- voor verschotten en € 447,-- voor het salaris van de advocaat van de geïntimeerde, Stichting Woonbron, vertegenwoordigd door mr. D.L.A. van Voskuilen. Het arrest is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector Civiel recht
Zaaknummer : 200.085.956/01
Zaak/rolnummer rechtbank : 1164263 CV EXPL 10-61652 sector kanton, locatie Rotterdam
arrest d.d. 28 juni 2011
inzake
[appellante],
wonende te [woonplaats],
appellante,
advocaat: mr. J.C. Hardam te Rotterdam,
tegen
Stichting Woonbron,
gevestigd te Rotterdam,
geïntimeerde,
advocaat: mr. D.L.A. van Voskuilen te Rotterdam.
Het geding
Voor het verloop van het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van het tussen partijen gewezen vonnis van de Rechtbank Rotterdam sector kanton, locatie Rotterdam van 24 december 2010.
Appellante heeft tijdig hoger beroep ingesteld tegen het hiervoor genoemde vonnis en heeft geïntimeerde gedagvaard om op de rol voor dit hof te verschijnen.
Appellante heeft de zaak aangebracht. Voor appellante heeft zich een advocaat gesteld. Ook geïntimeerde is op die rol bij advocaat verschenen.
De zaak is op 26 april 2011 aangehouden tot de rol van 24 mei 2011 voor: afwachten griffierecht appellant.
Appellante heeft niet binnen vier weken na de eerste roldag het griffierecht betaald.
In verband met het achterwege blijven van betaling van het griffierecht heeft het hof op 31 mei 2011 bepaald dat heden arrest wordt gewezen op basis van het griffiedossier.
De motivering van de beslissing
1. De zaak is voor het eerst uitgeroepen op 26 april 2011. Volgens art. 3 lid 3 van de Wet griffierechten burgerlijke zaken (Wgbz) moet appellante ervoor zorgen dat binnen vier weken na 26 april 2011, dus uiterlijk 24 mei 2011, het griffierecht is bijgeschreven op de rekening van dit hof. Appellante heeft niet betaald.
2. Niet is gebleken van omstandigheden als bedoeld in art. 127a lid 3 Rv., dat de toepassing van art. 127 lid 2 Rv., gelet op het belang van één of meer partijen bij toegang tot de rechter zou leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
Nu appellante niet tot betaling van het griffierecht is overgegaan, zal geïntimeerde
overeenkomstig het bepaalde in artikel 127a, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van deze instantie worden ontslagen en zal appellante worden veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.
De beslissing
Het hof:
- ontslaat geïntimeerde van deze instantie,
- veroordeelt appellante in de proceskosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van geïntimeerde vastgesteld op € 649,-- voor verschotten en op € 447,-- voor salaris van de advocaat.
Dit arrest is gewezen door mrs A.A. Schuering, E.J. van Sandick en A.G.M. Zander en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 28 juni 2011.