ECLI:NL:GHSGR:2011:BQ7579

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
10 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-004986-10
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot moord en poging tot zware mishandeling met een ijzeren wielsleutel

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 10 juni 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot moord en een poging tot zware mishandeling. De verdachte heeft op 6 juni 2010 in Rotterdam het slachtoffer, een politieagent, met een ijzeren wielsleutel op het hoofd geslagen en vervolgens de wielsleutel in de richting van een andere politieagent gegooid. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte met voorbedachten rade heeft gehandeld, aangezien er een tijdspanne was tussen het moment dat hij de wielsleutel uit de kofferbak van zijn auto pakte en het moment van de aanval. De verdachte heeft blijk gegeven van geen respect voor de autoriteit van de politie en heeft de lichamelijke integriteit van beide slachtoffers ernstig aangetast. Het hof heeft de eerdere veroordeling van de rechtbank vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 jaren, met aftrek van voorarrest. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding heeft geëist, toegewezen tot een bedrag van EUR 1.144,65. Het hof heeft ook bepaald dat het in beslag genomen gereedschap verbeurd wordt verklaard.

Uitspraak

Rolnummer: 22-004986-10
Parketnummer: 10-741202-10
Datum uitspraak: 10 juni 2011
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 21 september 2010 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1978,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 27 mei 2011.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 primair (poging tot moord) en 2 primair (poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel) tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren, met aftrek van voorarrest. Voorts is in eerste aanleg een beslissing genomen omtrent de vordering van de benadeelde partij en het in beslaggenomen voorwerp als nader in het vonnis omschreven.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
feit 1 primair:
hij op of omstreeks 06 juni 2010 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade een persoon genaamd [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, meermalen, althans eenmaal, (met grote kracht) met een (ijzeren) kruis- en/of wiel- en/of dopsleutel, althans met een hard en/of zwaar voorwerp, tegen het hoofd en/of het gezicht en/of de rug, in elk geval tegen het lichaam, van die [slachtoffer 1], heeft geslagen, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
feit 1 subsidiair:
hij op of omstreeks 06 juni 2010 te Rotterdam aan een ambtenaar, te weten [slachtoffer 1], zijnde een hoofdagent van politie, gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, opzettelijk en met voorbedachten rade, zwaar lichamelijk letsel (te weten een gebroken neus en/of blijvende littekens op zijn voorhoofd, althans in/op zijn gezicht), heeft toegebracht, door deze opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, meermalen, althans eenmaal, (met grote kracht) met een (ijzeren) kruis- en/of wiel- en/of dopsleutel, in elk geval met een hard en/of zwaar voorwerp, tegen het hoofd en/of het gezicht, in elk geval tegen het lichaam, te slaan;
feit 1 meer subsidiair:
hij op of omstreeks 06 juni 2010 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een ambtenaar, te weten [slachtoffer 1], zijnde een hoofdagent van politie, gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, meermalen, althans eenmaal, (met grote kracht) met een (ijzeren) kruis- en/of wiel- en/of dopsleutel, in elk geval met een hard en/of zwaar voorwerp tegen het hoofd en/of het gezicht en/of de rug, in elk geval tegen het lichaam, van die [slachtoffer 1] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 2 primair:
hij op of omstreeks 06 juni 2010 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade een ambtenaar, te weten [slachtoffer 2], zijnde een hoofdagent van de politie, gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, (met grote kracht) een (ijzeren) kruis- en/of wiel- en/of dopsleutel, in elk geval een hard en/of zwaar voorwerp in de richting van het hoofd, althans het (boven)lichaam, van die [slachtoffer 2] heeft gegooid, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
feit 2 subsidiair:
hij op of omstreeks 06 juni 2010 te Rotterdam [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend (met grote kracht) een (ijzeren) kruis- en/of wiel- en/of dopsleutel, in elk geval een hard en/of zwaar voorwerp in de richting van het hoofd, althans het lichaam, van die [slachtoffer 2] heeft gegooid.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
feit 1 primair:
hij op 06 juni 2010 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade een persoon genaamd [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met grote kracht met een ijzeren wielsleutel, tegen het hoofd en de rug van die [slachtoffer 1] heeft geslagen, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
feit 2 primair:
hij op 06 juni 2010 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een ambtenaar, te weten [slachtoffer 2], zijnde een hoofdagent van de politie, gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met grote kracht een ijzeren wielsleutel in de richting van het hoofd van die [slachtoffer 2] heeft gegooid, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Bewijsoverweging
Ter zake van het onder 1 tenlastegelegde is door de raadsman namens de verdachte - overeenkomstig de door hem overgelegde pleitnota en hier in de kern weergegeven - bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van poging tot moord, nu niet kan worden bewezen dat de verdachte heeft gehandeld na kalm beraad en rustig overleg.
