ECLI:NL:GHSGR:2011:BP8561

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
26 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.046.274.01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van Leuven
  • A. de Haan-Boerdijk
  • H. Hulsebosch
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor het aanvragen van een Nederlands paspoort voor een minderjarige

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 26 januari 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van de moeder om vervangende toestemming te verlenen voor het aanvragen van een Nederlands paspoort voor haar minderjarige kind. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. F. Kellouh, betwistte de eerdere beslissing van de rechtbank die het verzoek had afgewezen. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. L. Faouzi, voerde aan dat het verstrekken van een eigen paspoort aan de minderjarige zou leiden tot conflicten tussen de ouders en dat de minderjarige al in de paspoorten van de ouders was bijgeschreven.

Het hof heeft vastgesteld dat de ouders gezamenlijk gezag hebben over de minderjarige, die zowel de Nederlandse als de Marokkaanse nationaliteit bezit. De moeder stelde dat het verkrijgen van een eigen paspoort noodzakelijk was voor de minderjarige, onder andere voor school en om te kunnen reizen. Het hof heeft de argumenten van de vader, die stelde dat de minderjarige met de bijschrijvingen in de paspoorten van de ouders kon reizen, als onvoldoende onderbouwd afgewezen.

Na beoordeling van de feiten en omstandigheden heeft het hof geoordeeld dat het belang van de minderjarige om een Nederlands paspoort te verkrijgen zwaarder weegt dan de bezwaren van de vader. Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank vernietigd en het verzoek van de moeder toegewezen, waarbij het hof de beschikking uitvoerbaar bij voorraad heeft verklaard. Deze uitspraak benadrukt het belang van het kind in zaken van gezag en reisdocumenten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 26 januari 2011
Zaaknummer : 200.046.274.01
Rekestnr. rechtbank : FA RK 09-3303
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. F. Kellouh te ‘s-Gravenhage,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. L. Faouzi te Zoetermeer.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke
Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming,
locatie ‘s-Gravenhage,
hierna te noemen: de raad.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De moeder is op 8 oktober 2009 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 10 juli 2009 van de rechtbank ’s-Gravenhage.
De vader heeft op 3 december 2009 een verweerschrift ingediend.
Van de zijde van de moeder zijn bij het hof op 3 november 2009 aanvullende stukken ingekomen.
Van de zijde van de moeder is bij het hof op 27 juli 2010 een fax met bijlagen ingekomen waarin de moeder verzoekt om de mondelinge behandeling van 28 juli 2010 aan te houden omdat partijen in de laatste fase zijn van een poging om tot een minnelijke schikking te komen.
Van de zijde van de vader is bij het hof op 28 juli 2010 een fax ingekomen waarin wordt medegedeeld dat partijen en hun advocaten niet op de mondelinge behandeling van 28 juli 2010 zullen verschijnen omdat zij in de finale fase van onderhandelingen zijn en verwachten tot een minnelijke schikking te komen.
De mondelinge behandeling van 28 juli 2010 heeft niet plaatsgevonden.
Het hof heeft bepaald dat de zaak pro forma zal worden aangehouden, dat er geen nieuwe mondelinge behandeling zal worden bepaald, en dat, mochten partijen niet tot overeenstemming komen, er een schriftelijke ronde zal worden gelast om partijen in de gelegenheid te stellen zich over en weer uit te laten over elkaars standpunten.
Door het hof is de pro-formadatum vervolgens vastgesteld op 6 oktober 2010.
Van de zijde van de vader is bij fax van 29 september 2010 aan het hof medegedeeld dat partijen niet tot overeenstemming zijn gekomen en dat de zaak op de stukken kan worden afgedaan.
Van de zijde van de moeder is bij het hof op 5 oktober 2010 een fax ingekomen waarin wordt medegedeeld dat partijen geen overeenstemming hebben bereikt en wordt verzocht om de zaak op de stukken, inclusief de bij deze fax overgelegde bijlagen, af te doen.
Het hof heeft bij brief van 8 oktober 2010 de vader verzocht om uiterlijk 22 oktober 2010 op de indiening en de inhoud van voornoemde fax te reageren. Deze termijn is eenmaal verlengd tot 19 november 2010.
Van de zijde van de vader is bij het hof op 18 november 2010 een fax ingekomen waarin wordt medegedeeld dat partijen geen overeenstemming hebben bereikt en een aanvulling op het verweerschrift wordt gegeven.
Het hof heeft vervolgens de uitspraak bepaald op heden.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking. Daarin is het verzoek van de moeder om vervangende toestemming te verlenen voor het verkrijgen van een reisdocument zoals bedoeld in artikel 34, tweede lid, van de Paspoortwet ten behoeve van de minderjarige [naam], geboren op [geboortedatum] 2004 te [geboorteplaats in Spanje], hierna te noemen: de minderjarige, afgewezen.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht. Vast staat dat de vader en de moeder het gezamenlijk gezag hebben over de minderjarige. De vader heeft de Nederlandse en de Marokkaanse nationaliteit, de moeder heeft de Marokkaanse nationaliteit en de minderjarige heeft de Nederlandse en de Marokkaanse nationaliteit.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is het verzoek van de moeder tot het verlenen van vervangende toestemming tot het verkrijgen van een reisdocument zoals bedoeld in artikel 34, tweede lid, van de Paspoortwet ten behoeve van de minderjarige.
