ECLI:NL:GHSGR:2011:BQ9607

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
17 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.083.860-01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van instantie wegens niet tijdig betalen griffierecht in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 17 mei 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep. De appellant, vertegenwoordigd door mr. G.C. Haulussy, had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de Rechtbank Rotterdam van 1 december 2010. De geïntimeerde, vertegenwoordigd door mr. M. Veken, was ook opgeroepen om te verschijnen. De zaak werd op 15 maart 2011 uitgeroepen, maar de appellant heeft nagelaten het griffierecht tijdig te betalen. Volgens de Wet griffierechten burgerlijke zaken diende de betaling uiterlijk op 12 april 2011 bij het hof te zijn bijgeschreven, maar de betaling kwam pas op 13 april 2011 binnen, wat één dag te laat was.

Het hof heeft vastgesteld dat er geen omstandigheden waren die een uitzondering op de tijdige betaling van het griffierecht rechtvaardigden, zoals bedoeld in artikel 127a lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Hierdoor heeft het hof besloten om de appellant te ontslaan van deze instantie en hem te veroordelen in de proceskosten van het hoger beroep. De kosten aan de zijde van de geïntimeerde zijn vastgesteld op € 284,-- voor verschotten en € 447,-- voor het salaris van de advocaat.

De uitspraak benadrukt het belang van tijdige betaling van griffierechten in civiele procedures en de gevolgen van het niet voldoen aan deze verplichting. Het hof heeft de beslissing in het openbaar uitgesproken, waarbij de rechters A.A. Schuering, E.J. van Sandick en A.G.M. Zander aanwezig waren.

Uitspraak

Gerechtshof ‘s-Gravenhage
Sector Civiel recht
zaaknummer gerechtshof: 200.083.860/01
zaak / rolnummer Rechtbank Rotterdam: 334132/HA ZA 09-1824
arrest d.d. 17 mei 2011
inzake
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
advocaat: mr. G.C. Haulussy te Rotterdam,
tegen:
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
advocaat: mr. M. Veken te Rotterdam.
Het geding
Voor het verloop van het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van het tussen partijen gewezen vonnis van de Rechtbank Rotterdam van 1 december 2010.
Appellant heeft tijdig hoger beroep ingesteld tegen het hiervoor genoemde vonnis en heeft geïntimeerde gedagvaard om op de rol voor dit hof te verschijnen.
Appellant heeft de zaak aangebracht. Voor appellant heeft zich een advocaat gesteld. Ook geïntimeerde is op die rol bij advocaat verschenen.
De zaak is op 15 maart 2011 aangehouden tot de rol van 19 april 2011 voor: Afwachten griffierecht partijen.
Appellant heeft niet binnen vier weken na de eerste roldag het griffierecht betaald.
In verband met het achterwege blijven van een tijdige betaling van het griffierecht heeft het hof op 19 april 2011 bepaald dat heden arrest wordt gewezen op basis van het griffiedossier.
De motivering van de beslissing
1. De zaak is voor het eerst uitgeroepen op 15 maart 2011. Volgens art. 3 lid 3 van de Wet griffierechten burgerlijke zaken (Wgbz) moet appellant ervoor zorgen dat binnen vier weken na 15 maart 2011, dus uiterlijk 12 april 2011, het griffierecht is bijgeschreven op de rekening van dit hof. Appellant heeft niet tijdig betaald. Betaling is op 13 april 2011 bij het hof binnengekomen. Dat is 1 dag te laat.
2. Van omstandigheden als bedoeld in art. 127a lid 3 Rv., dat de toepassing van art. 127 lid 2 Rv., gelet op het belang van één of meer partijen bij toegang tot de rechter zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard, is niet gebleken.
Nu appellant niet tijdig tot betaling van het griffierecht is overgegaan, zal geïntimeerde
overeenkomstig het bepaalde in artikel 127a, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van deze instantie worden ontslagen en zal appellant worden veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.
De beslissing
Het hof:
- ontslaat geïntimeerde van deze instantie,
- veroordeelt appellant in de proceskosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van geïntimeerde vastgesteld op € 284,-- voor verschotten en op € 447,-- voor salaris van de advocaat.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.A. Schuering, E.J. van Sandick en A.G.M. Zander en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 17 mei 2011.