ECLI:NL:GHSGR:2011:BQ7694
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep
- Th. Groeneveld
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake de vaststelling van de waarde van een onroerende zaak onder de Wet WOZ
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin de waarde van een onroerende zaak werd vastgesteld door de heffingsambtenaar van de gemeente Schiedam. De belanghebbende, eigenaar van een appartement aan [a-straat 1] te [P], was het niet eens met de vastgestelde waarde van € 97.000, die gold voor het tijdvak van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2007. De rechtbank had het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard, waarna hij in hoger beroep ging bij het Gerechtshof 's-Gravenhage.
Tijdens de mondelinge behandeling op 17 mei 2011, waar beide partijen aanwezig waren, werd de waarde van de woning opnieuw ter discussie gesteld. De belanghebbende stelde dat de waarde te hoog was vastgesteld en voerde aan dat de waarde van de woning op € 60.000 zou moeten worden vastgesteld. De Inspecteur handhaafde de waarde van € 98.000, maar het Hof oordeelde dat de Inspecteur niet voldoende bewijs had geleverd om de vastgestelde waarde te onderbouwen.
Het Hof heeft de waarde van de onroerende zaak uiteindelijk in goede justitie vastgesteld op € 75.000. Daarnaast heeft het Hof de uitspraak van de rechtbank en de beschikking van de Inspecteur vernietigd. De Inspecteur werd veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende, die op € 2058,50 werden vastgesteld, en moest het betaalde griffierecht van € 149 vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 17 mei 2011.