2. De moeder verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat haar verzoek om vervangende toestemming tot het verkrijgen van een reisdocument zoals bedoeld in artikel 34, tweede lid, van de Paspoortwet ten behoeve van de minderjarige, wordt toegewezen, althans wordt toegewezen zoals dit hof in goede justitie vermeent te behoren.
3. De moeder betwist in haar beroepschrift de overweging van de rechtbank dat bij grensoverschrijding aan de douane een ander document kan worden getoond dan een paspoort. Daarnaast ontkent zij dat door de afgifte van een eigen paspoort aan de minderjarige een extra conflictmiddel ontstaat voor de vader en de moeder. De moeder stelt dat de minderjarige door een eigen paspoort een identiteitskaart kan krijgen en dat de vader kan beschikken over deze identiteitskaart. Verder is er volgens de moeder wel communicatie tussen haar en de vader mogelijk.
Voorts betoogt de moeder dat de minderjarige ook voor school een paspoort nodig heeft.
Daarbij stelt de moeder dat uit de door haar overgelegde verklaring van het consulaat-generaal van het Koninkrijk Marokko te Rotterdam blijkt dat het voor de minderjarige niet mogelijk is te reizen met ‘ieder document’ waaruit de nationaliteit van de minderjarige blijkt. Volgens de moeder wordt juist om een Nederlands verblijfsdocument gevraagd.
4. De vader bestrijdt het beroep en verzoekt het hof het beroep van de moeder ongegrond te verklaren en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
5. De vader stelt dat de noodzaak voor het verkrijgen van een paspoort voor de minderjarige ontbreekt. De minderjarige is in zowel het Nederlandse paspoort van de vader als in het Marokkaanse paspoort van de moeder bijgeschreven en kan volgens de vader, mits vergezeld door één van de ouders, vrij reizen. Daarnaast betoogt de vader dat de moeder de Nederlandse nationaliteit van de minderjarige met andere documenten dan een paspoort kan aantonen en dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat een eigen paspoort van de minderjarige een extra conflictmiddel tussen partijen kan opleveren. Voorts stelt de vader dat de moeder het Marokkaanse consulaat verkeerd heeft geïnformeerd omdat het in casu niet gaat om het verkrijgen of kunnen aantonen van een Nederlandse verblijfsvergunning. De minderjarige beschikt al over de Nederlandse nationaliteit. Verder merkt de vader op dat het niet mogelijk is om als kind over een eigen paspoort te beschikken en gelijktijdig bijgeschreven te staan in het paspoort van de ouders. Het is het een of het ander, aldus de vader.
6. Het hof overweegt als volgt.
7. Bij de beoordeling van een verzoek tot vervangende toestemming ter verkrijging van een reisdocument neemt de rechter die vruchteloos een vergelijk tussen de ouders heeft beproefd, een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
8. Partijen zijn door het hof in de gelegenheid gesteld om in onderling overleg tot een oplossing van hun geschil te komen, hetgeen niet is gelukt.
Het hof is van oordeel dat op grond van de stukken voldoende aannemelijk is geworden dat het belang van de minderjarige om een Nederlands paspoort te verkrijgen onder meer is gelegen in het feit dat daarmee bij grensoverschrijding aan de douane ondubbelzinnig en gemakkelijk kan worden aangetoond dat de minderjarige de Nederlandse nationaliteit heeft.
Daartegenover heeft de vader gesteld dat een eigen paspoort voor de minderjarige tot conflicten tussen de ouders aanleiding zal geven. Naar het oordeel van het hof dient deze stelling als onvoldoende onderbouwd te worden gepasseerd.
Het hof is ook niet gebleken van andere omstandigheden die nopen tot het oordeel dat de vader een rechtens te respecteren belang heeft bij zijn weigering toestemming te verlenen voor een paspoort voor de minderjarige. Het hof neemt voorts in aanmerking dat vanaf 26 juni 2012 alle bijschrijvingen van kinderen in paspoorten van ouders zullen vervallen en dat alle kinderen dan over een eigen paspoort dienen te beschikken.
Gelet op het voorgaande zal het hof de bestreden beschikking vernietigen en het inleidend verzoek van de moeder alsnog toewijzen.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking en opnieuw beschikkende:
verleent [de moeder], wonende te [woonplaats], bij gebreke van toestemming van [de vader] wonende te [woonplaats], vervangende toestemming voor het aanvragen van een Nederlands paspoort ten behoeve van het minderjarige kind
[naam], geboren op [geboortedatum] 2004 te [geboorteplaats in Spanje]
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Van Leuven, De Haan-Boerdijk en Hulsebosch, bijgestaan door mr. Vergeer-van Zeggeren als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 januari 2011.