Rolnummer: 22-005137-08
Parketnummer(s): 12-705878-08, 12-706230-08 en 10-701100-07 (TUL)
Datum uitspraak: 14 februari 2011
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Middelburg van 30 september 2008 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1968,
adres: [adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 31 januari 2011.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en een bijzondere voorwaarde als vermeld in het vonnis, alsmede tot een taakstraf, in de vorm van een werkstraf, voor de duur van tweehonderd-veertig uren, subsidiair honderdtwintig dagen hechtenis. Tevens is de tenuitvoerlegging gelast van een voorwaar-delijke veroordeling als vermeld in het vonnis.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 21 januari 2008, te Goes opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), in/tegen het gezicht heeft gestompt en/of geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
ter berechting gevoegd: parketnr 706230-08
hij op of omstreeks 29 januari 2008, te Goes met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [hoofdagent], hoofdagent van politie en/of de regiopolitie Zeeland heeft bewogen tot de afgifte van een schriftelijk bewijs van vermissing van zijn Nederlands rijbewijs, in elk geval van enig goed, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven- valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid aan die [hoofdagent] medegedeeld dat hij, verdachte, zijn rijbewijs is kwijtgeraakt en/of verloren heeft (wetende dat hij dat rijbewijs aan een hem bekende persoon heeft afgegeven), waardoor die [hoofdagent] en/of de regiopolitie Zeeland werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 21 januari 2008, te Goes opzettelijk mishandelend [slachtoffer], tegen het gezicht heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
hij op 29 januari 2008, te Goes met het oogmerk om zich een samenweefsel van verdichtsels, [hoofdagent], hoofdagent van politie Zeeland heeft bewogen tot de afgifte van een schriftelijk bewijs van vermissing van zijn Nederlands rijbewijs, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven- valselijk en in strijd met de waarheid aan die [hoofdagent] medegedeeld dat hij, verdachte, zijn rijbewijs is kwijtgeraakt (wetende dat hij dat rijbewijs aan een hem bekende persoon heeft afgegeven), waardoor die [hoofdagent] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Verweren van de verdediging
Van de zijde van de verdediging is terzake van het onder 2 tenlastegelegde aangevoerd dat de verdachte op geen enkele wijze het oogmerk had om zich wederrechtelijk te bevoordelen; hij wilde gewoon een nieuw rijbewijs. Daarnaast heeft de verdediging aangevoerd dat een proces-verbaal van vermissing niet kan worden aangemerkt als een 'goed' als bedoeld in artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij aangifte van vermissing van zijn rijbewijs heeft gedaan wetende dat dit in strijd met de waarheid was. Zowel bij de politierechter als in hoger beroep heeft de verdachte de tenlastegelegde oplichting bekend.
Hieruit concludeert het hof dat het oogmerk van verdachte gericht was op het verkrijgen van een schriftelijk bewijs van vermissing van zijn rijbewijs, waarop hij geen recht had.
Voorts dient naar het oordeel van het hof dit bewijs als een goed in de zin van artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht beschouwd te worden aangezien dit stuk voor de verdachte van waarde was nu hij daarmee de aanvraag en verkrijging van een nieuw rijbewijs beoogde.
Het hof verwerpt de verweren van de raadsman.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Strafbaarheid van de verdachte
De raadsman heeft namens de verdachte bepleit dat deze dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging wegens afwezigheid van alle schuld. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat de verdachte geen andere mogelijkheid zag -dan wel wellicht in de verkeerde veronderstelling verkeerde dat hij zijn rijbewijs niet meer terug kon krijgen bij [verbalisant 1] en [verbalisant 2]- dan zijn rijbewijs als vermist op te geven om zo aan een nieuw rijbewijs te komen. Daarom is hem geen strafrechtelijk verwijt te maken, aldus de raadsman.
Het hof overweegt het volgende.
Het hof overweegt dat het beroep op afwezigheid van alle schuld faalt omdat op grond van de zich in het dossier bevindende stukken en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep niet aannemelijk is geworden dat de verdachte niet kan worden verweten dat hij beter had moeten weten. Hij behoorde te weten dat een valse aangifte doen van vermissing van een rijbewijs niet is toegestaan.
Het hof verwerpt dan ook het verweer.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte terzake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf, in de vorm van een werkstraf, voor de duur van tweehonderdveertig uren, subsidiair honderdtwintig dagen hechtenis. Tevens heeft de advocaat-generaal gevorderd dat ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke veroordeling de proeftijd met één jaar zal worden verlengd.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich op de bewezenverklaarde wijze schuldig gemaakt aan mishandeling op de openbare weg.
Hij heeft daarmee inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Bovendien kan een dergelijk strafbaar feit, gelet op het openlijke karakter ervan, onrust en gevoelens van onveiligheid in de maatschappij doen ontstaan.
Daarnaast heeft de verdachte middels een samenweefsel van verdichtsels aangifte gedaan van verlies van zijn rijbewijs, terwijl dit in strijd met de waarheid was.
Blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 17 januari 2011 is de verdachte eerder onherroepelijk veroordeeld voor het plegen van soortgelijke feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Vordering tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de politierechter te Rotterdam van 5 juli 2007 onder parketnummer 10-701100-07 is de verdachte onder meer veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, met bevel dat die gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep in afwijking van de in eerste aanleg ingediende vordering van het openbaar ministerie, gevorderd dat de proeftijd wordt verlengd met één jaar.
Blijkens het eerdergenoemde uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 17 januari is de proeftijd van het vonnis van 5 juli 2007 met parketnummer 10-701100-07 reeds geëindigd op 19 juli 2009. De vordering van de advocaat-generaal dateert van na afloop van de proeftijd.
Naar het oordeel van het hof is een verlenging van de proeftijd derhalve niet meer mogelijk.
In hoger beroep is komen vast te staan, dat de verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd.
De verdachte heeft immers de in de onderhavige strafzaak bewezenverklaarde feiten van 21 en 29 januari 2008 begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken.
De oorspronkelijke vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van die niet-tenuitvoergelegde straf is derhalve in beginsel gegrond.
In plaats daarvan zal het hof evenwel - gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken - een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 60 uren gelasten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14g, 22c, 22d, 57, 63, 300 en 326 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 150 (honderdvijftig) uren, te vervangen door hechtenis voor de tijd van 75 (vijfenzeventig) dagen voor het geval die taakstraf niet naar behoren wordt verricht.
Wijst de vordering tot tenuitvoerlegging toe, in die zin dat in plaats van de bij vonnis van de politierechter te Rotterdam van 5 juli 2007 onder parketnummer 10-701100-07 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, de tenuitvoerlegging wordt gelast van een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 60 (zestig) uren, te vervangen door hechtenis voor de duur van 30 (dertig) dagen voor het geval die werkstraf niet naar behoren wordt verricht.
Dit arrest is gewezen door mr. H.M.A. de Groot, mr. T.E. van der Spoel en mr. M.I. Veldt-Foglia, in bijzijn van de griffier A. van der Schalk. Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 14 februari 2011.