ECLI:NL:GHSGR:2011:BQ4130
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep
- N.J.M. van Etten
- B.A. Meulenbroek
- S. Bochove
- Rechtspraak.nl
Huurachterstand en beëindiging huurcontract bij echtscheiding van contractuele medehuurders
In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de huur van een woonruimte door contractuele medehuurders, in dit geval een echtpaar dat in algehele gemeenschap van goederen was getrouwd. De vrouw, die op 4 september 1992 met de heer [A.] was getrouwd, en [A.] hadden op 1 september 2006 een huurovereenkomst gesloten met de verhuurder, waardoor zij gezamenlijk huurders werden van een woning. Na de echtscheiding, die op 7 mei 2008 werd uitgesproken, werd in het echtscheidingsconvenant bepaald dat de echtelijke woning zou worden verhuurd aan de heer [A.]. De verhuurder heeft de vrouw en [A.] op 23 oktober 2009 gedagvaard voor een huurachterstand van € 6.000,- over de periode van 1 juli 2009 tot en met 31 december 2009. De vrouw voerde als verweer aan dat zij geen huurster meer was, omdat het huurrecht aan [A.] was toegedeeld volgens het echtscheidingsconvenant.
De kantonrechter oordeelde dat de huur met de vrouw was geëindigd op het moment dat de echtscheidingsbeschikking onherroepelijk werd, en wees de vordering van de verhuurder af. De verhuurder ging in hoger beroep, waarbij hij stelde dat de vrouw nog steeds huurster was en tot betaling kon worden aangesproken. Het hof oordeelde dat de huur met de vrouw niet op grond van artikel 7:266 lid 5 BW was geëindigd, omdat de rechtbank in de echtscheidingsbeschikking geen uitdrukkelijke beslissing had genomen over wie huurder zou zijn.
Het hof overwoog verder dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar was dat de vrouw tot betaling van de huur werd aangesproken, gezien de omstandigheden waaronder de huurachterstand was ontstaan. De verhuurder had de vrouw niet betrokken bij de huuropzegging en had haar niet in de gelegenheid gesteld om haar rechten uit te oefenen. Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter, maar op andere gronden, en veroordeelde de verhuurder in de proceskosten van het hoger beroep.