ECLI:NL:GHSGR:2011:BQ8984

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
26 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.083.229-01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van instantie wegens niet tijdig betalen griffierecht

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 26 april 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende het niet tijdig betalen van het griffierecht door de appellante. De appellante, vertegenwoordigd door advocaat mr. M. Ketting, had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 3 november 2010. De zaak werd op 8 maart 2011 op de rol gebracht, maar de appellante heeft nagelaten het griffierecht tijdig te betalen. Volgens de Wet griffierechten burgerlijke zaken diende het griffierecht uiterlijk op 5 april 2011 bij het hof te zijn bijgeschreven. De betaling kwam echter pas op 6 april 2011 binnen, wat een dag te laat was. Het hof heeft vastgesteld dat er geen omstandigheden waren die een uitzondering op de regel rechtvaardigden, zoals bedoeld in artikel 127a lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Hierdoor werd de appellante ontslagen van deze instantie en werd zij veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep, die zijn vastgesteld op € 1.769,- voor verschotten en € 447,- voor het salaris van de advocaat. De beslissing van het hof is in het openbaar uitgesproken, waarbij de rechters A.A. Schuering, E.J. van Sandick en A.G.M. Zander aanwezig waren.

Uitspraak

Gerechtshof ‘s-Gravenhage
sector civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.083.229/01
zaaknummer rechtbank ’s-Gravenhage 357769 / HA ZA 10-329.
arrest d.d. 26 april 2011
inzake
[appellante]
wonende te ’s-Gravenhage,
appellante,
advocaat: mr.M. Ketting te Amsterdam,
tegen:
ENECO SERVICES B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
geïntimeerde,
advocaat: mr. J.A. Trimbach te De Meern.
Het geding
Voor het verloop van het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank ’s-Gravenhage van 3 november 2010.
Appellante heeft tijdig hoger beroep ingesteld tegen het hiervoor genoemde vonnis en heeft geïntimeerde gedagvaard om op de rol van 8 maart 2011 voor dit hof te verschijnen.
Appellante heeft de zaak tegen 8 maart 2011 aangebracht. Voor geïntimeerde heeft zich een advocaat gesteld.
De zaak is op 8 maart 2011 aangehouden tot de rol van 12 april 2011 voor: Afwachten griffierecht partijen.
Appellante heeft niet binnen vier weken na de eerste roldag het griffierecht betaald.
In verband met het achterwege blijven van een tijdige betaling van het griffierecht heeft het hof op 12 april 2011 bepaald dat heden arrest wordt gewezen op basis van het griffiedossier.
De motivering van de beslissing
1. De zaak is voor het eerst uitgeroepen op 8 maart 2011. Volgens art. 3 lid 3 van de Wet griffierechten burgerlijke zaken (Wgbz) moet appellante ervoor zorgen dat binnen vier weken na 8 maart 2011, dus uiterlijk 5 april 2011, het griffierecht is bijgeschreven op de rekening van dit hof. Appellante heeft niet tijdig betaald.
2. Op 5 april 2011 om 15.28 uur heeft mr. A.J.M. Tonen een fax naar de rolraadsheer gestuurd. In deze fax deelt mr. Tonen mee dat hij op verzoek van appellante de zaak heeft overgenomen van mr. Ketting. Mr. Tonen verzocht in de fax met klem om zijn cliënte nog een nadere termijn van een week te gunnen om het griffierecht te voldoen en de zaak inhoudelijk met hem te bespreken. Hij deelt verder mee dat hij via de rolwaarnemer van mr. Ketting, mr. Reinders Folmer heeft vernomen dat het griffierecht vóór 12 april 2011 moet zijn voldaan. In de fax verzocht mr. Tonen niet om zich in plaats van mr. Ketting als advocaat van appellante te stellen. Na ruggespraak met de rolraadsheer heeft de griffie per omgaande telefonisch aan het kantoor van mr. Tonen laten weten dat het verzoek tot verlenging van de betalingstermijn is afgewezen en dat mr. Tonen om tijdige betaling zeker te stellen het griffierecht dezelfde dag telefonisch kan overmaken.
3. Mr. Tonen heeft een bewijsstuk opgestuurd dat Hr. N. Naradeth te 's-Gravenhage op 5 april 2011 onder vermelding van het documentnummer van deze zaak opdracht heeft gegeven tot betaling van het griffierecht. Het griffierecht is door een betaling door het kantoor van mr. M. Ketting pas op 6 april 2011 binnengekomen. Dat is een dag te laat. Van omstandigheden als bedoeld in art. 127a lid 3 Rv., dat de toepassing van art. 127 lid 2 Rv., gelet op het belang van één of meer partijen bij toegang tot de rechter zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard, is niet gebleken.
Nu appellante niet tijdig tot betaling van het griffierecht is overgegaan, zal geïntimeerde
overeenkomstig het bepaalde in artikel 127a, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van deze instantie worden ontslagen en zal appellante worden veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.
De beslissing
Het hof:
- ontslaat geïntimeerde van deze instantie,
- veroordeelt appellant in de proceskosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van geïntimeerde vastgesteld op € 1.769,- voor verschotten en op € 447,- voor salaris van de advocaat.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.A. Schuering, E.J. van Sandick en A.G.M. Zander en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 26 april 2011.