Het hof verwerpt dit verweer en overweegt hieromtrent als volgt.
Blijkens de verklaring van de getuige [getuige 1]1 stond de verdachte met zijn auto achter een politiebusje. De getuige [getuige 1] verklaart vervolgens dat hij zag dat de verdachte iets uit de kofferbak van zijn auto aan het pakken was. De verdachte keek om zich heen en hield zijn wijsvinger voor zijn mond waarmee hij aangaf dat iedereen stil moest zijn.
De getuige [getuige 2]2 heeft verklaard dat hij zag dat de verdachte een langwerpig en zilverkleurig voorwerp uit de kofferbak pakte, en daarna weer in zijn auto stapte en ongeveer anderhalve meter verder reed. Hij zag dat de verdachte net achter een politiebusje stopte dat daar geparkeerd stond. Hij zag dat er ongeveer vier politieagenten bij het politiebusje stonden. Hij zag dat er een politieagent naar een Opel Tigra liep en de bestuurder van die auto aansprak. Hij zag vervolgens dat de verdachte uitstapte en tussen zijn auto en het politiebusje ging staan. Hij zag dat de agent die de bestuurder van een Opel Tigra had aangesproken terugliep naar zijn collega's.
Verbalisant [slachtoffer 2]3 heeft verklaard dat hij hoorde dat, nadat [slachtoffer 1] de bestuurder van de Opel Tigra had aangesproken, de verdachte hard 'he' riep en zijn collega [slachtoffer 1] met veel kracht met een moersleutel op zijn voorhoofd sloeg.
Blijkens voornoemde verklaringen is naar het oordeel van het hof komen vast te staan dat een tijdspanne heeft gelegen tussen het moment dat de verdachte de wielsleutel uit de kofferbak van zijn auto pakte en het moment van het slaan van het slachtoffer [slachtoffer 1]. Naar het oordeel van het hof is in deze tijdspanne sprake geweest van een moment van kalm overleg en bedaard nadenken voorafgaand aan de uitvoering van het besluit van de verdachte om het slachtoffer [slachtoffer 1] met de sleutel te slaan. De verdachte heeft aldus voldoende tijd gehad om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit, zodat de gelegenheid heeft bestaan dat hij over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad heeft kunnen nadenken en zich daarvan rekenschap heeft kunnen geven.
In tegenstelling tot de raadsman van de verdachte is het hof van oordeel dat geen contra-indicaties bestaan die tot het oordeel dienen te leiden dat de verdachte ten tijde van het plegen van de feiten in een zodanige psychische gesteldheid verkeerde dat hij niet in staat was om zich over zijn te nemen of genomen besluit te beraden. De verklaring van de getuige [getuige 3] dat de verdachte tijdens het plegen van de feiten in een trance leek te verkeren, en voorts dat achteraf bleek dat de verdachte in zijn broek had gepoept, duiden naar het oordeel van het hof niet op het ontbreken van de psychische mogelijkheid van de verdachte daartoe. Tegenover de verklaring van getuige [getuige 3] staat de eerdergenoemde verklaring van getuige [slachtoffer 2], die ziet dat de verdachte woest uit zijn ogen kijkt. Voorts overweegt het hof dat het heel wel mogelijk is dat de verdachte in zijn broek heeft gepoept als gevolg van hetgeen hem dadelijk na het tenlastegelegde feit is overkomen: er is een dienstwapen op hem gericht waarmee hij onder schot gehouden is en hij is van achteren beetgepakt en tegen de grond gewerkt. Daarnaast heeft het hof in aanmerking genomen dat de verdachte zelf in zijn geheel geen inzicht heeft gegeven in hetgeen tijdens het plegen van de feiten in hem omging, of in de bedoeling van zijn gedragingen.
Gelet op het voorgaande is het hof - met de rechtbank - van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte heeft gehandeld met voorbedachten rade.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 primair bewezenverklaarde levert op:
Poging tot moord.
