ECLI:NL:GHSGR:2011:BQ8245

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
16 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.048.304
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Labohm
  • A. Stollenwerck
  • M. Kleykamp-van der Ben
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap bij gebrek aan goede boedelbeschrijving

In deze zaak gaat het om de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap tussen een vrouw en een man na hun echtscheiding. De vrouw heeft hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Rotterdam, waarin haar verzoek tot vaststelling van de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap werd afgewezen. De vrouw verzoekt het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en de verdeling vast te stellen. Het hof heeft vastgesteld dat de vrouw onvoldoende gegevens heeft ingediend om de verdeling te kunnen vaststellen. De vrouw heeft geen goede boedelbeschrijving overgelegd, waardoor het hof niet in staat is om de waarde van de te verdelen goederen en schulden te bepalen. Het hof wijst erop dat de peildatum voor de verdeling de datum van ontbinding van het huwelijk is, maar dat de vrouw geen inzicht heeft gegeven in de verkoopopbrengst van de echtelijke woning en garage, noch in de waarde van het bedrijfspand en de schulden van beide partijen. Het hof concludeert dat de vrouw ruimschoots de gelegenheid heeft gehad om de benodigde informatie te verstrekken, maar dit heeft nagelaten. Daarom kan het hof de verdeling van de huwelijksgemeenschap niet vaststellen op basis van artikel 3:185 van het Burgerlijk Wetboek. Het hof bekrachtigt de bestreden beschikking en wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 16 februari 2011
Zaaknummer : 200.048.304/01
Rekestnr. rechtbank : F1 RK 03-3679 en F1 RK 06-261
[de vrouw]
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: voorheen mr. T.T.M.L. Boersema te Maassluis,
die zich op 3 januari 2011 heeft onttrokken,
tegen
[de man],
wonende te [woonplaats],
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de man.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De vrouw is op 29 oktober 2009 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 31 juli 2009 van de rechtbank Rotterdam.
De man heeft geen verweerschrift ingediend.
Van de zijde van de vrouw zijn bij het hof op 20 november 2009 aanvullende stukken ingekomen.
Op verzoek van de griffier van dit hof heeft mr. Boersema op 6 januari 2011 en 7 januari 2011 de processtukken uit de eerste aanleg aan het hof doen toekomen.
Op 7 januari 2011 stond de mondelinge behandeling van de zaak gepland. De bode heeft het hof bij die gelegenheid medegedeeld dat noch de vrouw noch de man is verschenen.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de beschikkingen van de rechtbank Rotterdam van 12 april 2005 en van10 mei 2006 en de bestreden beschikking.
Bij beschikking van 12 april 2005 heeft de rechtbank de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en de zaak aangehouden ten aanzien van de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap, teneinde partijen in staat te stellen in onderling overleg tot een vergelijk te komen.
Bij beschikking van 10 mei 2006 heeft de rechtbank de zaak wederom aangehouden ten aanzien van de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap, waarbij partijen is verzocht nadere gegevens in het geding te brengen.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank het verzoek tot vaststelling van de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap afgewezen.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
In hoger beroep is voorts komen vast te staan dat de echtscheidingsbeschikking op [datum] is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. Aan de orde is de verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap van partijen.
2. De vrouw verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
Aan de vrouw toe te scheiden:
- het bedrijfspand;
- de hypotheek in verband met het bedrijfspand;
- de schulden in verband met haar bedrijf (overeenkomstig bijlage).
Aan de man toe te scheiden:
- de Porsche;
- de jetski;
- de inboedel van de echtelijke woning;
- het bedrijf van de man, [naam];
- de schulden in verband met het bedrijf van de man (overeenkomstig bijlage);
- de schuld in verband met de Vereniging van Eigenaren.
3. De vrouw kan zich niet verenigen met de afwijzing van haar verzoek tot vaststelling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap. De vrouw is van mening dat zij voldoende gegevens in het geding heeft gebracht, op grond waarvan de rechter de verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap kan vaststellen. Zij merkt daarbij nog op dat de man met de ‘noorderzon’ is vetrokken en niet meer op de door haar overgelegde stukken heeft gereageerd.
4. Het hof begrijpt dat de vrouw het hof verzoekt de verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap vast te stellen. Het hof is met de rechtbank van oordeel dat de vrouw onvoldoende gegevens in het geding heeft gebracht om de verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap te kunnen vaststellen.
5. Het hof overweegt daartoe als volgt. Als peildatum voor de omvang van de te verdelen huwelijksgemeenschap geldt de datum van ontbinding van het huwelijk: [datum]. In beginsel geldt als peildatum voor de waardering het moment van de feitelijke verdeling, tenzij partijen anders met elkaar zijn overeengekomen of op grond van de eisen van redelijkheid en billijkheid daarvan moet worden afgeweken.
6. Uit het appelschrift van de vrouw volgt dat de echtelijke woning en de garage inmiddels (executoriaal) zijn verkocht. De vrouw heeft het hof geen inzicht gegeven in de verkoopopbrengst van de woning en de garage en de eventuele overwaarde daarvan. Het hof is evenmin bekend of en zo ja in hoeverre de overwaarde tussen partijen is verdeeld.
7. Het hof is ook niet bekend met de waarde van het bedrijfspand van de vrouw en de omvang van de hypothecaire geldlening ter zake, op de voormelde peildata. Datzelfde geldt voor de schulden in verband met het bedrijf van de vrouw. De vrouw verwijst in dit verband naar een bijlage, maar voor het hof is niet duidelijk welke bijlage de vrouw bedoelt. De vrouw heeft niet inzichtelijk gemaakt welke schulden verband houden met haar bedrijf noch wat de omvang van die schulden is op de peildatum.
8. Datzelfde geldt ook voor de waarde van het bedrijf van de man en de schulden in verband met zijn bedrijf. De vrouw heeft evenmin inzichtelijk gemaakt welke waarde de Porsche, de jetski’s en de inboedel op de waarderingspeildatum vertegenwoordigen.
9. Het hof is van oordeel dat de vrouw ruimschoots de gelegenheid heeft gehad om een boedelbeschrijving op te stellen en in het geding te brengen, danwel anderszins de rechtbank en/of het hof voldoende gegevens heeft kunnen verschaffen teneinde de verdeling te kunnen vaststellen. Nu zij dat heeft nagelaten, kan het hof niet op grond van artikel 3:185 van het Burgerlijk Wetboek de verdeling van de huwelijksgemeenschap vaststellen.
10. Het hof zal de bestreden beschikking dan ook bekrachtigen.
11. Mitsdien moet als volgt worden beslist.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking voor zo¬ver aan het oordeel van het hof onderworpen;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Labohm, Stollenwerck en Kleykamp-van der Ben, bijgestaan door mr. Wijtzes als griffier, en uitgespro¬ken ter openbare terechtzitting van 16 februari 2011.