ECLI:NL:GHSGR:2011:BQ2157

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
30 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.065.509.01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Husson
  • Lückers
  • Stollenwerck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot omzetting van curatele in bewind afgewezen

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 30 maart 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot omzetting van curatele in beschermingsbewind. De betrokkene, die in hoger beroep was gekomen van een beschikking van de rechtbank Dordrecht, verzocht om de curatele om te zetten in onderbewindstelling. De rechtbank had eerder het verzoek afgewezen. De betrokkene stelde dat zij onder druk had ingestemd met de curatele en dat de reden hiervoor niet een geestelijke stoornis was, maar haar schuldensituatie. Ze gaf aan dat er geen nieuwe schulden waren gemaakt en dat ze graag van haar schulden af wilde, maar dat er geen actie was ondernomen voor schuldsanering.

De curator, die de belangen van de betrokkene behartigde, stelde echter dat de betrokkene nog steeds niet in staat was om de gevolgen van haar beslissingen te overzien en dat er nog steeds sprake was van een geestelijke stoornis. De curator was van mening dat de betrokkene niet in staat was om zelfstandig te functioneren en dat beschermingsbewind niet afdoende zou zijn. Het hof oordeelde dat de betrokkene geen beoogd bewindvoerder had voorgesteld en dat er geen gegronde redenen waren om de curatele om te zetten in bewind. Het hof bekrachtigde daarom de beschikking van de rechtbank en wees het verzoek van de betrokkene af.

De uitspraak benadrukt het belang van de bereidheid van een bewindvoerder en de noodzaak voor de rechter om zich te vergewissen van de geschiktheid van de voorgestelde persoon. Het hof concludeerde dat de betrokkene niet voldoende had onderbouwd waarom de curatele omgezet zou moeten worden en dat de curator terecht had gewezen op de geestelijke toestand van de betrokkene.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 30 maart 2011
Zaaknummer : 200.065.509.01
Rekestnr. rechtbank : BM VERZ 09-1477
[De betrokkene],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de betrokkene,
advocaat mr. M.C.M. van der Mark te Dordrecht.
Als belanghebbende is aangemerkt:
[Naam curator],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de curator.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De betrokkene is op 14 mei 2010 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 16 februari 2010 van de rechtbank Dordrecht.
De curator heeft op 29 juli 2010 een verweerschrift ingediend.
Van de zijde van de betrokkene zijn bij het hof op 22 juni 2010, 2 juli 2010, 9 december 2010 en 5 januari 2011 aanvullende stukken ingekomen.
Van de zijde van de curator zijn bij het hof op 23 februari 2011, 25 februari 2011 en 28 februari 2011 faxberichten ingekomen waaruit blijkt dat de curator verhinderd is ter zitting te verschijnen. In het laatste faxbericht heeft de curator medegedeeld dat zijn standpunt duidelijk in het verweerschrift naar voren komt en dat hij daar inhoudelijk niets aan toe te voegen heeft.
Op 3 maart 2011 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de betrokkene, bijgestaan door mr. S. Zwiers, advocaat te Dordrecht, kantoorgenoot van mr. Van der Mark. De curator is, zoals aangekondigd, niet ter zitting verschenen.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking is het verzoek van de betrokkene, strekkende tot omzetting van curatele in onderbewindstelling, afgewezen.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is het verzoek tot omzetting van de ondercuratelestelling in onderbewindstelling.
2. De betrokkene verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw beschikkende, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het verzoek tot omzetting van de curatele in beschermingsbewind alsnog toe te wijzen.
3. De curator verzoekt - naar het hof begrijpt - de ondercuratelestelling in ieder geval te laten voortduren tot half februari 2011.
4. Kort weergegeven stelt de betrokkene dat zij belang heeft bij omzetting van ondercuratelestelling in onderbewindstelling omdat, nu zij onder curatele staat, zij niet het gezag over de kinderen kan uitoefenen. Inmiddels zijn de kinderen onder voogdij van Bureau Jeugdzorg gesteld. De betrokkene stelt dat zij destijds onder druk heeft ingestemd met een ondercuratelestelling en dat de grond daartoe - anders dan in het verzoekschrift was vermeld - volgens de betrokkene geen geestelijke stoornis maar haar schuldensituatie op dat moment was. Er zijn geen nieuwe schulden meer aangegaan. De betrokkene stelt dat zij graag van haar schulden af wil maar ondanks toezeggingen dat schuldsanering zou worden aangevraagd en dat op schulden afgelost zou worden is dit nog niet gebeurd. De betrokkene stelt dat dat haar niet aangerekend kan worden.
5. De curator stelt, kort weergegeven, dat de betrokkene in een gezinsvervangend tehuis verblijft en hij constateert uit verslagen van begeleiding dat de betrokkene nog steeds niet in staat is de gevolgen van haar beslissingen te overzien. Volgens de curator blijkt uit de verklaringen van deskundigen dat bij de betrokkene nog steeds sprake is van een geestelijke stoornis. Reden dat de betrokkene geen nieuwe schulden heeft gemaakt is gelegen in het feit dat de curator met enige regelmaat aankopen van de betrokkene ongedaan heeft kunnen maken. De curator voorziet dat beschermingsbewind niet afdoende zal zijn en zelfs nadelig voor de betrokkene zal uitwerken.
6. Het hof oordeelt als volgt. Ingevolge artikel 1:435 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek, hierna: BW, benoemt de rechter die het bewind instelt daarbij of zo spoedig mogelijk daarna een bewindvoerder. De rechter dient zich van de bereidheid van de door hem te noemen persoon te vergewissen. Blijkens het derde lid van voormeld artikel volgt de rechter bij de benoeming van de bewindvoerder de uitdrukkelijke voorkeur van de rechthebbende, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten.
Aangezien de betrokkene in hoger beroep en, daarnaar gevraagd, ook ter zitting van het hof geen beoogd bewindvoerder heeft voorgesteld, komt het hof alleen al om die reden niet toe aan een omzetting van de curatele in beschermingsbewind. De rechter kan het bewind ook instellen en zo spoedig mogelijk daarna een bewindvoerder benoemen. Weliswaar heeft de betrokkene ter zitting gesteld dat er met betrekking tot de benoeming van een bewindvoerder wellicht twee opties zijn (een oom van de betrokkene dan wel een instantie die eerder is aangeschreven) maar dit is te vaag zodat het hof zich niet heeft kunnen vergewissen van de bereidheid van een te benoemen persoon en dat geen gegronde redenen aanwezig zijn, die zich verzetten tegen die benoeming, zodat het hof het verzoek van de betrokkene tot omzetting van de curatele in beschermingsbewind zal afwijzen.
7. Het vorenstaande brengt met zich dat het hof de bestreden beschikking zal bekrachtigen. Hetgeen betrokkene en de curator ieder voor zich voorts nog naar voren hebben gebracht behoeft naar het oordeel van het hof geen bespreking omdat dat niet tot een ander oordeel kan leiden.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Husson, Lückers en Stollenwerck, bijgestaan door Suderée als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 maart 2011.