Rolnummer: 22-001917-10
Parketnummers: 10-811017-10 en 10-611081-09 (TUL)
Datum uitspraak: 21 februari 2011
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 23 maart 2010 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Nederlandse Antillen)
op [geboortedag[ 1980,
adres: [adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 7 februari 2011.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en een bijzondere voorwaarde als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
In eerste aanleg is tevens de tenuitvoerlegging gelast van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 22 juni 2009, onder parketnummer 10-611081-09, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van twee maanden.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode 18 januari 2010 tot en met 19 januari 2010 te Schiedam opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, althans een persoon, te weten [aangever], meermalen, althans éénmaal
- op/tegen het gezicht, althans het hoofd heeft geslagen en/of gestompt en/of
- (met kracht) aan de haren heeft getrokken en/of
- in de hand(en) en/of het gezicht, althans het hoofd heeft gebeten en/of
- bij de keel/hals heeft vastgepakt en/of de keel/hals heeft dichtgeknepen en/of
- (terwijl die [aangever] op de grond lag) over de grond heeft gesleurd/getrokken,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode 18 januari 2010 tot en met 19 januari 2010 te Schiedam opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, te weten [aangever], meermalen,
- op het gezicht, heeft geslagen en
- bij de keel heeft vastgepakt en de keel heeft dichtgeknepen en
- terwijl die [aangever] op de grond lag over de grond heeft gesleurd,
waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Mishandeling begaan tegen zijn levensgezel.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd, behoudens ten aanzien van de op te leggen straf, en dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften gegeven door en namens de Stichting Reclassering Nederland.
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich op de bewezenverklaarde wijze schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn vriendin. Door zijn handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
Blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 24 januari 2011 is de verdachte eerder onherroepelijk veroordeeld voor het plegen van soortgelijke en andersoortige strafbare feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Bij de bepaling van de op te leggen straf heeft het hof evenwel ook laten meewegen de omstandigheid dat verdachte blijkens het verhandelde ter terechtzitting kennelijk doende is zijn leven een wending ten goede te geven.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf van na te melden duur alsmede een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormen.
Vordering tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de politierechter te Rotterdam van 22 juni 2009 onder parketnummer 10-611081-09 is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, met bevel dat die gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gepersisteerd bij de in eerste aanleg ingediende vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van die niet-tenuitvoergelegde straf, op grond dat de verdachte de hiervoor bedoelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd.
In hoger beroep is komen vast te staan, dat de verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. De verdachte heeft immers het in de onderhavige strafzaak bewezenverklaarde feit begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken.
De vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van die niet-tenuitvoergelegde straf is derhalve gegrond.
Gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken, zal het hof een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 60 uren gelasten, in plaats van tenuitvoerlegging van een gedeelte, te weten één maand, van de niet-tenuitvoergelegde straf.
Met betrekking tot het resterende gedeelte van de niet-tenuitvoergelegde straf zal het hof de proeftijd verlengen met één jaar.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 160 (honderdzestig) uren, te vervangen door hechtenis voor de tijd van 80 (tachtig) dagen voor het geval die taakstraf niet naar behoren wordt verricht.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden.
Beveelt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften gegeven door en namens de Stichting Reclassering Nederland.
Wijst de vordering tot tenuitvoerlegging toe, in die zin dat in plaats van een gedeelte, groot één maand, van de bij vonnis van de politierechter te Rotterdam van 22 juni 2009 onder parketnummer 10-611081-09, voorwaardelijk opgelegde straf, de tenuitvoerlegging wordt gelast van een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 60 (zestig) uren, te vervangen door hechtenis voor de duur van 30 (dertig) dagen voor het geval die werkstraf niet naar behoren wordt verricht.
Verlengt met betrekking tot het resterende gedeelte, groot één maand, van de bij vonnis van de politierechter te Rotterdam van 22 juni 2009 onder parketnummer 10-611081-09 opgelegde voorwaardelijke straf, te weten een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, de proeftijd als vermeld in dat vonnis met een termijn van 1 (één) jaar.
Dit arrest is gewezen door mr. H.M.A. de Groot, mr. T.E. van der Spoel en mr. M.I. Veldt-Foglia, in bijzijn van de griffier mr. M. Wegter. Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 21 februari 2011.