Het onder 2 primair bewezenverklaarde levert op:
Poging tot zware mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 primair (poging tot moord) en 2 primair (poging tot toebrengen zwaar lichamelijk letsel) tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaren, met aftrek van voorarrest.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot moord door zonder enige aanleiding het slachtoffer met kracht op het hoofd te slaan met een ijzeren wielsleutel. Vervolgens heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel door die wielsleutel met kracht te gooien in de richting van het hoofd van een politieagent, die gedurende de uitoefening van zijn bediening naar de verdachte riep dat hij de wielsleutel moest laten vallen. De verdachte heeft door aldus te handelen de lichamelijke integriteit van beide slachtoffers ernstig aangetast. Bovendien heeft de verdachte blijk gegeven geen enkel respect te hebben voor agenten die belast zijn met het handhaven van het gezag van de overheid.
Blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 13 mei 2011 is de verdachte eerder onherroepelijk veroordeeld voor het plegen van een andersoortig strafbaar feit. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen. Uit de door de Litouwse Justitie omtrent verdachte toegezonden gegevens kan worden opgemaakt dat verdachte bij herhaling met politie en justitie in aanraking is geweest.
Het hof is van oordeel dat een gevangenisstraf van aanzienlijke duur een passende en geboden reactie vormt. Overeenkomstig de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat de straf die door de rechtbank is opgelegd onvoldoende recht doet aan de ernst van de feiten; in beginsel doet de duur van de straf die door de advocaat-generaal ter terechtzitting in hoger beroep is gevorderd daaraan meer recht. Het hof heeft bij het bepalen van de duur van de straf voorts acht geslagen op de duur van straffen die in vergelijkbare strafzaken zijn opgelegd, en de omstandigheid dat de verdachte nog geen justitiële documentatie heeft ten aanzien van soortgelijke feiten. Voorts is er, hoewel ter zake van het onder 1 tenlastegelegde wel sprake is van voorbedachte rade, geen sprake geweest van de aanwezigheid van een vuurwapen, een complot met een mededader of een planmatige voorbereiding.
Het hof is derhalve - alles overwegende - van oordeel dat een straf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Beslag
Het na te melden inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp zoals dit vermeld is onder 1 op de in kopie aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen is vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het een voorwerp is met behulp waarvan het onder 1 en 2 bewezenverklaarde is begaan.
Het hof zal daarom dit voorwerp verbeurdverklaren. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Vordering tot schadevergoeding [slachtoffer 1]
In het onderhavige strafproces heeft mr. B.S. van der Klauw zich namens [slachtoffer 1] als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 primair tenlastegelegde, tot een bedrag van EUR 1.432,25.
Ter terechtzitting in hoger beroep is door de raadsman van de benadeelde partij, mr. E.H. Leemreis, de vordering verminderd tot een bedrag van EUR 1.144,65. In hoger beroep is de vordering aan de orde tot dit bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat de gestelde schade is geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 primair bewezenverklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van EUR 1.144,65 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 24, 33, 33a, 36f, 45, 57, 289, 302 en 304 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 primair bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
In beslag genomen voorwerpen
Verklaart verbeurd het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: Gereedschap.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1], ingediend door mr. B.S. van der Klauw terzake van het onder 1 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van EUR 1.144,65 (duizend honderdvierenveertig euro en vijfenzestig cent) bestaande uit EUR 194,65 (honderdvierennegentig euro en vijfenzestig cent) materiële schade en EUR 950,- (negenhonderdvijftig euro) immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1], een bedrag te betalen van EUR 1.144,65 (duizend honderdvierenveertig euro en vijfenzestig cent) bestaande uit EUR 194,65 (honderdvierennegentig euro en vijfenzestig cent) materiële schade en EUR 950,- (negenhonderdvijftig euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 21 (eenentwintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit arrest is gewezen door mr. T.W.H.E. Schmitz, mr. J.A.C. Bartels en mr. A.M. Zwaneveld, in bijzijn van de griffier mr. C. Bossema.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 10 juni 2011.
Mr. A.M. Zwaneveld is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
1 Proces-verbaal van de politie Rotterdam-Rijnmond met nummer PL17D0-2010183742-17.
2 Proces-verbaal van de politie Rotterdam-Rijnmond met nummer PL17D0-2010183742-23.
3 Proces-verbaal van de politie Rotterdam-Rijnmond met nummer PL17D0-2010183845-1.