ECLI:NL:GHSGR:2011:BQ2342

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
23 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.073.378.01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Husson
  • Kamminga
  • Van Veen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling kinderalimentatie en draagkracht van de man in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 23 maart 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep over de kinderalimentatie die de man aan de moeder moet betalen voor hun minderjarige kind. De man was in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank Rotterdam, waarin was bepaald dat hij met ingang van 1 november 2009 € 140,- per maand aan de moeder moest betalen. De man stelde dat hij geen draagkracht had om deze alimentatie te voldoen, aangezien hij sinds medio 2007 zonder werk en inkomen zat. De moeder betwistte dit en stelde dat de man onvoldoende informatie had verstrekt over zijn inkomsten.

Tijdens de zitting heeft het hof vastgesteld dat de man via een uitzendbureau werkt, maar dat zijn inkomen onvoldoende is om in zijn levensonderhoud te voorzien. Hij heeft daarnaast een deeltijdbaan bij een bloemenveiling en verdient af en toe bij met kluswerkzaamheden en muzikale optredens. Het hof oordeelde dat de man zijn verdiencapaciteit niet volledig benut en dat hij, gezien zijn geestelijke en lichamelijke gezondheid, in staat moet zijn om vanaf 1 mei 2011 ten minste € 70,- per maand aan kinderalimentatie te betalen.

Het hof heeft de bestreden beschikking vernietigd en bepaald dat de man de kinderalimentatie met ingang van 1 mei 2011 op € 70,- per maand moet stellen, met de verplichting om deze bij vooruitbetaling te voldoen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het hof heeft het overige verzoek van de man afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 23 maart 2011
Zaaknummer : 200.073.378.01
Rekestnr. rechtbank : F1 RK 09-2258
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. E.C. Ramdihal te Amsterdam,
tegen
[verweerster],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. A.A.J. de Nijs te Rotterdam.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De man is op 6 september 2010 in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank Rotterdam van 14 juni 2010 (hierna: de bestreden beschikking).
De moeder heeft op 10 november 2010 een verweerschrift appel ingediend.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de man:
- op 23 september 2011 een brief d.d. 23 september 2011 met bijlagen;
- op 14 februari 2011 een faxbericht d.d. 14 februari 2011 met bijlagen;
De zaak is op 17 februari 2011 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- de advocaat van de moeder.
De moeder is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking is, voor zover in hoger beroep van belang, bepaald dat de man met ingang van 1 november 2009 aan de moeder € 140,- per maand zal verstrekken tot verzorging en opvoeding van de minderjarige [naam minderjarige], geboren [in 2006] te [geboorteplaats] (hierna: de minderjarige), voor wat de na de datum van voornoemde beschikking te verschijnen termijnen bij vooruitbetaling te voldoen. Voorts is verstaan dat de jaarlijkse bijdrage met ingang van 1 januari 2010 wordt gewijzigd ingevolge de wettelijke vastgestelde indexering. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is, ten aanzien van de door de man aan de moeder te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige (hierna: de kinderalimentatie), de draagkracht van de man.
2. De man verzoekt de bestreden beschikking voor wat betreft de vaststelling van de kinderalimentatie te vernietigen en opnieuw beschikkende, de kinderalimentatie met ingang van 1 november 2009 op nihil te stellen.
3. De moeder bestrijdt het beroep en verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen en het beroep van de man af te wijzen.
4. De man stelt dat de rechtbank ten onrechte is uitgegaan van een mogelijke verdiencapaciteit van hem en er ten onrechte vanuit is gegaan dat hij voldoende draagkracht heeft om een kinderalimentatie van € 140,- per maand te betalen. De rechtbank heeft naar zijn mening onvoldoende rekening gehouden met het feit dat de man vanaf medio 2007 zonder werk en inkomen zit en niet erin slaagt om aan een baan te komen.
5. De moeder betwist dat de man geen draagkracht heeft om kinderalimentatie te voldoen. Zij stelt dat het nalaten van de man om voldoende informatie te verstrekken over zijn inkomsten, voor zijn eigen rekening en risico komt.
6. Het hof overweegt als volgt. Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de man via het uitzendbureau werkt, waarmee hij een zodanig laag inkomen genereert dat hij daarvan redelijkerwijs niet kan rondkomen. Het hof gaat er derhalve vanuit dat hij naast zijn werk via het uitzendbureau inkomen genereert uit andere werkzaamheden teneinde in zijn levensonderhoud te (kunnen) voorzien. Ter zitting heeft de man in dat kader verklaard een deeltijdbaan bij de bloemenveiling te hebben en daarnaast af en toe bij te verdienen met kluswerkzaamheden en door optredens als muzikant, maar dat hij daarmee zo weinig verdient dat hij geen kinderalimentatie ten behoeve van de minderjarige kan betalen.
7. Het hof is van oordeel dat de man met zijn werk bij de bloemenveiling zijn verdiencapaciteit niet volledig benut. Het hof neemt in aanmerking dat de man in normale geestelijke en lichamelijke gezondheid verkeert, althans dat niet gebleken is dat dit niet het geval is, en dat hij derhalve zijn leven zo kan inrichten dat hij, met ingang van 1 mei 2011, in redelijkheid ten minste € 70,- per maand aan kinderalimentatie moet kunnen voldoen.
8. Het hof beslist daarom als volgt.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking en, in zoverre opnieuw beschikkende:
bepaalt de door de man aan de moeder te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding ten behoeve van de minderjarige [naam minderjarige], geboren [in 2006] te [geboorteplaats], met ingang van 1 mei 2011 op € 70,- per maand, met ingang van voornoemde datum bij vooruitbetaling te voldoen;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Husson, Kamminga en Van Veen, bijgestaan door mr. Rasmijn als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 maart 2011.